Hoe ziet Noord-Nederland eruit door de ogen van een dier? Vergeet de mensenkaart en kijk met specialisten mee naar een ander Nederland. Theunis Piersma, hoogleraar trekvogelecologie aan de RUG en waddenononderzoeker bij het NIOZ, bijt het spits af.
De kaart van de kanoet
Voor een kanoet bestaat het vaste
land van Noord-Nederland domweg niet; alleen het wad telt. Kanoeten zijn
onopvallende grijze vogels ter grootte van een merel. Ze leven in groepen van
honderden individuen, al komen samenscholingen van duizenden of tienduizenden
kanoeten ook voor. Als een jagende slechtvalk in de buurt is, verandert een
onopvallende donkergrijze ‘vlek’ op
het wad in een dichte, en ogenschijnlijk strak gecoördineerde wervelende
vogelzwerm boven het wad. Omdat ze
snel op elkaars bewegingen reageren, gedragen duizenden kanoeten zich dan alsof
ze één zijn.
Tijdens een aanval door een
slechtvalk is het van cruciaal belang niet uit de bocht te vliegen. De
‘nauwheid’ van de bocht die zo’n zwenkende groep maakt, hangt af van het
gewicht van de vog…
Hoe ziet Noord-Nederland eruit door de ogen van een dier? Vergeet de mensenkaart en kijk met specialisten mee naar een ander Nederland. Theunis Piersma, hoogleraar trekvogelecologie aan de RUG en waddenononderzoeker bij het NIOZ, bijt het spits af.
De kaart van de kanoet
Voor een kanoet bestaat het vaste
land van Noord-Nederland domweg niet; alleen het wad telt. Kanoeten zijn
onopvallende grijze vogels ter grootte van een merel. Ze leven in groepen van
honderden individuen, al komen samenscholingen van duizenden of tienduizenden
kanoeten ook voor. Als een jagende slechtvalk in de buurt is, verandert een
onopvallende donkergrijze ‘vlek’ op
het wad in een dichte, en ogenschijnlijk strak gecoördineerde wervelende
vogelzwerm boven het wad. Omdat ze
snel op elkaars bewegingen reageren, gedragen duizenden kanoeten zich dan alsof
ze één zijn.
Tijdens een aanval door een
slechtvalk is het van cruciaal belang niet uit de bocht te vliegen. De
‘nauwheid’ van de bocht die zo’n zwenkende groep maakt, hangt af van het
gewicht van de vogels. De middelpuntvliegende kracht centrifugeert de zwaarste
vogels naar de buitenbaan. Dan wijkt hun beweging af van de rest van de groep
en hebben zij een grote kans om door de slechtvalk afgezonderd, gepakt, gedood
en gegeten te worden. Voor een kanoet is het dus beter om niet veel zwaarder te
zijn dan de rest van de groepsgenoten.
Kanoeten zijn trekvogels die van
begin juni tot begin augustus op de noordelijkste toendragebieden ter aarde
broeden. In de winter zijn ze grijs, in de zomer prachtig roestrood van kleur.
In de Waddenzee zien we dat prachtkleed in april en mei, en opnieuw in
augustus. Op de toendra eten kanoeten spinnen, vliegen en langpootmuggen. De
rest van het jaar, de negen tot tien maanden dat ze op het wad zijn, eten
kanoeten kleine schelpjes, aangevuld met garnalen en krabbetjes. Eetbare
kokkeltjes en nonnetjes slikken ze in hun geheel in. De schelpen kraken en
vergruizelen ze in hun gespierde maag. De schelpresten eindigen als langgerekte
schelpgruispoepjes op de wadbodem.
Kanoeten kunnen bijzonder goed
kleine, ingegraven schelpdieren vinden door hun geraffineerd ‘snaveltoporgaan’.
Dit voor kanoeten unieke zesde zintuig maakt het hun mogelijk om, prikkend in
de natte wadbodem, harde objecten zoals schelpen en stenen op enkele
centimeters afstand van die snavelpunt te ‘zien’. Zo’n gespecialiseerd zintuig
heeft als keerzijde dat ze ‘blind’ zijn voor de trillingen die kruipende wormen
in bodems maken. Dat maakt kanoeten geheel afhankelijk van wadplaten met genoeg
kleine schelpdieren.
Hoge obstakels in het landschap,
zoals dijken en duinen, zijn levensgevaarlijk voor kanoeten. Er kan zomaar een
valk achter vandaan schieten die een verrassingsaanval uitvoert. Ook de grote
boeien in de vaargeulen zijn hoge punten waar vanaf slechtvalken jagen.
Kanoeten mijden die plaatsen. Voor een kanoet is een landschap dus niet gauw
open genoeg. Binnendijks heeft hij al helemaal niets te zoeken. Er valt geen
eten te vinden en het is er gevaarlijk. Heel soms, tijdens de piek van de
hoogste springtijen, als zelfs hoge zandplaten als Griend en Richel onderlopen,
steken kanoeten de dijk over om op een open stuk bouwland te overtijen.
Zo bestaat de kaart van kanoeten
uit het veilige groen van de wadplaten (waar ze bij laagwater hun eten kunnen
vinden), het geel van hoge zandplaten (waar ze zich bij hoogwater nog het meest
veilig voelen omdat naderende valken van alle kanten gespot kunnen worden), en
het rood van hoge obstakels (gevaar!). De Noordzee, het IJsselmeer, het
agrarisch cultuurland, dorpen, steden en bossen: voor kanoeten is het een terra incognito. Ze vliegen er hoogstens
op grote hoogte overheen.