“Kinderen vinden de meeste paddenstoelen, ze hebben de ogen dichtbij de grond”

‘Ik ben gefascineerd door paddenstoelen, wil van iedere paddenstoel weten waar en waarom hij voorkomt. Ik ga graag het bos in voor excursies, soms doe ik dat als begeleider van een IVN-groep in een instruerende rol, soms met professionele biologen in een aanvullende rol. Vooral de excursies met het IVN vind ik leuk, er zijn vaak kinderen bij, die vinden dan de meeste paddenstoelen. Ze hebben de ogen dichtbij de grond.

Na een dag in het bos kom ik thuis met een doos vol paddenstoelen die ik niet ken, ik leg ze een voor een onder mijn microscoop om ze te bestuderen. Als je denkt dat je iets over een bepaalde paddenstoel weet, blijkt achteraf dat je er niets over weet: een gevonden antwoord roept meer vragen op. Het in kaart brengen van paddenstoelen is een hele jonge wetenschap, er valt nog zo veel te ontdekken. Toen ik begon, in 1967, waren er ongeveer 2000 paddenstoelsoorten bij ons bekend, tegenwoordig kennen we er al 5000. We blijven nieuwe paddenstoelen ontdekken en soms blijkt een soort die we dachten te kennen eigenlijk uit meerdere soorten te bestaan. Dat heb je bij planten minder, die worden al veel langer onderzocht, er is meer over ze bekend. Hetzelfde geldt voor dieren, behalve dan de loopkevers. Daar zijn zoveel soorten van dat niemand weet welke wel en niet beschreven zijn.

Sommige mensen denken dat ik mijn hobby alleen in de herfst kan uitvoeren, dan zijn er immers paddenstoelen, denken ze. Nu zijn er inderdaad paddenstoelengroepen die je alleen in de herfst ziet, maar ik hou me vooral bezig met groepen die het hele jaar door zichtbaar zijn. In de herfst ben ik niet zo hyper als andere paddenstoelliefhebbers, ik denk dan: “Ach, ik zie het later wel.”’

Trefwoorden