Hendrik Oosterveld neemt afscheid als directeur Noord bij het ministerie van LNV. Rondtoerend met Noorderbreedte vertelt de Drentse boerenzoon over zijn ervaringen.

In het Nationaal Park Drentse Aa, op een brug over het Oude Molense Diep, moet hij even slikken. Hendrik Oosterveld heeft nog niet beklemtoond hoe goed de samenwerking met de lokale boeren verliep toen dit beek- en esdorpenlandschap een nationaal park werd, of een wandelaar met gegroefd gelaat spreekt hem aan. De man blijkt een van de agrariërs in kwestie te zijn. ‘Weggepest’ is hij door het Nationale Park. En zijn zoon boert nu noodgedwongen in Groningen, verzekert de man zodra hij verneemt dat Oosterveld in Noord-Nederland het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) vertegenwoordigt. Toch toont de ex-boer ook begrip voor het onomkeerbare feit dat het mooie gebied nu een Nationaal Park is. Hij geniet immers zelf ook van het landschap. Even later, bij het Balloërveld, herpakt Oosterveld zich. ‘Landbouw en wonen zijn mogelijk gebleven in deze prachtige omgeving. Uniek voor Nederland’, benadrukt hij. Oosterveld is trots op deze mede door hem tot stand gekomen ‘verbrede doelstelling’. Het Nationaal Park functioneert nu goed. ‘Ik heb er weinig omkijken meer naar.’
Boerenzoon Hendrik Oosterveld (61) is – nog – directeur Noord bij LNV. Vanuit zijn kantoor bij het Centraal Station in Groningen is hij het ‘bestuurlijke schakelpunt’ tussen het ministerie en het Noorden. Al twaalf jaar zorgt hij er met zijn team voor dat het ‘Haagse’ beleid in deze regio ‘echt gaat werken’. Een ‘waakhond’ is hij ook. Maar hij acht zich op het gebied van landbouw, landschap en ecologie in de eerste plaats een stimulator. Vaak overlegt hij met provincies en andere belanghebbenden. Internationaal is hij actief voor het Waddengebied. Op 1 mei treedt hij terug, al zal hij voor LNV blijven werken als speciaal adviseur.
Tweehonderd kilometer
Noorderbreedte reisde een dag met Oosterveld door Noord-Nederland. Hem was gevraagd drie uiteenlopende locaties te selecteren die veel voor hem beteken(d)en – drie plaatsen waar hij naar zijn gevoel ‘het verschil maakte’. Lang hoefde hij niet na te denken. De bijna tweehonderd kilometer lange autorit leidt via genoemd Nationaal Park Drentse Aa naar het bankje bij het Friese dorp Ee dat herinnert aan de MKZ-crisis tien jaar geleden, en tot slot naar het Groningse haventje Noordpolderzijl.
Als geheugensteuntje heeft hij een handgetekende kleurkaart van Noord-Nederland bij zich. Een intern A-viertje uit 2007, dat in één oogopslag letterlijk en figuurlijk de aandachtsgebieden toont waarop LNV-Noord haar beleid baseert. Trefwoorden achterop het papier: ‘schil’ en ‘kern’. Schil staat voor Noordwest- en Noordoost-Friesland, voor Noord- en Noordoost-Groningen, en voor de Veenkoloniën. Hét kenmerk van deze randzone: landschappelijkheid. De kern omvat de rest van Noord-Nederland: het Drents-Friese plateau en het Friese merengebied vooral. Gebieden waar landschappelijkheid samengaat met verstedelijking en bedrijvigheid. Oosterveld refereert geregeld aan dit onderscheid. En telkens benadrukt hij de interactie tussen economie en ecologie.
Vóór zijn benoeming tot directeur Regio-Noord werkte Oosterveld elders en in verschillende functies al vele jaren voor LNV. Terugkijkend koestert hij nog altijd het begin jaren tachtig door het kabinet-Lubbers I genomen besluit om de beleidsvelden landbouw en natuur onder te brengen bij één ministerie. ‘Niet loslaten dit concept’, raadt hij aan. Het maakt goede afwegingen mogelijk. Waren natuur en landbouw nu nog ondergebracht bij twee departementen, dan zou er volgens hem veel minder terecht zijn gekomen van het samenhangende landschapsbeleid dan nu het geval is. Nationaal en regionaal. ‘De landbouw is weliswaar een economische bedrijvigheid, maar tevens een sector die alles te maken heeft met de omgeving, met de natuur, met voedsel en met de gezondheid van mensen. De landbouw heeft kortom te maken met het leven zelf.’ ‘Leven van het land – geven om de natuur’, luidt het motto van LNV-minister Verburg. Zo denkt Oosterveld er ook over.
Versnippering percelen
De omvang van de landbouw in Noord-Nederland is in de periode 1997-2007 licht gedaald. Desondanks bevindt zich nog altijd ruim een kwart van alle landbouwgrond in de drie noordelijke provincies. In Groningen en Drenthe ligt de nadruk traditioneel op de akkerbouw, in Friesland blijft veeteelt de belangrijkste agrarische activiteit. De meeste van de bijna achtduizend landbouwbedrijven in het Noorden zijn dertig tot honderd hectare groot. Opvallend: boeren in Noord-Nederland verdienen gemiddeld iets meer dan collega’s elders.
Oosterveld is mede op basis van deze informatie positief over de toekomst van de landbouw in het ‘gelukkig nog ruimtelijke en rustige Noord-Nederland’. Tevreden stelt hij vast dat de sector ‘in het denken van de provincies nog altijd een belangrijke factor’ is. Noordelijke bestuurders zouden ook wel gek zijn als zij de landbouw in hun (ruimtelijke) beleid niet een belangrijke plaats zouden gunnen: ‘Tachtig procent van het grondgebruik in de drie noordelijke provincies heeft immers een agrarische functie.’ Oosterveld vindt het dan ook ‘volstrekt ondenkbaar’ dat de landbouw uit het Noorden zou verdwijnen.
Wel signaleert hij mede door toedoen van de Europese Unie forse veranderingen. De productgebonden steun uit Brussel loopt ten einde. Marktwerking en inkomenstoeslagen zijn ervoor in de plaats gekomen. Dat heeft gevolgen voor de economische positie van de boeren. Doelmatiger bedrijfsvoering is van levensbelang. ‘De situatie kan per regio verschillen, maar agrariërs moeten zich meer richten op natuur en landschap, op maatschappelijke diensten – een vast gegeven intussen in de maatschappij – én op innovaties zoals gewasveredeling en -diversificatie, mestvergisting of slimme melkrobots. Veel – jonge – boeren begrijpen dat gelukkig.’ Oosterveld acht desondanks een waarschuwing op zijn plaats. Hij is bezorgd over de versnippering van percelen. ‘Houd een goede ruilverkaveling in ere. Zo bespaar je geld en energie.’ Waarmee hij tegelijk gezegd wil hebben dat ‘aan de tijd aangepaste landinrichtingsinstrumenten van belang blijven’.
IJzersterk concept
Zorgen maakt Oosterveld zich ook over de ontwikkeling van nieuwe natuur. De omvang van natuurlijke terreinen, bossen en binnenwateren in Noord-Nederland is sinds de jaren negentig weliswaar behoorlijk toegenomen, maar stagnatie dreigt. Met name de opbouw van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) verdient aandacht. Hij signaleert dat in sommige sectoren van de politiek en de maatschappij vraagtekens worden geplaatst bij het nut en de kosten van deze operatie, die in 2018 afgerond moet zijn. De EHS is volgens hem echter ‘een ijzersterk concept’ dat voortzetting verdient. ‘Ook de natuur heeft economische betekenis, denk aan recreatie en toerisme.’ Onontbeerlijk daarbij is de steun van de provincies, die enige jaren geleden de rol van het rijk als bovenlokale gebiedsregisseur overnamen. Twijfels over hun opstelling zijn er niet. Oosterveld beschouwt ze gelijk de noordelijke waterschappen als ‘natuurlijke partners’.
De LNV-directeur draait bij Leek de A7 richting Friesland op. De aanleg van het bedrijventerrein aan de noordkant van de rijksweg ergert hem. Het karakteristieke landschap daar is verstoord. Onnodig, oordeelt hij: op andere plaatsen langs de weg was nog ruimte genoeg. Met de verrommeling van het landschap in Noord-Nederland valt het overigens best mee, vult hij aan. Met de bedrijventerreinen bij Drachten en Heerenveen heeft hij minder moeite. Evenmin deert hem de zichtlocatie bij Hoogkerk. Voor Meerstad, de omvangrijke uitbreiding bij de stad Groningen, heeft hij niets dan lof. Want zie eens hoe ‘perfect organisch’ de bebouwing daar straks is ingepast in het landschap.
Rechtlijnig
Andere gebieden in Noord-Nederland passeren de revue. Zoals de Veenkoloniën. Oosterveld kan zich voorstellen dat daar een windmolenpark verrijst. Want deze vorm van energieopwekking ‘verdraagt zich goed met het rationele, rechtlijnige landschap’ ter plaatse. Hetzelfde geldt mogelijk voor sommige delen van Friesland. En de Eemshaven. Deze ‘poort naar de Oostzee’ zou nog meer dan nu een ‘parel’ van duurzame energie kunnen zijn. ‘Groene stroom is belangrijk. Alle beetjes helpen.’
Waarmee Oosterveld niet gezegd wil hebben dat je overal in Noord-Nederland windmolens, bedrijven, recreatievoorzieningen of woonwijken kunt bouwen. Integendeel. Neem het Nationaal Park Lauwersmeer. In het park zelf dient ‘aan de natuur voorrang te worden gegeven, met waar mogelijk natuurgerichte recreatie’. In de schil rond het park moet je echter voorzichtig zijn met recreatie. ‘Als je daar te veel voorzieningen à la Esonstad bouwt, slacht je de kip met het gouden ei.’ Wat wel of niet mag, verschilt kortom per regio. Soms is welke aantasting van het landschap dan ook uit den boze. Soms kun je rekkelijker zijn.
Crisismanager
Oosterveld koerst voorbij het Friese Ee. Hij maakte er ‘een van de meest ingrijpende periodes’ uit zijn loopbaan mee. Tijdens de uitbraak van mond- en klauwzeer in dit gebied was hij als directeur LNV-Noord qualitate qua de crisismanager in kwestie. De crisis was natuurlijk vreselijk voor de betrokken veehouders, hun gezinnen en andere betrokkenen, zegt hij. Velen zagen hun veestapels geruimd worden. Aan de andere kant: het quarantainegebied kon na ruim een maand weer worden vrij gegeven. Wat Oosterveld nog dwarszit: de oorzaak van de MKZ-crisis is nooit gevonden. Onduidelijk bleef hoe het virus het gebied bereikte. ‘We werken en leven in een open economie met veel internationale contacten. Het kan zo weer gebeuren. Waakzaamheid blijft geboden.’
Via Lauwersoog en Pieterburen rijdt Oosterveld naar Noordpolderzijl. Café het Zielhoes is dicht, het haventje verlaten. Mist hindert het zicht op de kwelders en op de zee. Oosterveld brandt niettemin los. De ‘zandjongen uit Diever’ (de geboorteplaats van Oosterveld) heeft de Wadden in zijn hart gesloten. Hij heeft en had (inter)nationaal veel te maken met de aanpak van het gebied. Op ambtelijk niveau leidde hij enige jaren de samenwerking tussen Nederland, Duitsland en Denemarken. Die coöperatie is goed uit de verf gekomen, meent hij. ‘De aanpak verschilt soms per land, maar de doelen zijn hetzelfde.’
Kroon op zijn werk noemt de LNV-baas het UNESCO-besluit om het Waddengebied op de Werelderfgoedlijst te plaatsen. Hij beschouwt dit als een ‘gouden medaille’.
Onbekommerd over het Waddengebied is Oosterveld echter niet. Zo drukt hij noordelijke bestuurders op het hart bij de ontwikkeling van het toerisme de Fries-Groningse kuststrook te betrekken. De haven van Harlingen bijvoorbeeld, zou een ‘recreatiehaven van wereldformaat’ kunnen worden. In het Eems-Dollardgebied is nog veel te doen op het gebied van natuurbescherming. De waterkwaliteit in het Nederlands-Duitse estuarium is vooral door de ‘belasting vanuit Duitsland slecht’. Daar ligt volgens Oosterveld in samenwerking met het buurland nog ‘een grote opgave’. Ander probleem: hoe ver moet je gaan met het uitbaggeren van de vaargeulen naar de Waddenhavens op het vasteland en de eilanden? Oosterveld vindt dat die havens ‘linksom of rechtsom’ bereikbaar moeten blijven. Mits je rekening houdt met de gevolgen voor het ecosysteem. Andere kwestie: de scheepsveiligheid. Hoe in en rond de Waddenzee mogelijke rampen met vreselijke gevolgen te voorkomen? Nadere afspraken zijn nodig.
‘Gun elkaar de tijd’
Terugrijdend naar Groningen pleit Oosterveld voor het voortbestaan van LNV-Noord. Zijn bureau mag af en toe lastig gevonden worden (‘LNV krijgt al snel overal de schuld van’), ‘nee zeggen leidt ook tot mooie dingen’. De scheidende directeur waarschuwt verder voor de ‘voortschrijdende juridisering van het beleid’. Heikele kwesties worden naar zijn smaak te vaak aan rechters voorgelegd. Dat leidt tot wantrouwen en vertraging. Oosterveld poldert liever: ‘We moeten weg van het zij- en wij-denken. Gun elkaar de tijd. En realiseer je dat niet alles in één klap geregeld kan worden.’
Een filosofie die hij ook in de toekomst wil praktiseren. Samen met Hans Haerkens, voormalig vertegenwoordiger van werkgeversorganisatie VNO-NCW in het Noorden, richtte hij een powerteam op. Deze vier keer per jaar onder leiding van ex-commissaris van de koningin Hans Alders vergaderende ‘inspiratieclub’ moet bevorderen dat economie en ecologie in Noord-Nederland samengaan, zoals in het Eemshavengebied. Oosterveld hoopt dat er ‘op den duur iets moois van komt’.

Trefwoorden