Zeg Friesland en je ziet het kenmerkende landschap voor je: nat, weids en met hoge luchten. Maar veen en water verdwijnen uit de polders. Er is een omvangrijk deltaplan nodig om Friesland weer volle sloten te geven. Dat past niet alleen beter bij de Friese identiteit, het is ook beter voor het klimaat. De operatie vraagt op termijn miljarden euro’s en vooral anders denken.

‘Door de grootschaligheid van de ruilverkavelingen is het water uit de Friese landerijen verdwenen’, constateert dijkgraaf Paul Erkelens van Wetterskip Fryslân. Hij wijst op de verschillen met de veenweidegebieden in de Hollandse provincies: ‘Dan zie je water, met veel smallere kavels.’ Het Friese veenweidegebied zakt steeds verder weg. De schatting is dat in de afgelopen halve eeuw tijd een kwart van het veen verloren is gegaan.

Oxidatie en klink zijn de boosdoeners. Het proces is moeilijk abrupt te stoppen en zal nog een tijd doorgaan. Eigenlijk hoort het veen een soort spons te zijn die is volgezogen met water. Sloten die tot aan de rand vol staan met water houden de buffer in stand. Boeren prefereren nu een peil van minstens zestig centimeter beneden het maaiveld. Diepontwatering blijkt onvermoede consequenties te hebben voor natuur en milieu, en ook voor burgers. De oxidatie van het veen heeft ook een immense uitstoot van kooldioxide tot gevolg, een van de boosdoeners van de opwarming van de aarde. Het Friese veenweidegebied leidt tot een emissie van 1,7 miljoen ton CO₂. Het is vergelijkbaar met 2 miljoen auto’s. In volume is kooldioxide de ergste van de broeikasgassen.

De provincie heeft in het verleden tientallen miljoenen euro’s gestoken in gemalen en kanalen. De boodschap van de waterschappen was al die tijd: een lager waterpeil is nodig om intensief landgebruik mogelijk te maken. De gevolgen zijn ernstig. In een halve eeuw tijd is een kwart van het veen verloren gegaan. Wat weg is, blijft weg.

Zeg niet dat de bestuurders het niet wisten. Al in 1977 heeft het provinciaal bestuur een uitgebreid verslag in de lade liggen over voor- en nadelen van peilverlaging en over de gevolgen, zoals inklinking van het veen, verzakte huizen door rot van houten funderingen, ingezakte wegen en de consequenties voor vogels, vissen en planten. Er is toen niets mee gedaan.

Tien jaar later zet landbouwminister Gerrit Braks een streep door verdere peilverlagingen. Een toenmalige burgemeester is furieus en noemt het verbod een ramp voor het boerenbedrijf. Schamper merkt hij op dat ondanks een peilverlaging ‘de bloemetjes in het land heus wel zullen blijven’. De werkelijkheid is anders.

Fryslân leeft onder eigen gezag. Het waterpeil in de sloten ligt al veel langer dertig centimeter lager dan in andere delen van het land. Na nieuw onderzoek door provincie en Rijk komt er in 2001 een bestuursconvenant: geen peilverhoging tot 2007. Deze afspraak is anno 2018 nog steeds van kracht. Noch provincie noch waterschap beweegt.

Bij de eeuwwisseling hebben honderden huizen scheuren en verzakte muren door de forse peilverlagingen in de polder. De bodem daalt jaarlijks anderhalve centimeter. Er volgen studies, projecten en in 2004 een eerste Veenweidevisie. Twee jaar later komt er een maatregel. Boeren die voor maïsteelt peilverlagingen van 50 tot 120 centimeter wensen, krijgen voortaan nul op het rekest. Het water in de polders gaat echter niet omhoog en de provincie wil de schade aan huizen en wegen niet vergoeden.

De machtige boerenlobby doet ook hier zijn werk, tot diep in het bestuur van het waterschap en evenzo in de provinciale politiek. In het CDA en de VVD hebben de boeren vanouds trouwe bondgenoten. CDA-gedeputeerde Sietske Poepjes loopt op kousenvoeten bij dit politiek zeer beladen vraagstuk. Volgens haar is er alleen een oplossing te vinden volgens de Friese methode: betrokken partijen moeten net zolang praten totdat ze het eens zijn. Dat kan nog even duren.

Het waterpeil zou fors omhoog moeten in de nog rijke veenpolders om het tij te keren. Niet alleen water in de sloten, maar eigenlijk water op het land. Denk aan hooilanden zoals we die nog kennen in grote, woeste gebieden als de Rottige Meenthe bij Spanga, De Deelen bij Heerenveen en De Alde Feanen bij Earnewâld.

In deze contreien vallen ook de grote verschillen te zien met de omliggende polders. De natte landerijen in de natuurgebieden lijken er vreemde, verhoogde enclaves, vergeleken met de naastliggende Grote Veenpolder, die door vervening, inklinking en oxidatie meters lager is komen te liggen. In de diepste delen is het niveau 2,5 meter gezakt.

Niemand verantwoordelijk

Het landschap heeft zich moeten voegen naar de eisen van de moderne landbouw. Pas de laatste jaren komt er een kentering in het denken. Het provinciaal bestuur legt andere accenten. Het doel is om de boeren mee te krijgen in innovaties en andere werkwijzen die onder andere leiden tot meer planten en dieren in het open landschap.

Voorlopig blijft het bij voorzichtige onderzoeksprojecten, waarvoor de provincie, het waterschap en Rijk mondjesmaat geld uittrekken. De veenweideproblematiek vindt erkenning, maar niemand neemt de verantwoordelijkheid en toont daadkracht. In het achterhoofd van bestuurders spookt bovendien de vrees voor hoge kosten.

De Friese gedeputeerde Johannes Kramer ziet een gemeenschappelijke opdracht. ‘Die past bij ons als provinciebestuur, omdat we dicht bij de mensen staan. Dat gaat niet van: Gij zult.’ Hij waarschuwt voor een discussie als over Zwarte Piet, met verharde standpunten. ‘We moeten met zijn allen de boeren helpen bij het beheer van het landschap.’

Nationaal beleid nodig

Een grote ommezwaai om het veen te redden, die bepleit landschapsarchitect Paul Plambeck van Buro Sant & Co. ‘Het is tot nog toe vooral een kwestie van pappen en nathouden. Fixatie op hoe het nu is, dat brengt niet de oplossing.’ Na studie van de veenweideproblematiek heeft hij een ingrijpende visie ontwikkeld. Het water in de polders moet omhoog en snel ook. Met zijn onderzoek ‘Het Friese land vol eer en roem’ heeft Plambeck een steen in de vijver gegooid. Op dezelfde voet doorgaan is volgens hem desastreus. Hij heeft zich verdiept in de vraag welke landbouw er mogelijk is bij vernatting van de veenbodem. In zijn scenario kunnen alle melkveebedrijven behouden blijven met de inzet van circulaire landbouw en natte teelten. Met een zelfvoorzienend bedrijfssysteem zijn de cirkels van voer, mest en energie gesloten. Kroosvaren als bijzonder eiwitrijk voedergewas wordt dan de toekomst.
Kan het land niet zonder het veen? Plambeck: ‘Het veen is nu nog onze vruchtbare bodem waarop alles kan groeien en bloeien. Als het verdwijnt zitten we op het arme zand of keileem. We raken ook de sponswerking kwijt voor het water. En het heeft grote gevolgen voor het karakteristieke landschap, dat in oorsprong nat en moerasachtig is. De polders zijn een deel van onze identiteit geworden.’

‘Er is nationaal beleid nodig’, betoogt Plambeck. Het is te kort door de bocht om de boeren verantwoordelijk te houden, ook al hebben die in de waterschappen wel de grootste invloed gehad bij de besluiten om het waterpeil in de polders zo ver omlaag te brengen. ‘Ze zijn verwend geraakt. Techniek en wilskracht hebben hoogst efficiënte melkveehouderij op de veengronden mogelijk gemaakt.’ Zijn conclusie: ‘Het is te veel uit de hand gelopen.’

‘Het landschap hoort voortaan bij ons handelen centraal te staan’, zegt de landschapsarchitect. ‘We zijn te veel losgeraakt van de natuurlijke processen. Het is de mens eigen om de natuur naar zijn hand te zetten.’ Hij bepleit aandacht voor de schoonheid van het oorspronkelijke moerasachtige veenlandschap. Het huidige economische gebruik door de landbouwsector moet samengaan met een ‘natuurlijk’ gebruik van het landschap. Dat kan volgens Plambeck met nieuwe natte teelten, zoals van eiwitrijk kroosvaren.

Paalrot

De Veenpolder van Echten illustreert de ernst op een andere manier. Het meeste veen is inmiddels verdwenen. De karakteristieke, op houten palen gebouwde veenderijhuisjes langs de vaart naar het Tjeukemeer tonen de schade door de peilverlagingen in de polder in de vorm van verzakkingen en scheuren in de muren. Paalrot is er de boosdoener. In het hele Friese veenweidegebied zijn naar schatting drieduizend huizen met mogelijk dezelfde problemen.

Friesland investeert nu al 7,8 miljoen euro in de zoektocht naar oplossingen voor de veenweideproblematiek. En er komen nog nieuwe projecten bij, die een brede uitstraling kunnen hebben. In het gebied Aldeboarn-De Deelen verenigt It Lege Midden boeren met gezamenlijk 3.700 hectare land. Sinds 2015 zet de gebiedscoöperatie zich in voor agrarisch natuurbeheer, niet alleen voor de boeren, maar ook voor de burgers. De ambitie is om een maatschappelijke, verbindende rol te hebben.

Het draagvlak bij boeren om mee te doen bij de aanpak van de veenweideproblematiek moet nog groeien. Agrarische belangenorganisaties als LTO, NMV, Vereniging Polderbelangen en Friesch Grondbezit willen de resultaten van lopend onderzoek afwachten. Er ligt een groot vraagstuk: hoe kan de agrarische sector op veengrond toegroeien naar duurzaam en maatschappelijk verantwoord ondernemen met behoud van economische rentabiliteit? Een Veenweidefonds kan bijdragen aan de oplossing. Daarmee kun je boeren uitkopen of boeren en burgers schadeloos stellen.

Geef die koeien waterski’s

In het voorjaar van 2018 hebben de statenfracties van PvdA, GrienLinks, ChristenUnie, D66, Partij voor de Dieren en 50Plus met een groot deltaplan het Friese veenweidegebied opnieuw op de politieke agenda geplaatst. Het veenweidevraagstuk zet de tegenstellingen wel op scherp. Voor het CDA blijft de landbouwfunctie belangrijk. Het doet verhoging van het waterpeil af met ‘dan hebben de koeien waterski’s nodig’. Het vraagstuk vormt zeker een belangrijk thema bij de verkiezingen in het voorjaar van 2019.

‘Er is nu een momentum’, zegt PvdA-statenlid Hetty Jansen. Maar gaat de aanpak geen miljarden euro’s kosten? ‘Er zijn ook zoveel baten’, riposteert Jansen. ‘Het wordt tijd dat we aan het landschap een waarde toekennen. Dan is een hogere biodiversiteit een belangrijke bate. Het herstelplan vermindert de uitstoot van kooldioxide daarbij fors. Ook dat levert veel geld op.’
In ‘Het Friese land vol eer en roem’ schetst Plambeck niet alleen welke landbouw mogelijk is bij vernatting van de veenbodem. Hij ziet het ook voor zich. Een nieuwe schoonheid van het veenweidegebied: ‘Een nat en moerasachtig landschap, met behoud van de typisch Friese hoge luchten en weidse zichten.’

De spons vult zich

Boer Marten Dijkstra in Aldeboarn heeft de sloten wel vol staan. Op de walkant kan hij het water raken, het veen kan zich verzadigen. De jonge melkveehouder heeft passie voor zijn boerenbestaan en voor zijn land. Hij maakt andere keuzes dan veel van zijn collega’s door zijn land te vernatten en minder te bemesten. Die collega’s offeren het veen op voor zuivelproductie die hun bovenop de kostprijs maar een paar centen per liter melk oplevert. Dijkstra boert nu biologisch, zodat hij naar waarde krijgt betaald.

Bij wijze van proef heeft hij onderwaterdrainage aangelegd. Niet om het water af te voeren, maar om het over de hele breedte van het weiland te krijgen zodat de spons gevuld raakt. Het lijkt het ei van Columbus. De eerste resultaten zijn veelbelovend, stelt Dijkstra. Het onderzoeksproject met acht boeren loopt nog tot 2020. ‘Het gaat om nieuw perspectief’, beklemtoont hij.

Een volgende stap is dat meer van het 73.000 hectare grote veenweidegebied aan het infuus komt. Dijkstra heeft de rekensom al gemaakt: onderwaterdrainage kost minstens tweeduizend euro per hectare. ‘Dit is zo’n groot probleem, dit is een vraagstuk voor de hele maatschappij. Dit kun je niet alleen bij de boeren neerleggen.’

De urgentie van het veenweidegebied is ook doorgesijpeld in het bereikte Klimaatakkoord. Voor onderwaterdrainage komt een proefproject dat in 2019 begint en eindigt in 2021. Het moet duidelijk maken wat het kost om de CO₂-uitstoot in de veenweidegebieden substantieel te verminderen.

Dijkgraaf Paul van Erkelens heeft bedenkingen. ‘Dit betekent dat veel wateraanvoer nodig is voor in de polders, dat is bijna onmogelijk’, herinnert hij aan de toenemende zoetwaterschaarste. In het politiek gevoelig geworden veenweidedossier ‘zullen we resultaten moeten boeken’, vindt gedeputeerde Johannes Kramer. Hij hoopt met onderwaterdrainage een oplossing te hebben. ‘Die is belangrijk voor de identiteit van het gebied.’