Siemen Dijkstra legt in zijn houtsnedes niet alleen het landschap natuurgetrouw vast, het proces rond zijn werk is voor hem dé manier om landschappen te ‘verwerken’. Hij kijkt nostalgisch terug op zijn jeugd en legt uit waarom hij dat wat verloren gaat, probeert vast te leggen.

‘Op grond van foto’s en wat mij verteld is, neem ik aan dat ik een aantal jaren van mijn leven in Den Helder heb doorgebracht. Ik heb er geen herinneringen aan. Mijn ouders, Friezen, trokken erheen omdat mijn vader er een baan kon krijgen. Volgens mijn vader heerste in Den Helder een losgeslagen marinementaliteit. Hij stak op vrijdagmiddag met de boot de zee over om op Texel het café in te gaan. Dat vond hij gezelliger. Voor mij heeft mijn jeugd zich in Drenthe afgespeeld; eerst in Hoogeveen en later in Pesse.

‘Mijn vader was behalve leraar Engels ook amateur-archeoloog. Hij fietste veel door het land en las alles wat los en vastzat. Hij was één van de mensen die het opnamen voor Tjerk Vermaning, toen die halverwege de jaren zeventig beschuldigd werd van oplichting. Van alle vondsten heeft hij een steentijdmuseum aangelegd, dat nu nog altijd te zien is op onze boerderij.
‘Ik ging als kind vaak mee op zijn archeologische strooptochten. Boeren die aardappels rooiden, zochten de stenen ertussenuit en legden die in hoopjes aan de rand van het bouwland. Daar zochten wij dan tussen. We hebben samen veel schrabbers en stekers gevonden, gebruiksvoorwerpen uit de Oudheid. De mooiste vondst deed mijn moeder, in Denemarken: een vuistbijl in situ. Mijn vader probeerde wat we aantroffen altijd te duiden in de context van het landschap. “Nu vinden we dit hier,” zei hij dan, “en zie je die glooiing daar, of die heuvel, of die stuwwal? Misschien is daar vroeger wel een vuurplaats geweest.” Die tochten met hem zijn sterk vormend geweest voor mijn perceptie van het landschap. Ze hebben me gevoelig gemaakt voor het feit dat in elk landschap geschiedenis besloten ligt.

‘Ik teken al zo lang ik mij kan heugen. Tekenen bood mij als kind een eigen, veilige wereld. Ik liet mij inspireren door wat ik zag, maar ook verhalen die ik las prikkelden mijn verbeelding. Mijn ouders stimuleerden mijn tekendrift, ze maakten er nooit een probleem van dat ik tamelijk teruggetrokken was. Tegenwoordig zou ik misschien wel licht autistisch genoemd worden.
‘Dat ik op de kunstacademie in Groningen terecht ben gekomen, is een toevalligheid. Ik wilde naar Arnhem, maar kon vanwege een zware verkoudheid niet meedoen aan de toelatingsprocedure. Groningen had de reputatie traditioneel te zijn. Ik ben een solist, wilde graag leren maar was ook bang dat ik me zou moeten conformeren om me op zo’n academie te kunnen handhaven. Uiteindelijk heeft de opleiding mij veel goeds gebracht. Het meest inspirerend vond ik de lessen van Wim van Veen. Die leerde mij om een vel papier zonder horizon te denken, dat als een oneindige ruimte te zien. Dat heeft mijn tekenmogelijkheden erg verruimd. Hij doceerde ook grafiek en heeft me aangeraden houtsnedes te gaan maken. En dat doe ik nu nog steeds.

‘Naarmate ik ouder werd, begon de zichtbare werkelijkheid, de observatie, een grotere rol te spelen in mijn werk. Toen ik begon aan de kunstacademie was ik vooral bezig met wetenschappelijke illustraties. Je had toen in Groningen nog het Anatomisch Museum, met stenen, organen op sterk water en doorsneden van embryo’s. Ik vond het geweldig om die objecten te tekenen. Mijn eerste landschappen dateren uit de latere jaren op Minerva. Ik begon met plaatsen waar ik ooit stenen gevonden heb, in Drenthe, Denemarken en Noorwegen. Later is mijn arsenaal van landschappen zich steeds verder gaan uitbreiden.

´Ik heb veel in Scandinavië gereisd; eerst met mijn ouders en later alleen. De kennismaking met Scandinavische landschapschilders als Johannes Larsen en Vilhelm Hammershoi is een eye-opener voor me geweest. Ik was in vervoering, zag iets waarvan ik voelde dat het belangrijk voor me was. Er viel ineens van alles op zijn plaats. Ik had tot dan toe landschap als decor getekend voor iets anders, als achtergrond bij een persoon of een huis. Voor deze schilders is het landschap zelf het object en ze voegen daar een dimensie aan toe die het gevoel tot uitdrukking brengt dat die natuur bij hen als beschouwer oproept. En dat wilde ik ook. Niet alleen een mooi plaatje maken, maar ook mijn eigen emotionele verhouding tot een plek weergeven. Omdat een realistisch tekenaar ben, moet die dus een plaats krijgen binnen de grenzen van de figuratie.

‘Ik probeer in mijn werk de diepere betekenis van een landschap te doorgronden. Dat klinkt misschien wat glazig, maar in Scandinavië noemen ze dat de “genius loci”: de geest van een plaats. Zweden spreken ook wel van stämning, wat zoveel als ‘stemming’ of ‘gemoedstoestand’ betekent. Die zoek ik en probeer ik tot uitdrukking te brengen. Ik heb de genius loci sterk ervaren in het Zuiden van Zweden, waar ik op een stille zomermiddag een binnentuin inging. Het was een archeologisch monument, een grafveld. Het was er doodstil. Ik had opeens het gevoel dat ik in een andere dimensie terecht gekomen was. Ik vind het moeilijk dit in woorden te vatten, maar het was een krachtige, bijna fysieke ervaring.
‘De genius loci is vaak voelbaar in gebieden waar in een ver verleden menselijke activiteit geweest is, zoals op plaatsen waar een oude landweg is of waar grafheuvels zijn. Landschappen hoeven daarvoor niet groots en meeslepend te zijn, het kunnen terloopse plekken zijn. Het Balloërveld, het ven bij Schurenberg, ten noorden van Spier en Lee, het gebied rond om de grafheuvels bij Kampsheide of dat bij Smitsveen: allemaal plaatsen in Drenthe waar ik de genius loci gevoeld heb. Je kunt in zulke landschappen overvallen worden door een ervaring van tijdloosheid en opgenomen zijn. Het is alsof je samenvalt met je omgeving, één wordt met het landschap en alsof de afstand tussen heden en verleden voor een moment wordt opgeheven.

‘Ik ben geen tree hugger of iemand die met bomen praat, maar een boom is voor mij een levend, bezield wezen dat respect verdient. Ik sta kritisch tegenover de manier waarop goed bedoelende partijen als Het Drentse Landschap, Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer omgaan met de natuur. Natuurbehoud is tegenwoordig een soort van tuinieren, een kwestie van de zaken naar je hand zetten. Het idee van rentmeesterschap – en dan op de juiste manier, ik ben geen CDA’er – spreekt mij aan. Mensen weten hun plaats vaak niet: terwijl ze onderdeel uitmaken van de natuur, gaan ze er boven staan. Natuur moet tegenwoordig aaibaar zijn en voor die norm moet veel wijken.
‘De grootschalige kap van productiebossen stoort mij enorm. Productiebossen zouden naargeestig zijn en dat mag niet, want het moet gezellig en leuk zijn. De knusheid van Vroege Vogels, zeg maar, dat VARA-programma. Een soort esthetiek waartegen ik me verzet. De natuur hoeft ons niet te behagen, die mag best onprettige associaties oproepen. Als kind bouwde ik hutten in een productiebos en zocht er eieren. Als er een boswachter langskwam, beeldde ik me in dat hij iemand van de Securitate was, want ik had het toen druk met wat er in Roemenië gebeurde. Ik bedoel maar: ook een naargeestig bos kan tot de verbeelding spreken. De mode om exoten als de lariks of het Drentse krentenboompje te kappen, begrijp ik evenmin. De achterliggende reden voor kap is dat de biodiversiteit erdoor zou toenemen. Wat er doorgaans niet bij gezegd wordt, is dat er door dit soort ingrepen ook biodiversiteit verdwijnt. In grove dennen of Japanse lariksen kom je interessante varens en zwammen tegen. Maar dat is het soort natuur dat deelnemers aan de Drentse Rijwielvierdaagse niet direct leuk vinden.
‘Dat alles educatief en vermakelijk moet zijn: dat vind ik een plaag. Als ergens landschapsontwikkeling heeft plaatsgevonden, staat er kort daarna een paneel bij met informatie over de plaatselijke flora en fauna. Ik zou denken dat mensen die iets willen weten dat best thuis even kunnen opzoeken. En dan die routepaaltjes overal. Laat mensen toch lekker verdwalen! Staatsbosbeheer legt midden in de bossen speelplaatsen aan om natuur aantrekkelijk te maken voor kinderen. Alsof het bos van zichzelf geen speelgelegenheid te over biedt. Ten oosten van het Blanke Veen bij Spier ligt sinds kort een slingerend vlonderpaadje – ja, het is bijna aandoenlijk – en bij Spier in de buurt zijn stepping stones geplaatst. Ik zie de bui al hangen. Er dondert eens iemand vanaf, die breekt een enkel en dient een schadeclaim in. Weg stenen.

‘In het debat over nieuwe natuur staan welbeschouwd de biologen tegenover de cultuurmensen. Ik ben niet nadrukkelijk van de ene of de andere partij, maar in het algemeen zou ik veel meer terughoudendheid willen. Natuurorganisaties zijn me soms veel te rigoureus. In Dwingelderveld, nu een nationaal park, was nog lang een landbouw-enclave, het Noordenveld. Staatsbosbeheer heeft de boeren daar uitgekocht. Om er heide te laten ontstaan, moet de landbouwgrond worden afgegraven. En die grond, die moet je dan ergens kwijt. Het plan is nu om die te gebruiken voor een geluidswal langs de A28, tussen Pesse en Spier. Dat is goed voor de dieren en ook voor de mensen, zegt Staatsbosbeheer, want het Dwingelderveld wordt er stiller van. Maar die geluidswal staat gepland dwars door het Nuilerbosch, een oud bos, met een nog bijna volmaakte drift, dat al voor een deel is opgeofferd met de loop van de A28. De geschiedenis die je nu nog in het landschap kunt zien liggen, gaat daarmee op de schop. Dat gaat mij aan het hart.
‘Uiteraard ben ik niet tegen elke interventie. Sommige gestuurde ontwikkelingen hebben prachtige resultaten. In het gebied rond het Koelevaartsveen hebben productiebossen plaats moeten maken voor toendra-achtige vegetatie. Ik kom er graag. In het eikenbos op de zandrug die eraan grenst, kun je ’s zomers de wielewaal horen.

‘Ik ben benieuwd wat de natuur gaat doen als we elke interventie achterwege zouden laten. Als ik het voor het zeggen had, zou ik dat uitproberen ten oosten van Hoogeveen, richting Tienerveen. Je hebt daar een al jaren uitgestorven industrieterrein. Die gebouwen laten staan en dan kijken hoe de natuur zo’n gebied opvult, dat lijkt me een interessant experiment. Misschien maakt een das er zijn burcht of komt er een mooie steenmarterpopulatie. Of de steenuil keert terug. Het wordt net zoiets als Tsjernobyl: een stad die helemaal door natuur is overwoekerd.

‘Met een houtsnede op basis van in het veld gemaakte tekeningen, probeer ik mijn innerlijke ervaring met het landschap te bekrachtigen. Die ervaring komt niet alleen tot uitdrukking in het eindresultaat, ik zoek die ook op in het maakproces zelf. Reductiehoutsnedes maken is een tijdrovende aangelegenheid. Ik werk in twaalf tot achttien drukgangen. De houtplaat verdwijnt verder met elke bewerking en de prent op het papier wordt steeds duidelijker. Het is precisiewerk, omdat je de bewerkte en beschilderde plaat steeds op exact dezelfde plaats moet leggen. Juist dankzij dat lange proces kan ik letterlijk dieper in mijn eigen ervaring teruggaan. Dat gelaagde werken brengt mij opnieuw in contact met de geest van de plaats waar ik geweest ben.

‘Ik ben een nostalgicus. Ik heb heimwee naar wat voorbij is en voel weemoed over wat verdwijnt. Er zit in mijn hoofd een enorm archief van landschappen die ik nog wil vastleggen. Ik kan niet meer dan acht houtsnedes per jaar maken en ik heb nog wel honderd plaatsen in mijn hoofd zitten die ik wil bewaren. Dat is werk voor ruim twaalf jaar. En er komen steeds nieuwe plaatsen bij. Ik archiveer als een gek, heb honderden foto’s. Met die foto’s en met mijn tekeningen en houtsnedes probeer ik iets vast te houden van wat er verloren gaat. Het landschap herbeleven maar ook vasthouden wat dreigt te verdwijnen, dat zijn mijn belangrijkste drijfveren als kunstenaar.’

Siemen Dijkstra (1968, Den Helder), is beeldend kunstenaar. Landschappen vormen zijn belangrijkste studie-object. In 1991 studeerde hij af in illustratie en grafiek aan Academie Minerva in Groningen. Dijkstra fotografeert en tekent en heeft zich gespecialiseerd in de reductiehoutsnede. Daarbij wordt op een plaat hout, bijvoorbeeld berkentriplex, een ontwerp getekend. Delen van de plaat worden vervolgens met een guts weggesneden. Het snijden gebeurt in fasen. Na elke fase volgt een drukgang. Eenmaal weggesneden delen behouden tijdens volgende drukgangen op het papier hun in een eerdere drukgang verkregen kleur. Dijkstra woont en werkt in Dwingeloo, met zijn vriendin Elysia Verhoeven, die keramiste is.

Trefwoorden