Kunst in de openbare ruimte kan nu eens laveren tussen ‘sociale dienstbaarheid’ en ‘artistieke eigenzinnigheid’, dan weer de kiem zijn voor onverwachte betekenissen. Dat schrijft Jeroen Boomgaard in het recent verschenen essay ‘Wild Park, het onverwachte als opdracht’.

In beide gevallen gaan we uit van een opdracht, bij voorkeur aan een kunstenaar die weet wat van hem of haar verwacht wordt; namelijk het onverwachte. Wat weer vraagt om acceptatie. Een duidelijke verwijzing van de kunst naar de geschiedenis of het actuele gebruik van de omgeving waarin ze staat, dus weinig onverwachtheid, kan rekenen op veel acceptatie. Kunst die volledig voorbijgaat aan de verklaring van haar omgeving en in die zin autonoom, eigenzinnig en uitgesproken onverwacht is, zal veel afwijzing krijgen.
Theoretisch ligt het allemaal wat genuanceerder. Kunst als Fremdkörper kan na een tijd meer geaccepteerd raken en zelfs de identiteit van een plek gaan bepalen. Denk aan de bakstenen huisjes langs de A6 tussen Lemmer en Lelystad, en het ‘draaiend huis’ op de Hasselrotonde in Tilburg.

Het bakstenen huisje op de foto is zeker niet bedoeld als kunstwerk. Toch lijkt het dat wel te zijn geworden door de boven de deur bevestigde verkeersspiegel. Op de plek zelf, een
maïsakker langs de N372 tussen Peize en Groningen, valt geen reden te bedenken om de spiegel als ‘spion’ te zien voor het veilig oversteken van de overburen. Hij lijkt gewoon, zonder enige reden, te zijn opgehangen. Gevonden bij het grofvuil, zonde om weg te gooien.
Het huisje valt samen met het huis aan de overkant. De overburen hechten kennelijk nogal aan de buitenkant.
Het geeft wat bespiegelingen over wat nu kunst is.

Trefwoorden