Hoe kan de overheid het verloren vertrouwen terugwinnen? Laat architecten bij elke versterking de bewoners van ontwerp tot oplevering bijstaan, schrijft Rijksbouwmeester Francesco Veenstra.

Regelrecht gebakken uit de vruchtbare klei. In een beroemd schilderij van De Ploeg-schilder Johan Dijkstra zien we een kerkje op een wierde. Het Kerkje te Oostum, zoals het werk heet, kleurt prachtig rood. Het is opgetrokken uit de rode baksteen waarmee de meeste huizen vroeger in dit gebied werden gebouwd.
Architecten bestuderen de karakteristieken in het landschap, of die nu steden, dorpen of het ommeland betreffen. Ingrijpen in het landschap begint met het landschap lezen. Wat is het specifieke karakter van de huizenbouw? Uit welke lagen is de grond opgebouwd? Architecten willen weten hoe de straten, wijken, dorpsgezichten zo zijn gegroeid. Door dat in kaart te brengen, leren we ook over de maatschappelijke geschiedenis. Hoe zijn de sociale relaties? Waarmee wordt het geld verdiend? En hoe verhoudt het gebied zich tot andere delen van Nederland? Een architect plaatst een ontwerp niet alleen in een ruimtelijke context, maar is bovendien opgeleid om van de start van het ontwerp tot aan de oplevering gebruikers en opdrachtgevers te begeleiden. Daardoor kan hij het verschil maken.

HET TIJ KEREN

Uit de gebiedsbiografie die ik over het aard­bevingsgebied laat maken, leer ik hoe hier het land letterlijk werd gewonnen uit het water, en hoe die rijke grond en bodem voor de Groningers eerder een vloek bleek te zijn dan een zegen. Terwijl de rest van Nederland profiteert, zitten de Groningers met scheuren en zorgen.
De gaswinning is het voorlopige sluitstuk in die Gronings gebiedsgeschiedenis. Ze heeft vanaf de eerste vondst in Slochteren – in de jaren vijftig vorige eeuw – heel Nederland van warmte voorzien. Letterlijk en figuurlijk: de gasbaten voedden decennialang onze nationale schatkist, de welvaart van Nederland steeg en de fossiele industrie profiteerde rijkelijk. Maar in Groningen ‘scheurd’n ons de hoezn’, zoals Marlene Bakker zingt. Dáár werden de mensen die de schade vergoed wilden krijgen zelfs jarenlang het bos in gestuurd. Totdat de overheid, Shell en Exxon, gezamenlijk aandeelhouder van de NAM, er in 2012 niet meer omheen konden.
We hebben inmiddels een parlementaire enquête gehad die pijnlijk duidelijk heeft gemaakt hoe de verhoudingen lagen en tot welk regionaal trauma dit heeft geleid. We zagen aan de ene kant mensen als boer Nijhoff, die vijf jaar had moeten procederen voordat hij de schade aan zijn huis na de aardbeving in Huizinge vergoed kreeg. En aan de andere kant waren er de bestuurlijk betrokkenen, die vooral hadden gesteggeld over de vraag wie er financieel en juridisch aansprakelijk waren.
De conclusies moeten nog neerdalen in het eindrapport, maar wat vaststaat is dat het belang van de bewoners de afgelopen jaren nooit voorop heeft gestaan.

Ook ik heb, ter plekke, het tergend langzame, overgecompliceerde proces gesignaleerd. Aan de ene kant staat de noodzaak om huizen te beveiligen. Aan de andere kant staat de noodzaak de schade af te handelen. De bureaucraten hebben die twee samen­hangende zaken ondergebracht in twee gescheiden loketten. Door de vele gesprekken die ik voerde, merkte ik hoe mensen daarin gemangeld worden. Ik zie het dan ook als mijn opdracht om als Rijksbouwmeester niet alleen te adviseren en te helpen om het versterken van huizen in het aardbevingsgebied ruimtelijk vorm te geven. Maar ook – en dat is nieuw voor mijn rol in dit dossier – om de gedupeerde bewoners concreet bij te staan bij de ingewikkelde ’verbouwing’ van hun thuis. Daar staan ze al veel te lang alleen voor.
Ik ben ervan overtuigd dat de overheid het tij voor de Groningers kan keren door deze uit het lood geslagen wederkerigheid in wérkelijke wederkerigheid te veranderen. De enige manier om dat echt en rap voor elkaar te krijgen is om als overheid naast de bewoners te gaan staan, met de professionele hulp van de architect.
Zwalkend beleid, juridisch getouwtrek en veranderende spelregels vertalen zich in minstens 23 verschillende regelingen, vele overheidsloketten en inmiddels een leger aan managers om de zaak te beheersen. Ondertussen zit de bewoner met scheuren in zijn huis en/of heeft hij een als onveilig aangemerkte woning. En is hij de enige bij wie álles samenkomt: de enige die overzicht kan hebben en de historie van zijn eigen dossier kent. De enige dus ook die langs al die loketten moet en continu aan nieuwe medewerkers zijn verhaal moet vertellen. Het schrijnende beeld dat staatssecretaris Vijlbrief onlangs heeft geschetst van een bewoner die bij hem binnenkwam, met in beide handen een boodschappentas vol met ordners, herken ik volledig.
En zoals gezegd, het verhaal van Groningen kan evengoed nog een positieve wending krijgen. Er is voldoende geld, de overheid wil nu ruimhartig herstellen. Maar met elke nieuwe procedure die wordt opgetuigd om uit het bureaucratische moeras te komen, zakken de bewoners er steeds verder in weg. De Nationale ombudsman stelde recent dan ook: ‘Ondanks goede bedoelingen van de overheid gaat het niet goed. We krijgen nu in een half jaar meer klachten dan over heel vorig jaar.’ In 2018 moest de Nationaal Coördinator Groningen al zo’n 30 duizend huizen versterken. Daarvan is het merendeel nog steeds niet aangepakt.
Het verschil dat architecten kunnen maken bij de versterking, blijkt uit het werk van De Toeverlaat. Dat is een groep van ruimtelijk adviseurs en ontwerpers die in 2018, op eigen titel, naar het dorp Overschild is getogen om de bewoners van de straat Meerweg collectief te helpen. Dat begon met het ijs breken in het dorpshuis, geconfronteerd als De Toeverlaat werd met bewoners die tegen hun zin nieuwbouwhuizen moesten laten bouwen. Murw van alle problemen waar die toen al mee hadden moeten dealen, boden ze aanvankelijk veel weerstand. Pas na één-op-ééngesprekken met de bewoners en na verschillende groepsbijeenkomsten, lukte het de architecten om de mensen van Overschild te helpen de mogelijkheden te zien en hun eigen wensen scherp te krijgen. Zo wisten zij het vertrouwen te winnen.
Een inmiddels bekende bewoonster van deze straat, Klaasje Pen, vertelde een van de architecten dat ze graag elementen van haar oude huis wilde meenemen naar haar nieuwe woning. De suitedeuren bijvoorbeeld, die zo’n speciaal geluidje maakten. En de rode bakstenen. Met de architect die haar begeleidde, kwam ze op het idee die stenen in haar nieuwe gevel te metselen. De suite­deuren werden slaapkamerdeuren en verloren hun karakteristieke geluid niet. Zo kan ze haar oude huis in het nieuwe – waar ze inmiddels woont – nog elke dag aanraken.
Omdat het dorp een kruisvorm heeft, met straten aan de voorkant en weilanden aan de achterkant, leek het sommige bewoners mooi om de ingang van het huis aan de tuinkant te plaatsen. Tot de architecten hen erop wezen dat een huis zonder voordeur, in noodsituaties, tot verwarring kan leiden. De oplossing: een nieuw karakteristiek Gronings huis dat van voor naar achter vervormt; Gronings metselwerk aan de straatkant en meer vrije en open ontwerpen aan de kant van het landschap.

NARRATIEVE VERBEELDING

In de huidige versterking staat aan de voor­kant een constructeur die alleen over veilig­heid gaat en aan de achterkant een aannemer die zich louter met de bouw bemoeit. Een architect is nu juist iemand die van ontwerp tot oplevering – dus tijdens het hele proces – aanwezig is, zodat bewoners er niet in hun eentje aan moeten trekken. Het hoort ook bij het vak om alle belangen af te wegen. Om met de bewoner te spreken over wensen en zorgen, met de gemeente over de regels, met de aannemer over de uitvoering en de bouwkosten, en met de constructeur over de sterkte van de woning.
Tot slot plaatst de architect het ontwerp in een ruimtelijke context: tussen de andere woningen in een straat, wijk of dorp. Leidend is daarbij steeds de vraag: wat is in het belang van de bewoner?
Wat de architecten van De Toeverlaat later van de bewoners aan de Meerweg hebben teruggekregen, is precies dat. Voor het eerst in al die jaren hadden die het gevoel dat er iemand écht met hén meedacht. Dat iemand luisterde en door hún bril naar de werkelijkheid keek. De Amerikaanse rechtsfilosoof Martha Nussbaum zou dit ‘narratieve verbeelding’ noemen. In haar boek Not for Profit beschrijft ze die als het vermogen om te bedenken hoe het voelt om in de schoenen van een ander te staan, om intelligent zijn verhaal te lezen en zijn emoties, dromen en verlangens te begrijpen. Door de architect, die dit vermogen vakmatig heeft, in stelling te brengen bij iedere versterking, kan de overheid een begin maken met het herstel van vertrouwen. Daar ben ik oprecht van overtuigd.

Bij het College van Rijksadviseurs kijken we op dit moment naar Nederland over honderd jaar. Door over de toekomst na te denken, kun je terugredeneren naar de bouwopgaven waarvoor we nu staan. En zo kom ik terug bij het schilderij Het kerkje van Oostum. Bij het mooie platteland van Groningen, zoals geschilderd door de kunstenaars van De Ploeg.
Als we niet willen dat de toekomstige bewoners van het aardbevingsgebied over honderd jaar nog last hebben van de mentale schade bij hun ouders en grootouders, én als we het karakter van dit landschap willen behouden, moeten we de architect nú in stelling brengen. Staand aan de zijde van de bewoners zal ik mij hier als Rijksbouwmeester de komende tijd hard voor maken.

Francesco Veenstra werkt als architect bij Vakwerk Architecten. In 2021 is hij Floris Alkemade opgevolgd als Rijksbouwmeester.