Ook de unieke duinnatuur van Terschelling heeft last van de stikstofproblematiek. Staatsbosbeheer beschermt het eiland met grof en dan weer aaibaar geschut, met goede resultaten. Helaas zal de natuur nog niet op eigen benen kunnen staan zolang er geen ingrijpende keuzes op vasteland worden gemaakt.

‘Daar staan al een paar collega’s te grazen’, zegt adviseur terreinbeheer Jan Meijer terwijl hij zijn sleutel uit het slot van zijn elektrische fiets trekt. Meijer – stevige buitenjas, grote verrekijker op de borst – wijst naar een schelpenpad door de duinen waar een handvol pony’s met donkerbruine vachten en lichte snuiten net de weg over steekt. ‘Dat zijn de Exmoor pony’s, die hebben we hier uitgezet om de grassen in toom te houden.’ 

Joeri Lamers, de publieksboswachter van het eiland, plukt even verderop een jong dennenboompje uit de grond. ‘Anders staat het hier straks helemaal vol.’ In een groot deel van het duingebied op de westkant van Terschelling heeft Staatsbosbeheer grazers uitgezet om de invloed van stikstof tegen te houden. De dieren vreten de wildgroeiende grassoorten weg, en maken al stoeiend en rollend weer kale plekken in het dichtgegroeide duinlandschap. Bijkomend voordeel: ze zijn aandoenlijk genoeg dat niemand het ze kwalijk neemt als ze in de weg lopen. 

Meijer en Lamers schuwen ook zwaardere ingrepen niet, verderop in de duinen zien we hoe een bulldozer bezig is de eerste duinenrij kaal te woelen.

Stikstof op de eilanden

De stikstofproblematiek werd in 2019, na de negatieve uitspraak van de Raad van State over het Programma Aanpak Stikstof, plotsklaps één van de grote politieke kwesties. Bouwprojecten kwamen stil te liggen, de maximumsnelheid op de snelwegen ging omlaag. Sinds dit jaar is er zelfs een aparte minister voor Natuur en Stikstof. 

Hoewel de stikstofneerslag op land – bijvoorbeeld in het oosten van Fryslân – vele malen groter is, verstoort de uitstoot ook op de Waddeneilanden de natuurgebieden. ‘De duinen van de Wadden zijn kalk- en voedselarm en daarmee extra gevoelig voor stikstofneerslag’, aldus Lamers. 

Stikstofuitstoot is niet te herleiden tot een enkele bron, dat maakt de politiek eromheen ook lastig. De stikstof op Terschelling is grotendeels afkomstig van de landbouw aan de vaste wal, goed voor zo’n 12 tot 26 procent. De rivieren dragen die mee de Noordzee in, die het op zijn beurt meedraagt naar de Waddeneilanden. ’Tussen de 3 en 9 procent van de vervuiling op Terschelling is te herleiden naar de zware scheepsvaart in de buurt. Een aanzienlijk deel, variërend tussen 22 en 69 procent, is afkomstig uit het buitenland.’ 

Wat vaak stikstof wordt genoemd, is eigenlijk een verzameling chemische verbindingen waar het stikstofelement in voorkomt, zoals nitraat en ammoniak. De stoffen verdampen en waaien over de eilanden, waardoor de grond verzuurt en veel meer voeding krijgt. Duinplanten kunnen in een schraal milieu overleven, omdat ze klein zijn en langzaam groeien. Maar door de extra voeding nemen snelle groeiers als grassen en struiken het over en raakt de duinvegetatie overwoekerd.

Het kantelpunt

Op Terschelling slaan grofweg sinds de jaren tachtig ongewenste hoeveelheden stikstof neer. ‘Eind jaren tachtig zag je een kantelpunt, op veel kale plekken in de duinen werd het groen van de grasgroei’, legt Meijer uit. Verder fietsend en wandelend bereiken we een gebied dat pas sinds kort begraasd wordt. Een tiental geiten tilt de hoofden op en stort zich dan weer op de grassen. Er is nog geen kale plek te ontdekken. De typische duinvegetatie, met veel lage begroeiing zoals rendiermos en duinviooltjes, is op veel plekken volledig overwoekerd door een stugge laag hoge grassen, die zeer goed gedijen in de door stikstof verstoorde grond. ‘Kijk hier, één brok graswortels’, zegt Meijer terwijl hij met de punt van de schoen vergeefs beweging probeert te krijgen in een klomp helmgras. 

Sindsdien probeert Staatsbosbeheer met man, macht en paarden de oude duinvegetatie te beschermen, met goede resultaten op plekken waar ze al langer maatregelen nemen. Zo zijn op meerdere plekken in de duinen weer korstmossen te bewonderen. ‘In de duinen zit een enorme rijkdom aan soorten, die je nergens anders vindt. Er zijn bijzondere duinviooltjes, parelmoervlinders en tapuiten’, zegt Lamers. De laatste, een zangvogeltje dat hier in verlaten konijnenholen broedt, is in Nederland sterk bedreigd, maar heeft hier in de duinen weer meer broedparen sinds er begraasd wordt.

Grof geschut

We komen aan op het kalm ogend strand aan de noordwestkant van Terschelling. Het waait zachtjes en de zon schijnt, maar aan de onderkant van de duinen is nog te zien hoe een zware storm twee weken geleden een groot deel ervan afkalfde. Als we omhoog kijken zien we een man op een grote gele bulldozer het duin verbouwen. Lamers is al lang en breed in gesprek met de chauffeur als de rest van het gezelschap licht hijgend en met vermoeide kuiten boven staat. 

Een andere manier waarop de natuurbeheerder het eiland namelijk veerkracht geeft, is het terugbrengen van een ooit verdwenen dynamiek: de zandverstuiving. De machinist legt net de laatste hand aan het grasvrij maken van een grote strook duin. Na het verwijderen van het helmgras, kan de wind het zand te pakken krijgen en het over het eiland verspreiden. ‘Dat betekent niet dat alles weer volledig in de verstuiving komt’, voegt Lamers toe om bezorgde eilandbewoners gerust te stellen. 

Het stuivende zand zorgt er in het achterliggende duingebied voor dat de stikstof geen poot aan de grond krijgt, omdat het vol zit met oude schelpresten en ander kalkrijk materiaal. Kalk is belangrijk voor de duinvegetatie, die maakt de grond minder zuur. En aan het oppervlak bindt de kalk aan de stikstof en andere voedingsstoffen, om vervolgens door regenwater verder de grond in te spoelen. Daardoor houdt het de bovenste grondlaag voedingsarm.

Oud beheer ongedaan maken

Het herintroduceren van de zandverstuiving is nogal een ommezwaai vergeleken met eerder beheer. Ooit is er namelijk veel werk gestopt in het planten van bossen en helmgras, en de aanleg van kunstmatige duinen. ‘Woeste gronden, noemden ze dit’, zegt Meijer. ‘Staatsbosbeheer is ooit opgericht om dit soort gebieden te ontginnen en om bossen aan te planten.’

Het eiland was lange tijd een enorme open vlakte, vertelt Meijer. Dat was evenmin een compleet natuurlijke situatie, koeien en paarden vraten de duingebieden kaal en veel begroeiing werd gekapt en meegenomen als brandhout. Het was een tijd waarin een duin in zestig jaar tijd anderhalve kilometer kon opschuiven en het stuivende zand overal op het eiland tot irritatie leidde bij de bewoners. 

Eilanders en beheerders probeerden op allerlei manieren het zand vast te leggen. Vanaf de negentiende eeuw begon dat steeds beter te lukken. Om de zoveel tijd drukt de stroming een nieuwe zandplaat tegen het eiland. Zodra het weer zover was, haastten mensen zich ernaartoe om met rietschermen of takken zand op te vangen en stuifduinen te creëren, die vervolgens met helmgras beplant en vastgelegd werden. Hele stukken West-Terschelling zijn op die manier in cultuur gebracht. 

‘Het ziet er een beetje uit als wegenbouw,’ vertelt Lamers over de bulldozer, ‘maar feitelijk buigen we hiermee vroeger beheer om.’ De werkzaamheden in de duinen worden betaald vanuit het geld dat vrijkwam na het rapport van commissie Remkes in 2020 – de huur van de bulldozer is zo’n 10.000 euro voor twee weken werk. 

‘Als je de kerven in de duinen met rust laat, groeien ze weer dicht’, aldus Lamers. De bulldozer laat nog veel plantenwortels achter, die ooit weer de kop opsteken. ‘Moet je hier dan altijd met kranen en bulldozers de boel openhouden? Dat kan je niet eindeloos blijven doen en zorgt ook voor extra CO2- en stikstofuitstoot.’ Maar niets doen is ook geen optie, aldus Lamers, want dan verdwijnen veel plant- en diersoorten die aan de duinen gebonden zijn.  

Bron aanpakken

Lamers en Meijer branden zich de vingers niet aan uitspraken over waar de verantwoordelijkheid ligt voor de problemen, maar de rondleiding over het eiland geeft de indruk dat veel van het werk niet nodig zou zijn als op het vasteland stevigere keuzes gemaakt zouden worden. Minder uitstoot zou de natuur simpelweg ontlasten.

Het beheer op Terschelling werpt desondanks zijn vruchten af, daar waar kale plekken zijn gemaakt en Meijers ‘medewerkers’ grazen, voelt en ruikt het onmiskenbaar als duingebied.