Hij zag de brief al liggen, gestoken tussen een stapeltje post, onder aan een trappenhuis dat stoffig oogde in de hitte van de hondsdagen. Zo’n misplaatst vrolijke oranje envelop, voorzien van het logo met de zeemeeuw. Onwillekeurig zocht hij steun bij de leuning, als de oude man die hij nog niet was. Zijn benen voelden zoals die keer dat hij op de tienmeterplank had gestaan, na lang delibereren rechtsomkeert had gemaakt en zichzelf een lafaard had gevonden.

De etage waar hij woonde was laag, want gebouwd toen alle mensen dwergen waren. Hij had ramen tegen elkaar opengezet en hoorde hoe in een winkelstraat kwartjes en guldens rinkelden op de maat van een draaiorgel. De verdieping was in tweeën gedeeld middels een muur van Billy’s. Overal lagen boeken in spagaat, opengeslagen waar hij g…