‘Weet je misschien de weg naar City Blue?’ vroeg een Italiaan, midden op de Vismarkt van Groningen, in gebrekkig Engels. Een column van Fionna Bottema.

‘Weet je misschien de weg naar City Blue?’ vroeg een Italiaan, midden op de Vismarkt van Groningen, in gebrekkig Engels. Hij droeg een voor deze contreien ongewoon chique pak.
‘Nee, sorry.’ Ik had nog nooit gehoord van City Blue.
‘Weet je dan misschien waar de bananenkwekerijen zijn, die moeten bij City Blue in de buurt zijn?’
‘Ja, dat weet ik wel, die staan in Oost-Groningen’, zei ik en wees hem de weg de stad uit, over het platteland naar de kwekerijen.
Dit droomde ik twintig jaar geleden en het intrigeerde me zo dat ik het opschreef. Hoe kwam ik erop, een blauwe stad in the middle of nowhere? Maar die bananenkwekerijen vond ik geen gek idee. Door opgepompt zout water met zoet water in contact te brengen, zou ik elektriciteit opwekken en daarmee de kassen verwarmen. Het afvalwater zou uitermate geschikt zijn voor het Thermaalbad in Nieuweschans. Verder bedacht ik plastic dat het juiste licht doorliet maar alle warmte vasthield, zodat niet alleen de bananen groeiden als kool, maar zelfs de spaarzame huisjes in het oosten van Groningen van warmte konden worden voorzien. Het gas mocht in de grond blijven zitten, bananenwarmte, dat was de toekomst. Voorzichtig informeerde ik bij familie en vrienden of ze wilden investeren in mijn positieve broeikaseffectplan. De meesten wimpelden mij vriendelijk af, maar aan de blik in hun ogen zag ik wat ze werkelijk dachten: she went bananas.
Dan doe ik het zelf, zei ik eigenwijs, net als Kippetje Tok, mijn heldin uit de Gouden Boekjes-reeks. In de oude, lege gierkelder hing ik wat bouwlampen op, zette er een werktafel in en installeerde mijn moeder te midden van bij Blokker aangeschaft glaswerk. Ze had een blauwe maandag les gegeven op de analistenschool, dan kon ze vast ook plastic maken en elektriciteit opwekken. De tijd verstreek en mijn moeder maakte van alles diep onder de grond, maar warmte genererend plastic of duurzame elektriciteit was er niet bij.
Ondertussen verschenen er artikelen in de krant over een nieuw oord in niemandsland, waar rijke oudjes hun laatste jaren in alle rust konden doorbrengen. Een groot gebied met landbouwgrond werd vast onder water gezet, Beatrix kwam om de kraan open te draaien. Het was ideaal geweest voor mijn zoet- en zoutwaterproject, maar in plaats daarvan werden rond om het water de eerste kavels verkocht voor boerderettes en doorzonvilla’s. Ik rij er weleens langs en meestal wend ik mijn hoofd af zodra ik het grote informatiebord zie, dat doet voorkomen dat hier het Venetië van het Noorden wordt gebouwd. Want hoewel er nog genoeg ruimte over is voor mijn bananen, denk ik dat de nieuwe rustzoekers niet zitten te wachten op elektriciteitscentrales en glimmende kassen, hoe milieuvriendelijk ook. Met tegenzin heb ik mijn bananen in de ijskast gezet en mijn moeder weer bovengronds gehaald. En misschien ga ik zelfs wel eens een kijkje nemen in City Blue, er worden namelijk geregeld witvleugelsterns waargenomen en je schijnt er ook best aardig te kunnen zeilen.

Trefwoorden