Een lappendeken aan regelingen dekt het landschap toe, zo concludeert Bert de Jong. Via agrarische natuurverenigingen weten boeren zich te ontworstelen aan wetten, regels en de druk van de markt. Ook burgers steken de handen uit de mouwen. Collectieve aanpak geeft het landschap samenhang en boeren een steuntje in de rug.

Een boer zuigt een weiland. Zijn collega stoft met een plumeau een elzensingel af. Een ander sopt een eik. De foto’s op borden langs de weg trekken ieders aandacht naar de zorg voor het landschap. Ze roepen ook op om mee te doen, immers, het landschap is van iedereen.

De bijna achthonderd boeren van de agrarische natuur- en landschapsvereniging Noardlike Fryske Wâlden koesteren hun coulissenlandschap. De elzensingels, houtwallen, pingo’s en dobben in het noordoosten van Friesland vormen een deel van hun identiteit. Hier hebben agrariërs zich ontworsteld aan de ijzeren greep van wetten, regels, geld en markten.

Met elkaar hebben hun voorouders het landschap gevormd. Arme grond is er rijker gemaakt, vaak met respect voor de oude patronen. De ruilverkavelingsprojecten zijn er minder verwoestend geweest. De smalle kavels zijn er gebleven.

Dat past bij de volksaard in de Friese Wouden. De mensen laten zich er niet gemakkelijk de wet voorschrijven. Vaak hebben zij na de Tweede Wereldoorlog de adviezen van de rijksoverheid genegeerd om ‘houtwallen die veel kostbaar grasland in beslag nemen’ te ruimen.

De waarden van de Noardlike Fryske Wâlden vormen nu de basis voor één van de Nationale Landschappen. De voortgaande schaalvergroting in de landbouw zorgt voor spanning, ook bij de boeren zelf. ‘Ze worden zich nog bewuster van het landschap waarin ze leven en van hoe het achteruit gaat. Het landschap zit in hun hart en ziel’, verklaart Albert van der Ploeg. Hij is voorzitter van het grootste agrarisch natuurcollectief van Nederland, dat 53.551 hectare beheert met onder andere 975 kilometer elzensingels en 321 pingo’s en dobben.

Het zijn in de eerste plaats de boeren die passen op het landschap, vindt Van der Ploeg. ‘Dat kan, maar alleen in samenspel met burgers en overheid. Het is een zorg voor ons allemaal.’ Hij beklemtoont dat het landschap het centrale thema vormt bij al het handelen, ook bij kappen in elzensingels. ‘Onderhoud is juist nodig om zo’n landschap in stand te kunnen houden.’

De grenzen van het agrarisch bestaan zijn een kwart eeuw geleden het startpunt van een boerencollectief dat met andere keuzes oplossingen aandraagt. De melkveehouders hebben een uitweg gevonden voor de ammoniakwetgeving. Ze hebben voor hun koeien royaal grasland tot hun beschikking. Ruige mest over het land verspreiden is beter voor het bodemleven mest injecteren, zo tonen ze in een experiment aan.

Leefbaarheid

De oudste agrarische natuur- en landschapscoöperatie van Nederland is zo in 1992 geboren: Eastermars Lânsdouwe, met de steun van de tegendraadse Wageningse hoogleraar plattelandssociologie Jan Douwe van der Ploeg. Hij waarschuwt dan al voor de leegloop van het platteland die de leefbaarheid zal aantasten. Hij spreekt de vrees uit dat ‘we de boeren kwijtraken die we straks hard nodig hebben’.

Het initiatief leidt tot nieuwe sporen. Veertig boeren steken hun nek uit om het landschap te beheren op een manier die bij de streek past. Ze vinden hun eigen manier om te kunnen blijven boeren, de milieudruk te beperken en het landschap te beheren. Hier vindt Van der Ploeg het bewijs voor zijn stelling dat boeren die zuinig zijn op het landschap het langer volhouden dan boeren die veel investeren in schaalvergroting.

De professor bespeurt in de agrarische natuurverenigingen de laboratoria van de plattelandsvernieuwing. Het is zijn verdienste dat hij boeren zelfbewuster heeft gemaakt en koppig is blijven zoeken naar nieuwe mogelijkheden en verdienmodellen. Ook Brussel ziet nu de redding van het landschap in het door hem gepropageerde agrarisch natuurbeheer in zijn elementaire vorm.

Rottevalle

Het karakteristieke dorp Rottevalle ligt in het hart van de Noardlike Fryske Wâlden. Hier zijn nagenoeg net zoveel koeien als een halve eeuw geleden. Het aantal boeren is echter gedecimeerd, de bedrijfsgrootte vertienvoudigd. De hooilanden waren ooit kruidenrijk en drassig, nu ligt er een groene oase omringd door bloemen.

Dit is de nieuwe agrarische cultuur, gevoed door de wensen van supermarktketens en zuivelbedrijven. Met subsidies moedigen die melkveehouders aan oog te hebben voor de natuur in hun landerijen. Duurzaam is het sleutelwoord. Melkveehouders krijgen een bonus voor elke liter melk als ze de koeien in de wei laten grazen. De biodiversiteit in de landerijen moet ook terugkeren om zo weidevogels aan te trekken.

Kruidenrijk gras

Bloemrijke randen sieren twintig hectare van het weideland. De insecten en de vlinders vliegen af en aan. ‘Een prachtig gezicht’, vindt melkveehouder Rudy Klaver. Hij heeft een van de grootste bedrijven van Rottevalle. Zijn 240 melkkoeien hebben 153 hectare rond de boerderij tot hun beschikking, plus een megastal.

Klaver boert voortaan zoals Albert Heijn het wil. Deze supermarktketen wil het zuivelschap verduurzamen. Hiervoor zet zuivelverwerker Royal A-ware een aparte melkstroom op. Een extra premie van enkele centen per liter melk helpt de boeren de koe en de bodem centraal te stellen. Duurzaam betekent ook dat het vee nagenoeg alle voer van eigen land eet.

Een hogere melkprijs is voor boer Klaver de prikkel om over te schakelen op duurzame productie. Royal A-ware maakt er kaas, vla en yoghurt van met een meerwaarde. De boer heeft land genoeg om een deel in te zaaien met bloemenzaad. Daarmee voldoet hij aan de eisen voor duurzaam produceren. Hij kan het gewas verder niet benutten voor de koeien. Aan het einde van het seizoen maakt een klepelmachine korte metten.

‘Het landschap geeft voldoening’, bekent boer Klaver. Hij heeft oog voor de natuur en ziet dat ander agrarische beheer voor verandering zorg. Ruige mest uitrijden levert een rijker bodemleven op, met insecten. Die trekken weer weidevogels zoals de kievit en grutto.

Prikkel

De Noardlike Fryske Wâlden laat zien hoe het ook kan. ‘Voor boeren is de jaarlijkse vergoeding de erkenning van hun inzet voor het landschap dat van ons allemaal is’, verduidelijkt voorzitter Albert van der Ploeg. Zijn collectief krijgt 3,5 miljoen euro. Hiervan gaat minder dan een vijfde op aan organisatorische kosten. Voorheen, als rijksregeling, resteerde slechts de helft van het budget voor de boeren.

Boeren hebben inmiddels veel belangstelling voor agrarisch natuurbeheer. De provincie Fryslân loopt fier op kop. Een vijfde van het landelijk beschikbare budget van ruim 60 miljoen euro komt bij Friese boeren terecht.

Daar steekt Drenthe schril bij af. Pas sinds 2016 heeft die provincie het collectief Agrarisch Natuurbeheer Drenthe. Met een budget van 2,5 miljoen euro beheren de vijfhonderd aangesloten boeren 2.138 hectare. In Groningen gaat het om 7.700 hectare en 4,5 miljoen euro aan vergoedingen, in Friesland om 25.000 hectare en 12,6 miljoen euro.

De geldstroom voor agrarisch natuurbeheer verleidt alle provincies het landschap een impuls te geven. Europa zorgt voor drie kwart van het geld, het Rijk voor een kwart. De provincies zijn alleen poortwachter. Friesland en Groningen zetten voornamelijk hectares in voor weidevogelbeheer. Drenthe jubelt dat het de komende drie jaren ruim 2 miljoen extra beschikbaar heeft voor boeren die van hun akkerland betere leefgebieden willen maken voor patrijs, geelgors en veldleeuwerik. Het land van de boer is een stuk vrolijker met al die bloemrijke akkerranden, zingende vogels en zoemende insecten. Op sommige plekken mogen voorbijgangers plukken. Ook vormen bloemenranden in het gebied van de Drentsche Aa een buffer langs watergangen, zodat gewasbeschermingsmiddelen minder verwaaien in het water.

2.415 euro per hectare

Behalve een daad vanuit het hart, is het er ook eentje vanuit de (zakelijke) ratio. ‘De vergoeding is substantieel’, vindt woordvoerder Joost de la Court van Agrarisch Natuurbeheer Drenthe. Daarbij biedt ze zekerheid voor de langere termijn: een minder vruchtbare akker brengt de boer ieder jaar vaste inkomsten. Voor een kruidenrijke akkerrand van 9 meter breed bedraagt de vergoeding 2.415 euro per hectare. Voor beheer van houtwallen en houtsingels 2.737 euro per hectare. Voor een rustperiode in de weilanden met onder andere een uitgestelde maaidatum tot 15 juni krijgt een boer 290 euro per hectare.

Boeren en burgers komen dichter bij elkaar te staan, merkt De la Court op. ‘Honderden vrijwilligers helpen met weidevogelbeheer en het onderhoud van houtwallen. Dat creëert een band.’ In zijn ogen beantwoordt deze vorm van natuurbeheer aan de beoogde vermaatschappelijking. ‘Je legt het beheer bij ondernemers die al zo lang in en met het landschap werken. Zo maak je een einde aan de strenge scheiding tussen natuur en agrarisch gebruik.’

‘Het is boeren met natuur in plaats van boeren tegen natuur’, vindt directeur Erik de Gruyter van Landschapsbeheer Drenthe. Zijn organisatie doet haar best om de agrarische sector te adviseren. Agrarisch natuurbeheer is veel meer een maatschappelijk verschijnsel aan het worden. Ook boeren buiten de zogeheten prioriteitsgebieden willen meedoen. ‘Wij helpen ze daarbij, ook bij het vinden van financiële prikkels.’

Noorden koploper

Met de Regiodeal Natuurinclusieve Landbouw willen de provincies Groningen, Fryslân en Drenthe het Noorden koploper ‘duurzaam platteland’ maken. De proeftuin is van belang nu de maatschappelijke druk toeneemt. Met de grote geldpot van minister Carola Schouten van Landbouw in het achterhoofd heeft het Noorden stappen gemaakt. Ze heeft inmiddels 10 miljoen euro toegekend aan noordelijke initiatieven voor agrarisch natuurbeheer.

‘In het Noorden hebben wij de oplossing’, zegt de Groningse gedeputeerde Henk Staghouwer. Hij is content met de Rijkserkenning. ‘Daar hebben wij heel hard voor moeten werken vanwege de grote concurrentie.’

Staghouwer hoopt dat het noordelijk project aanzet tot een op een andere leest geschoeid Europees landbouwbeleid. ‘Dat is in het verleden lang niet altijd effectief geweest.’ Hij is enthousiast over het project met agrarisch natuurbeheer in het Groningse Westerkwartier. De sleutel voor succes is volgens hem een goed economisch model. ‘Dat moet je laten zien, dan ben je spekkoper.’

Voorzitter Alex Datema van BoerenNatuur, de organisatie voor agrarisch natuurbeheer, is blij met de eendracht. Die kan veel boeren nieuw perspectief bieden, ‘want het is eindig zoals het veertig jaar lang is geweest’. De melkveehouder uit Briltil ziet dat er veranderingen nodig zijn om ook in de toekomst een sterke en vitale landbouwsector te hebben. ‘We willen wat bereiken en we kunnen dat ook.’

Bezuinigingsslag

Naast het beheer van landschap in agrarische gebieden, zijn er ook burgerinitiatieven. Maar het piept en kraakt bij de provincies Fryslân, Groningen en Drenthe als het gaat om de zorg voor het landschap. De bezuinigingsslag op landschapsbeheer heeft zijn sporen nagelaten. Van lieverlee halen provincies uit allerlei geldpotjes bijdragen om incidentele landschapsprojecten te ondersteunen. Hier zijn het euro’s voor de aanleg van een dorpsbosje, daar gaat het om het herstel van een pingo.

Cijfers spreken. In de jaren tot 2007 kon Landschapsbeheer Drenthe rekenen op een bijdrage van rond de 7 miljoen euro. Daarmee heeft het veel aan landschapsherstel gedaan. Maar grote investeringen in het Drentse landschap kan de organisatie niet meer doen nu de begroting uitkomt op 1,5 miljoen euro. Ze legt zich vooral toe op adviseren en organiseren.

‘Je bent niet klaar met her en der natuurgebieden. Landschap is veel meer dan dat’, beklemtoont directeur Erik de Gruyter van Landschapsbeheer Drenthe. Hij wijst op de noodzaak om robuuste verbindingen te leggen in het cultuurlandschap om ons heen. ‘Zoiets kan alleen in samenspraak met boeren. Die hebben het meeste land in eigendom.’ Hij is hoopvol: ‘Er is een verandering gaande om het landschap en de leefomgeving een impuls te geven.’

Wat de provincie aan stimulansen heeft stopgezet, bieden Drentse gemeenten nu deels weer aan via de Regeling Agrarisch Landschapsbeheer. Op jaarbasis gaat het om zo’n 30 duizend euro, maar de betekenis is groter dan dat, vindt De Gruyter. ‘Het is het signaal dat er aandacht is voor het agrarisch cultuurlandschap.’

Sprokkelen

Landschapsbeheer Friesland mist de warme hand van de provincie. In 2014 heeft die de vaste bijdrage van 633.000 euro fors omlaag geschroefd. In 2017 ontvangt de organisatie 208.086 euro, iets meer dan ze heeft gekregen uit het goede-doelenfonds van de Nationale Postcode Loterij.

Het is voor directeur Regina ter Steege sprokkelen. Met een begroting van zo’n 1,2 miljoen euro is het de kunst om overal geld los te peuteren, van het Rijk tot goede doelen tot het Waddenfonds. ‘Noodgedwongen moet je tegenwoordig aan heel veel knoppen draaien.’

De aandacht van de provincie Fryslân gaat wel erg uit naar biodiversiteit, merkt Ter Steege op. ‘Landschap is meer dan natuur. Houtwallen en weilanden vol met greppels vormen de eeuwenoude sporen en zijn zowel van cultuurhistorische als ecologische waarde.’

Er schuilt een gevaar in de leuze ‘het landschap is van ons allemaal’, vindt Ter Steege: ‘Wie neemt dan de verantwoordelijkheid?’ Wie toetst wat wel en niet wenselijk is aan landschappelijke ontwikkelingen? De provincie Fryslân heeft als ijkpunt de notitie Grutsk op Romte, een inventarisatie van de karakteristieke landschapstypen en -kenmerken. ‘Maar daarin ontbreekt een waardering. Je zegt dat je het landschappelijk belang meeweegt, maar niet hoe.’

Nieuwe rol

De provincies kiezen een nieuwe rol, mede ingegeven door de nieuwe Omgevingswet. Bijna alles wat voorheen in een bont web aan wetten voor natuur, landschap en ruimtelijke kwaliteit was geregeld, zit nu in deze wet. Met daarbij een duidelijk andere koers voor de overheid: loslaten, samenwerken en inspelen op initiatieven uit de samenleving.

Taken en verantwoordelijkheden komen zo dicht mogelijk bij de burgers te liggen. Denk aan groene vrijwilligers die de natuurgebieden intrekken voor beheer, dorpen die met eigen plannen voor zonnestroom een bijdrage leveren aan het energievraagstuk, boeren die elzensingels in stand houden. Voor de invulling van het landschap om ons heen komt er meer ruimte. De beleidskoers is: ja, mits.

Economie financiert natuur

Het begrip ‘economie’ krijgt een grotere waarde bij alle initiatieven voor behoud, beheer en versterking van het cultuurlandschap. Kort door de bocht kunnen recreatie en toerisme de natuur financieren. Andersom geldt dat de natuur nieuwe ontwikkelingen niet te veel in de weg mag staan. Al de drie noordelijke provincies willen weinig drempels opwerpen. De landbouw moet zijn gang kunnen gaan, grote bedrijven krijgen een warm welkom vanwege werkgelegenheid, omwille van schone energie is er volop plaats voor windturbines en zonne-akkers.

Drenthe laat in de nieuwe Omgevingsvisie veel ruimte. De provincie vindt het landschap vooral een zaak van de gemeenten. ‘Van belang is dat inwoners zich met alle veranderingen thuis blijven voelen en betrokken blijven bij hun Drentse leefomgeving’, vindt gedeputeerde Tjisse Stelpstra.

Het Drentse provinciebestuur vindt dat er met natuur en landschap ook geld verdiend moet worden. Voor de forse ambities met duurzame energie en behoud van werkgelegenheid laat de provincie de teugels vieren. De revitalisering van de verblijfsrecreatie in de Drentse natuur krijgt een nieuwe, meerjarige impuls. Maatwerk is de norm. Opvallend is dat de provincie niet op voorhand wil bepalen waar en hoe iets moet veranderen.

De provincie Groningen ambieert nadrukkelijk wel een sturende rol. ‘We hebben oog voor het landschap. Altijd ook gehad’, beklemtoont gedeputeerde Henk Staghouwer. Zo heeft de provincie de stad Groningen op de vingers getikt. ‘Ik was verbaasd over de visie van het stadsbestuur:  die had het niet over groen. Het provinciebestuur grijpt op zo’n moment in. We hebben ingezet op vergroening van de stad. Stadsbewoners moeten ook meer kennismaken met de ruimte van het platteland.’

Staghouwer hamert op de miljoenen euro’s provinciaal geld voor het landschap. Een grote landschapsgeldpot ontbreekt, maar verschillende fondsen maken subsidies mogelijk. Jaarlijks is er 1,2 miljoen euro bestemd voor landschapsinvesteringen en onderhoud. Ook is er jaarlijks maximaal 100 duizend euro voor burgerinitiatieven. ‘We proberen daar waar het kan te ondersteunen.’ De gedeputeerde wijst op Herstel Borgweer, Kerken in het Groen, Monumentale Boerenerven.

Agenda Landschap

Met de Agenda Landschap heeft de rijksoverheid het al eerder over een andere boeg gegooid: ‘Het wordt mooier als u meedoet.’ Dat is tegelijk een schaamlap om de handen af te trekken van het landschapsbeleid. Meer mensen moeten zich verantwoordelijk voelen voor het landschap en mogen er ook een offer voor brengen.

Om de natuurdoelstellingen te bereiken, hebben de provincies de inzet van veel maatschappelijke partners nodig. In de provinciale natuurvisies staat het keer op keer. En zo is het telkens weer zoeken naar vrijwilligers die helpen of naar financiers van aankoop of inrichting van het landschap. De Nationale Postcode Loterij is onderhand een vast aanspreekpunt.

Geldnood beperkt de aankoop van landbouwgrond voor nieuwe natuur fors. Het rijk heeft de oorspronkelijke ambitie uit 1990 om in 2018 728.500 hectare samenhangende natuur te hebben, losgelaten. Daarvoor in de plaats is de nieuwe ambitie gekomen: een Natuurnetwerk Nederland van 668.000 hectare dat in het jaar 2027 klaar moet zijn.
Natuur is veruit de belangrijkste post als het gaat om investeringen in onze leefomgeving. Qua beleid en geldstromen is hier het meeste voor geregeld. Er zijn Europese biodiversiteitsdoelen, er is Europees- en rijksgeld en de provincies voeren het uit. Enig probleem is dat er te weinig geld is om de doelen te verwezenlijken.

Het Rijk heeft voor natuur in 2008 ruim 1 miljard euro aan de provincies meegegeven, terwijl het zelf een groot stelsel aan subsidieregelingen heeft afgetuigd. Jaarlijks vloeit er nu ook 405 miljoen euro in het provinciefonds voor aankoop, herstel en beheer. De provincies hebben zich verplicht om zelf minimaal 65 miljoen euro in het Natuurnetwerk Nederland te steken. Bovendien is in het Natuurpact afgesproken dat de provincies in 2027 60 duizend hectare extra natuur leveren.

Sommige provincies zien het zwerk al drijven: er is onvoldoende geld. In het zwartste scenario van de provincie Fryslân komt het tekort uiteindelijk uit op 65,8 miljoen euro. Andere keuzes zijn minder natuur aankopen, verder bezuinigen op beheer, meer geld vragen van het Rijk of andere financieringsbronnen aanboren.
Drentse goud

‘Landschap staat bestuurlijk niet hoog op het lijstje’, concludeert beleidsadviseur Judith van den Berg van Natuur en Milieu Drenthe. Het is voor haar onbegrijpelijk, want het hoort tot de kernkwaliteiten van de provincie: ‘Landschap wordt immers beschouwd als het Drentse goud.’

‘Landschap is het ondergeschoven kindje’, stelt Van den Berg vast. ‘In de huidige praktijk wordt er niet of nauwelijks naar gekeken.’ Ze ziet de spanningsboog die in Drenthe is ontstaan. De prioriteit is gelegd bij natuur. ‘Daar is een groot programma voor opgetuigd.’

‘We hebben bestuurlijk het tij niet mee’, schetst Van den Berg de Drentse situatie. In de provinciale Omgevingsvisie krijgt het onderwerp landschap weinig handen en voeten, terwijl er uit veel hoeken aandacht is gevraagd voor het zo stilletjes aan verdwijnen van typische landschapselementen. ‘Kijk met welk gemak er houtwallen worden gekapt.’ Op www.kiekopdekaartvandrenthe.nl staan de verdwenen houtsingels, bosjes en poelen op een rij.
Vogelvrij

’Het landschap is vogelvrij’, stelt Henk de Vries vast, de directeur van It Fryske Gea, de landschapsorganisatie in Friesland. Als het erop aankomt zijn er veel goede bedoelingen, maar ontbreken de kaders voor de kwaliteit van het landschap. Illustratief is dat er amper sancties bestaan voor wie de uitgangspunten aan zijn laars lapt. ‘Als je landschap echt belangrijk vindt, dan moet je dat ook concreet maken met beleid en doelen.’

De opgelaaide discussie over landschapspijn heeft een gevoelige snaar geraakt. ‘Het landschap is op veel plekken behoorlijk verstoord en verpest’, concludeert ook directeur Hans van der Werf van de Friese Milieufederatie. Hij heeft er geen problemen mee dat een landschap verandert. ‘Dat is een autonoom proces. Maar alsjeblieft, voeg er kwaliteit aan toe. Dat dwingt weer tot het maken van keuzes. Maar de provincie worstelt met haar rol.’ Enerzijds willen bestuurders de samenleving zoveel mogelijk betrekken bij de invulling van de leefomgeving, anderzijds willen ze ontwikkelingen in goede banen leiden. Een provincie heeft in Van der Werfs ogen een regierol. ‘Ze moet piketpaaltjes slaan en ook echt investeren.’