Met een natte boel als in 1998 en 2012, en de droge zomer van 2018 is nut en noodzaak van het waterschap snel duidelijk. Een interview met Carla Alma van Noorderzijlvest.

‘Waterschap en landschap zijn aan elkaar verbonden’, betoogt Carla Alma, bestuurder van Noorderzijlvest. De transformatie van 1.700 hectare boerenland in natuurgebied De Onlanden helpt om droge voeten te houden. De natuur tussen Groningen, Leek en Peize kan nu veel meer water bergen – nuttig bij extreme regenval. Bovendien houden de Drentse beken het water langer vast doordat hun bovenlopen weer meanderen. ‘Het is ons belang dat we het heldere, van het Drents Plateau afkomstige water langer in ons gebied houden.’

De Onlanden is volgens Alma ‘een schoolvoorbeeld van hoe je het moet doen’. De provincie Drenthe en waterschap Noorderzijlvest hebben de handen ineengeslagen om zowel waterberging als natuur te realiseren. Na een relatief korte tijd van acht jaar voorbereiding hebben ze het echte werk in vier jaar uitgevoerd. Al in de natte winter van 2012 kon het waterschap het gebied benutten.‘We hebben het landschap op zijn kop gezet, maar het moest. Dit was hiervoor het gebied bij uitstek, het ligt al twee meter onder NAP.’
Maar ‘we zijn nog niet op orde met droge voeten’. Het waterschap en de provincie Groningen zijn nu bezig in het Westerkwartier ‘hetzelfde kunstje te flikken’. Waar De Onlanden een waterberging van 10 miljoen kubieke meter vormt – net zo veel als de hele Groninger boezem  – kan het Westerkwartier in de toekomst 7 miljoen opnemen. Alles in nauw overleg met de agrariërs. ‘Zij hebben een groot belang om het boerenlandschap te behouden’.

Bij een waterschap zitten de behartigers van boeren- en die van natuurbelangen aan dezelfde vergadertafel. ‘Ze staan soms tegenover elkaar, maar het grappige is dat ze elkaar ook vinden.’ Alma heeft namens WaterNatuurlijk sinds 2000 zitting in het bestuur van Noorderzijlvest, vanaf 2009 als lid van het dagelijks bestuur. ‘In al die jaren heb ik veel groene projecten kunnen binnenhalen. Denk aan beekherstel, vistrappen, natuurvriendelijke oevers, aan alles wat te maken heeft met de groene kanten van ons waterstelsel.’

Van oudsher vormt het waterschap een ‘boerenbolwerk’. De ‘geborgde zetels’, benoemd door belangenorganisaties als landbouworganisatie LTO, vertegenwoordigen nog altijd de agrarische belangen. Sinds 1992 hebben burgers een stem in het waterschap. ‘Toen werden ook de groene mensen wakker geschud.’

In het bestuur van Noorderzijlvest hebben de boeren vier plaatsen, bedrijven twee en natuur- en bosbeheerders een zetel. ‘Dat is totaal uit balans’, vindt Alma. Ze noemt Wetterskip Fryslân als voorbeeld van hoe het anders kan. Daar heeft iedere sector drie geborgde zetels. Ze pleit overigens voor alleen democratisch gekozen zetels.

Als boegbeeld van de Waddenvereniging was Carla Alma eraan gewend op de barricaden te klimmen. Nu sluit ze compromissen. Er zijn in de polders zoveel partijen die ‘aan touwtjes trekken’. Ze overlegt met gemeenten, provincie en in het bijzonder de boeren. Die hebben ongeveer drie kwart van het land in bezit. ‘Die moet je aan je zijde hebben.’ Het waterschap is van oorsprong vooral dienend en uitvoerend. Andere overheden bepalen de normen voor bijvoorbeeld de dijkhoogte. ‘Als het gaat om water, is het waterschap aan zet.’

De waterschappen hebben een missie voor de lange termijn, erkent Alma. ‘Het gaat erom mensen bewust te maken.’ Volgens haar is er in een kwarteeuw veel veranderd. ‘Iedereen zit met de vraag: hoe pakken we klimaatverandering aan? Mensen zijn er inmiddels wel van overtuigd dat er iets moet gebeuren.’

De veiligheid van de bewoners achter de zeedijken staat voorop, daarover bestaat geen enkele twijfel. Er moet volgens haar nagedacht worden over hoe zo’n dijk er in de toekomst moet uitzien. ‘Moet het met een hoge harde dijk, een soort Trumpiaanse muur? Of kan het ook anders? Of doe je iets met de Waddenzee?’

‘Het zoute water zit in mijn bloed’, zegt Carla Alma over zichzelf. Op een agrarisch bedrijf aan de rand van de zee bij Uithuizermeeden groeide zij op, daar waar haar voorouders bij voortduring ‘land op de Waddenzee veroverden’. Zij lieten eb en vloed hun werk doen met slib tussen de aangelegde rijsdammen en bouwden mee aan de Emmapolder en de Eemspolder. Bij zware storm zaten zij verplicht op zolder. ‘Dat kon ons ook gebeuren.’ Het nationaal trauma van de Watersnoodramp in 1953 zat ook in de hoofden van de Groningers. ‘De ramp in Zeeland heeft lang het denken bepaald. De Deltawerken zijn op een zakelijke en technocratische manier uitgevoerd. Zo hebben we harde hoge dijken gekregen, van Zeeland tot aan de Dollard.’

De benadering van destijds heeft plaatsgemaakt voor een andere aanpak. In plaats van de dijk te verhogen heeft het waterschap er bij de Dollard voor gekozen de dijk plaatselijk tien tot tot dertig meter breder, en daarmee robuuster te maken. ‘Wanneer je toch een dijk aanpakt, kun je als waterschap ook nadenken over het landschap’, vervolgt Alma. Bij Bierum komt over een lengte van 2,5 kilometer een dubbele dijk. Die grijpt terug op de filosofie van vroeger, met een slaperdijk, een gaperdijk en een wakerdijk. Tussen deze dijken komt een gebied van vijftig hectare voor kokkelvisserij en zilte teelt van zee-aster en zeekraal. ‘Ook zo kunnen we tot 2050 veiligheid garanderen.’

Moet een waterschap de horizon niet veel verderop in de tijd leggen? ‘Tot 2100 is de wereld gewoon te onzeker’, reageert Alma. ‘Ik heb geen glazen bol. Tot 2050 weten we het. We kunnen wel filosoferen over de jaren daarna, maar harde maatregelen kunnen we niet nemen. Dat gaat te ver.’