De weg naar nog meer efficiëntie in de landbouw loopt dood. Het maatschappelijk draagvlak kalft af. Ook in het Noorden gaan boeren bewuster werken. Een portret van Klaas Oevering (45) biologische melkveehouder.

Klaas Oevering (45) is als boer geboren. Zo zegt hij het zelf. Hij werd groot op een boerderij bij het dorp Idzega, midden in het Friese merengebied. Op diezelfde boerderij woont hij nog steeds. ‘Ik had drie grote zussen, dus ik was al vanaf het begin voorbestemd als kroonprins. Dat ging in die tijd zo. Het voordeel was dat ik ook altijd met de boerderij bezig was. Als ik op school was, dacht ik er altijd over na. Wanneer gaan we maaien? Waar moeten de koeien heen?’

De boerderij van zijn vader had dertig hectare, zestig koeien, land met een hoog waterpeil, kronkelsloten en greppels. ‘Het stikt hier van de weidevogels. Die manier van boeren paste bij mij: we waren vrij extensief, mijn vader was ook geen vooruitstrevende boer. Pas heel laat, in 1990, heeft hij een ligboxenstal gebouwd.’

In de voetsporen van zijn vader ging Klaas Oevering voort. In een kalm tempo groeide zijn bedrijf. ‘We hadden een melkproductie van 400 duizend liter per jaar. Ik heb uitgebreid van dertig hectare tot een hectare of zestig, en tot 750 duizend liter melk. Ik heb me altijd gehouden aan het oude Friese model: als je meer koeien hebt, moet je meer grond erbij. Dan krijg je geen problemen met de mest kwijtraken en kun je je veestapel zoveel mogelijk van eigen land voeren. In Brabant gaat dat wat anders. Je ziet ze hier wel rijden: de wagens uit Brabant met varkensmest.’

De afgelopen halve eeuw heeft de melkveehouderij enorme efficiëntieslagen gemaakt. Dat is te zien aan het boerenlandschap, dat zich nu toont als een biljartlaken: grote en rechte percelen grasland, zonder kruiden en bloemen, zonder vogels. ‘Alles staat in het teken van maximale productie’, zegt Oevering. ‘Het landschap is ingericht om te kunnen concurreren op de wereldmarkt.’

De consensus groeit, óók in de landbouwsector en de zuivelindustrie, dat de grens is bereikt. Er moet iets veranderen. De gevolgen van de afschaffing van het melkquotum in 2015 zullen aan die overtuiging hebben bijgedragen. Omdat de melkprijs door het quotumverlies nog verder ging dalen, voelden veel boeren zich gedwongen nogmaals op te schalen: met grotere stallen en meer koeien.

‘Ik heb dat ook even overwogen’, zegt Oevering. ‘Maar toen ik de eerste tekening in huis had, kreeg ik een heel slecht gevoel. Ik zou door die uitbreiding te veel mest krijgen, en als je veel koeien houdt moet je meer opbrengst hebben van je land. Dat betekent dat je vroeger in het jaar moet maaien. Dan zit je in die weidevogels rond te maaien. Ik krijg koppijn van die gedachte, want ik houd van die vogels.’

Om zich toch tegen het einde van het melkquotum te wapenen, besloot hij biologisch te gaan produceren, voor zijn vaste afnemer FrieslandCampina. ‘Dat haalt de snelheid uit het systeem: je hoeft minder liters te produceren om een aanvaardbaar inkomen te behouden. Omdat je minder hoeft te produceren, hoef je minder hulpstoffen aan te slepen: geen kunstmest, geen bestrijdingsmiddelen, minder voer. Plus: met biologische melk krijg je een eerlijke prijs voor je product.’

De keuze die Oevering heeft gemaakt, is voor veel boeren echter niet haalbaar, denkt hij. ‘Het voordeel van mijn bedrijf was dat het altijd al in de moderne landbouw achteraan sukkelde. Maar als je een jonge boer bent die net een grote stal heeft gebouwd en zijn infrastructuur op bulkproductie heeft toegelegd, met een dikke financiering van de bank, dan zit je klem in het systeem.’

‘In het verleden zijn er omschakelsubsidies geweest, maar er is nu niks. Je moet het op eigen kracht doen. Er zijn plannen voor groenfinanciering: dan krijg je op je totale bedrijfslening een procent rentekorting als je biologisch bent. Maar dat smijt niet op. Als je voor een liter melk een dubbeltje meer krijgt, ga je echt verschil maken. Dan heeft een boer een eerlijke keuze. Aware in Heerenveen heeft een duurzame melkstroom opgezet, met drie cent meer per liter. Het werkt samen met Albert Heijn, wat misschien het vuurtje aanwakkert. Ook FrieslandCampina komt met een duurzame melkstroom, maar het heeft nog geen bedragen genoemd.’

Half april verscheen er namens de landbouwsector en de zuivelindustrie een adviesrapport over de toekomst van de melkveehouderij. Ook in dit geval luidde de conclusie dat er veel moet veranderen. De Nederlandse melkveehouders verliezen qua melkprijs de concurrentiestrijd op de wereldmarkt. De weg naar nog meer efficiëntie loopt dood. Maar opvallend genoeg is dat niet de enige reden voor een ommezwaai. De sector is ook bang om het maatschappelijk draagvlak te verliezen. Daarom hamert het rapport op het belang van meer koeien in de wei, meer aandacht voor ons karakteristieke cultuurlandschap en meer weidevogelbeheer.

Ook de noordelijke provinciebesturen zijn bezorgd. In 2015 besloot de nieuwe coalitie in Friesland natuurinclusieve landbouw tot een speerpunt te maken. De provincie heeft ruim anderhalf miljoen euro vrijgemaakt om boeren voor te lichten, landbouwexperimenten uit te voeren en het onderwijs te vernieuwen. ‘Je ziet het liefst een divers landschap, met houtsingels, of met ruimte voor insecten, bloemen en vogels’, noemt Albert Formsma, de programmaleider, als één van de redenen.

De Provincie Groningen staat er net zo in. Zo financiert ze aan de Rijksuniversiteit een leerstoel natuurinclusieve landbouw. Ook steunt ze het in april gestarte landbouwexperiment ESsentie, in de buurt van Vlagtwedde in Groningen. Staatsbosbeheer verpacht dit gebied aan een aantal boeren voor kleinschalige, natuurinclusieve akkerbouw. Onderzoekers van de universiteit bestuderen zowel de ecologische als de economische opbrengst, maar ook of de landschapsbeleving van de omwonenden verbetert.

‘Ga maar kijken in Oost-Groningen: dat is een saai landschap geworden, met enorme monoculturen, juist ook door de intensieve akkerbouw’, zegt ecoloog Raymond Klaassen, die als onderzoeker betrokken is. ‘In het gebied van de Westersch waren vroeger 140 akkers. Die zijn teruggebracht naar acht percelen. Wij hebben het gebied nu ingedeeld in veertig akkers. Ook brengen wij historische gewassen terug. In de huidige regio zie je drie hoofdgewassen: tarwe, aardappelen en bieten. Daar komt nu veel meer bij, zoals boekweit en veldbonen. We doorvlechten De Westeresch bovendien weer met extensieve structuren, zoals zandpaden met bloemrijke bermen en overhoekjes, waar veldstruweel komt. Vroeger had je dat vaker: hoekjes in het land waar je niet goed bij kon. Dat die weg zijn, is waarschijnlijk één van de redenen waarom de biodiversiteit verdwenen is. Veel insecten overwinterden op zo’n plek. ’

Aan de landbouwkundige kant willen de onderzoekers weten: wat zijn de opbrengsten, maar ook de kosten van natuurinclusieve landbouw? Klaassen: ‘Als je extensiever gaat boeren haal je minder hoge opbrengsten, dat kan bijna niet anders. Maar voor een boer gaat het vooral om de nettowinst. Aan de andere kant willen wij de biodiversiteit meten: wat betekent dit voor insecten en voor akkervogels, zoals gele kwikstaarten, veldleeuweriken, patrijzen en geelgorsen? Dat zijn typisch soorten die floreren bij akkerbouw, maar niet bij volledige natuur en niet bij industriële landbouw.’

‘Als een landschap wordt uitgekleed en je de historie niet meer ziet, verliezen mensen er de binding mee’, stelt Klaassen. ‘Als ik een foto maak van een akkerbouwgebied en iemand vraag waar het is, kan dat overal zijn. Het oude verkavelingspatroon van de essen was herkenbaar, heel anders dan dat van de op zeeklei aangelegde percelen. Nu ziet een aardappelveld er overal hetzelfde uit. Ik merk dat er in Nederland een andere wind waait: de burger is een stuk kritischer geworden; de algemene opinie is dat we zo niet verder kunnen. Dat hoor ik ook van boeren. De landbouw is onderdeel van iets groters; dit gaat over ons landschap.’

Wij willen het gesprek over het landschap en onze noordelijke leefomgeving zo open mogelijk maken. Daarom kiezen we ervoor om geen betaalmuur op te werpen. Om onze journalistiek mogelijk te maken, hebben wij natuurlijk wel middelen nodig. Voor slechts 37,50 krijg je vijf keer per jaar ons tijdschrift thuisgestuurd. Noorderbreedte werkt niet alleen met de beste journalisten maar ook met topfotografen en vormgevers. Ons papieren tijdschrift is daarom telkens weer een cadeautje. Steun ons voor 37,50 per jaar