Volgens de Friese dijkgraaf heeft de overheid zich opzij laten duwen en legt ze vooral vast wat al is gerealiseerd. Paul van Erkelens zelf wil dat bewoners op onorthodoxe wijze droge voeten hebben, plus voldoende water.

‘De sprong naar de toekomst, die moet de basis zijn’, vindt dijkgraaf Paul van Erkelens van Wetterskip Fryslân. Hij maakt zich druk over de klimaatverandering, over de dijken en over de gevolgen voor het landschap. ‘De functie van water moet opgepept worden’, luidt zijn conclusie. Enkel een dijkverhoging van enkele meters als antwoord op de zeespiegelrijzing is hem te kort door de bocht. Andere oplossingen zijn ook mogelijk. ‘We zullen moeten nadenken over het landschap voor de toekomst. Ook over welke natuur bij de toekomstige klimaatdoelstellingen hoort.’

Een waterschap is er niet alleen om de polders droog te houden tegen zo laag mogelijke kosten. ‘Lage kosten’, daarop zetten de partijen voor de waterschapsverkiezingen steevast in. ‘Vreselijk’, verzucht de dijkgraaf. ‘Het zou niet meer alleen moeten gaan om tarieven.’

De kostendiscussie raakt hem in de ziel: ‘We zitten voor een habbekrats in het veiligste deltaland van de wereld.’ En de klimaatverandering vraagt veel van de waterschappen. Het gaat om veiligheid, maar ook om droogte, zoetwaterbuffers, verzilting van de Friese en Groninger kleigronden en overlast door extreme hoosbuien.

Geen enkele partij maakte tot vier jaar geleden het klimaat tot inzet van de verkiezingen. Er is in korte tijd veel veranderd, constateert Van Erkelens. Nu geven de waterschappen in een jaar 1,6 miljard euro uit, honderd euro per inwoner. ‘Het waterschap heeft het klimaat omarmd. Dat is ook helemaal niet zo gek. Het is immers ons bestaan.’ Hij waarschuwt alvast: ‘Het gaat niet meer voor een dubbeltje op de eerste rang.’ Hij vindt dat het de hoogste tijd is om eerlijk aan burgers te vertellen dat ze wat meer moeten betalen.

De impact op het landschap zal groot zijn, vreest hij. ‘Je moet als overheid de regie nemen en zorgen dat alle puzzelstukjes op hun plaats vallen. Je hebt het over dijken, over klimaat, over landbouw, zonneparken, windmolens, veenweide, wat je al niet kunt bedenken.’

Van Erkelens is hard in zijn oordeel: ‘De overheid heeft hier haar functie verkwanseld in de afgelopen dertig jaar. Vroeger kijk ze vanuit een visie naar de toekomst. Nu is de ruimtelijke ordening afhankelijk van economische ontwikkelingen die op enig moment toevallig optreden en waar we dan ook weer achter de feiten aan lopen. Ze is verworden tot een instrument dat vastlegt wat er al is gerealiseerd.’ Ergernis kan hij niet verbloemen. ‘We kunnen constateren dat we op een aantal terreinen volstrekt doorgeschoten zijn.’

Een waterschap is voor een groot deel afhankelijk van het ruimtelijk beleid van de provincies en het Rijk. Maar ondertussen gebeurt er van alles in het landschap. ‘Ik krijg bij herhaling de vraag om zonnepanelen op de zeedijken te leggen. Dan zeg ik: “Pas op. Begin nou eerst op de daken.”’

De dijkgraaf beklemtoont de belangrijke rol van de boeren, de grootste groep landschapsbeheerders. Voortdurend probeert hij de tegenstelling tussen landbouw en natuur weg te nemen. ‘We kunnen de boeren wel verguizen, maar daarmee ontkennen we dat zij belangrijke beheerders van ons landschap zijn. Zonder de boeren zouden wij niet kunnen. Het helpt niet als we te veel met het vingertje wijzen. Als we willen dat het landschap verandert, moeten we ervoor zorgen dat boeren in staat zijn om dat te veranderen.’

Er is ook voortschrijdend inzicht bij boeren, constateert Van Erkelens. Bij zijn komst als dijkgraaf in 2004 naar Friesland zag hij tot zijn schrik slootwaterstanden van 1,40 meter onder normaalpeil. ‘Daar zijn ze helemaal vanaf. De boeren koesteren het water in de grond, onder andere vanwege de strijd tegen verzilting.’

De natuurlijke waarden van het landschap mogen bij landgebruik wat vaker de doorslag geven, vindt Van Erkelens. Met bemaling lijkt ieder laag gelegen stuk land nu voor elke teelt geschikt. Voorheen maakte de boer daarin onderscheid. De felle hoosbuien tonen de kwetsbaarheid.
Inspiratiebron

Het project Sense of Place van Oerol-bedenker Joop Mulder vormt voor Van Erkelens een kristallisatiepunt voor de toekomst. Natuur, cultuur en landschap vormen de bouwstenen. Daarmee samenhangende kunst, zoals het spektakel De Stormruiter, helpt de boodschap over water, klimaat en dijken over het voetlicht te brengen.

‘Een voor ons volstrekt andere manier van werken.’ Dat is de meerwaarde van Culturele Hoofdstad LF2018, vindt hij. ‘We hebben ontdekt dat het beter werkt als we onze boodschap verpakken in een cultureel sausje dan dat een duffe dijkgraaf in een zaaltje een verhaaltje vertelt. Als we ons verhaal met de gemeenschap samen ontwikkelen, hebben we een groot aantal ambassadeurs.’

Hij ziet het als een opdracht om Dijk van een Wijf van Nienke Brokke bij Holwerd gerealiseerd te krijgen. ‘Dan zet je een kunstwerk in voor de toekomst. Dat is een mooi punt voor ons werk voor de komende vijftig jaar.’ Het duurt lang om het vrouwelijk naakt van honderd meter lengte en twintig meter hoogte als dijklichaam en icoon op zijn plaats te krijgen en daarmee het verhaal van zachtere dijken te vertellen. ‘Mensen zien het als een speeltje van Mulder, maar het is veel meer dan dat. Sense of Place hoort een onderdeel te vormen van een filosofie en van innovatie. Bij ons is daarvoor het proces laat op gang gekomen. Ik hoop dat na de verkiezingen de partijen een andere mindset zullen hebben.’