Terwijl de luchtvaartmaatschappijen een recordaantal van 4,1 miljard passagiers vervoerden, besloten wij dit jaar nog een stapje verder te gaan dan de vakantie in eigen land: vakantie in eigen provincie. Bestemming: Noordlaren, op fietsafstand van onze woonplek Groningen. Toch denk ik niet dat we het beter hadden gehad in Zuid-Limburg of zelfs Ibiza.

Alleen al het idee van vakantie zorgt ervoor dat je anders om je heen kijkt. Of zoals mijn man – die goed is in het verhaspelen van spreekwoorden – zegt: ‘met verse ogen.’ Een weg is er niet om je zo snel mogelijk op de plek van bestemming te krijgen, maar is het begin van een avontuur. Je kijkt om je heen, gaat zitten op een bankje en ontdekt een riviertje waar je prima in kan zwemmen.

Toen vrienden ons een weekendje kwamen vergezellen op de camping maakten we zelfs een uitstapje naar onze eigen stad. Warempel, wat was het Groninger museum eigenlijk een bijzonder gebouw. En wat een aardige mensen: zo vriendelijk en behulpzaam. ‘s Nachts droomde ik zelfs over de lokale delicatesse: de eierbal.

In Groningen bezochten we de tentoonstelling over De Ploeg in het Groninger museum. De Ploeg gaf betekenis aan het Groninger landschap, we kijken niet meer naar het Noordelijke landschap als louter functionele ruimte. Maar ook zelf, soms bewust maar vaker onbewust, geven we betekenis aan het landschap. Als we op vakantie zijn, hebben we daar meer tijd voor. We nemen de tijd om te kijken en te luisteren.

Zouden we er gaan wonen, dan vervalt die magie. Er zijn genoeg programma’s op televisie – zoals ‘Ik vertrek’ – die deze verbroken betovering vastleggen. Toch is er niets veranderd aan de omgeving, slechts aan onze manier van kijken. Veel dingen die we denken te vinden in verre oorden, vinden we omdat we er dan actief naar zoeken. Wellicht is, met alle vliegkilometers die we maken, het Noorden zelf over vijftig jaar een tropische bestemming. Maar misschien hoeven we nu al niet meer zo vaak te vliegen, als we iets vaker met verse ogen naar eigen provincie kijken.