Hoe vang je de bevolkingskrimp op? Die prangende vraag ligt in 2010 op de burelen van rijk, provincies en gemeenten. Sloop huizen, verstrek subsidies, breek het hoofd, maak plannen, ontwikkel topdorpen. Tialda Haartsen bundelt kort een aantal ontwikkelingen.

HOGERE UITKERING.
Samen de bevolkingskrimp opvangen, dat willen het rijk, de provincies en gemeenten. Minister Van der Laan (Wonen, Wijken en Integratie) trekt hiervoor 31 miljoen euro uit. Het Interbestuurlijk Actieplan Bevolkingsdaling moet vooral het woningbestand verbeteren door te slopen en particuliere huiseigenaren uit te kopen, samen met banken en financierders. Ook krijgt een aantal krimpgemeenten tijdelijk een hogere uitkering uit het Gemeentefonds. De nadruk ligt op de proefregio’s Parkstad, Noordoost-Groningen en Zeeuws-Vlaanderen.

TOPDORPEN.
Minister Verburg (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) wil juist een bredere aanpak die alle plattelandsgebieden bestrijkt, om te voorkomen dat gemeenschappen wegglijden. Naast de stedelijke krachtwijken moeten er landelijke topdorpen komen. Kleinschaligheid en lokaal initiatief staan hierin centraal. Dit sluit aan bij het advies ‘Kansen voor krimpend platteland’ dat de Raad voor het Landelijk Gebied aan het Ministerie van LNV presenteerde. De boodschap is dat krimp kansen biedt, maar dat om die kansen optimaal te benutten een fundamentele herziening van het plattelandsbeleid nodig is. Volgens de Raad is maatwerk essentieel, om aan te kunnen sluiten bij de specifieke vraagstukken in de regio’s. De inbreng van de burger zal daarbij medebepalend moeten zijn, zodat burgers mede-vormgevers kunnen zijn van hun landelijk gebied.

DE ZEE LACHT ME TOE.
De sociale aspecten spelen een steeds grotere rol in de discussies over sloop. Wat blijft er na sloop over van het buurtgevoel, van de ‘noaberschapsrelatie’ die buren met elkaar hebben? Hoe creëer je dat weer, of hoe sloop je zonder dit te verstoren? Hierover gaat het ook in de film-documentaire De zee lacht me toe over de naoorlogse wijk Delfzijl-Noord, die in afwachting is van sloop. Veel bewoners zijn al weg, sommige wonen er nog. Er komt misschien wel wat beters voor in de plaats, maar, zeggen de bewoners: ‘Je krijgt iedereen nooit meer op zo’n plek, dat komt nooit meer terug.’

PROEFSCHRIFT.
Volgt wonen werken of volgt werken wonen? Een eenduidig antwoord op deze vraag is er tot nu toe niet. Gerard Marlet stelt in zijn proefschrift De aantrekkelijke stad dat beslissingen om ergens een bedrijf te vestigen worden bepaald door de woonvoorkeuren van huishoudens. Waar vroeger de ondernemer uitmaakte waar hij de fabriek neerzette en de arbeiders volgden, zoeken ondernemers tegenwoordig juist de plaatsen op waar hun potentiële werknemers het naar hun zin hebben. Marlet deed onderzoek naar de zakelijke en financiële dienstverlening.