Dit keer in de rubriek Gebouw van ooit een typisch zomers fenomeen: de weidewagen.

Dit keer in de rubriek Gebouw van ooit een typisch zomers fenomeen: de weidewagen. Vóór de jaren van de ruilverkaveling waren deze mobiele melkmachines voor veel boeren een uitkomst. De eerste verschenen eind jaren vijftig op het land. In het houten hok van de oorspronkelijke wagentjes zat een dieselmotor die een vacuümpomp aandreef. Een vacuümleiding verbond deze pomp met een melkmachine. Later kregen de weidewagens de vorm van een soort doorloopstal.
Melkveehouder Harm Koolman (45) uit Paterswolde vertelt: ‘We zetten onze veertig koeien met een ketting die ze aan de horens hadden vast aan de ijzeren stang van de weidewagen. Na dit karwei kon het melken beginnen. ’s Zomers wemelde het op het land van de weidewagens, waardoor we vaak met vijf boeren op rij melkten.’ Door de ruilverkaveling en kavelruil, waardoor het van oudsher versnipperde grondbezit verdween, de komst van de melktank en bouw van ligboxstallen met moderne melkinrichtingen, raakte de weidekar in onbruik. Die van Koolman belandde alweer jaren geleden op de schroothoop. Andere exemplaren bleven doelloos in het weiland achter, zoals te zien valt op de langs de A7 ter hoogte van Marum gemaakte foto’s.
Een nog gaaf voorbeeld staat in de schuur van de 82-jarige Klaas Makken, die samen met zijn drie Groninger blaarkoppen in Eelderwolde woont. Tot voor kort trok hij er in de zomermaanden nog dagelijks met weidewagen en melkbussen op uit om aan het Eelderdiep zijn koeien te gaan melken. Hij heeft een beroerte gehad, maar deze zomer wil hij weer aan de slag ‘en dan beginnen we’ – de vrijgezelle boer spreekt consequent in de wij-vorm – ‘misschien wel een zuivelwinkeltje’.