Onlangs kreeg ik een vogelvoerpakket cadeau. Het bestond uit vetbollen, pinda’s, zakken vogelzaad en pindacakes.

Onlangs kreeg ik een vogelvoerpakket cadeau. Het bestond uit vetbollen, pinda’s, zakken vogelzaad en pindacakes. In de begeleidende folder stond welk van het zorgvuldig samengestelde voer bij welke vogelsoort hoorde. In de tuin hing ik de diverse voedersilo’s, bollen, pindaplakken en snoeren op. In de keuken wachtte ik met een kop koffie op de invasie die zou komen.
In Amerika is het voeren van vogels een uit de hand gelopen hype. Heel slim hebben talloze winkels zich gespecialiseerd in vogelfeeders. Wanneer je zo’n winkel binnengaat klinkt er een krassend vogelgeluidje; vogels kunnen namelijk niet zingen in dat deel van de wereld. Wel zien ze er prachtig uit, wat ze uitermate geschikt maakt voor in de tuin.
Ingenieuze bouwwerken van plastic buizen, wolkenkrabberachtige graansilo’s en pompeuze voedervilla’s moeten de vogeltjes naar de tuinen lokken. In de tuin van zo’n feederwinkel bewonderde ik een voederinstallatie waarop wat bontgekleurde vogeltjes zaten te eten. Plotseling suisde een sperwer rakelings langs mijn hoofd, wierp zich op het plankje en ging er met een paarsblauw vogeltje vandoor.

De voederinstallaties waren vooral zo geavanceerd om eekhoorns te weren. Maar doeltreffend blijken ze niet te zijn. De grijze eekhoorn is in staat langs met groene zeep besmeerde palen, tussen prikkeldraadrollen en door mijnenvelden te manoeuvreren en elke feeder leeg te eten.
Een dame op leeftijd beklaagde zich bij de eigenaar van de winkel over de misselijke eekhoorns en zocht iets nieuws om de beestjes te weren. De man somde een lijst aan mogelijkheden op. Bij alles schudde de vrouw moedeloos haar hoofd, ze had het allemaal al geprobeerd. Ik dacht aan de camping waar Olaf en ik een Vietnam-veteraan tegenkwamen die met zijn hond in een aftandse tent woonde. Hoewel uit zijn verhaal bleek dat iedereen hem had uitgekotst, zijn vrouw, zijn baas en het Leger des Heils, was hij onwaarschijnlijk chauvinistisch. ‘There are four big battleships in the world and we own them all’, zei hij. Het verbaasde me dat zo’n machtig land niet in staat was een paar handige rakkers van voederplankjes te weren.

Terwijl ik zo wat mijmerde over het Amerikaanse systeem, zag ik een goudvink die in de notenboom ging zitten. Hij keek belangstellend naar het aanbod van voer. Een keer per jaar komen de goudvinken de knoppen van de ooievaarsbek opeten, verder zie je ze zelden. Het roze borstje lichtte prachtig op. De vink vloog naar beneden en begon van de pindakaasplak te eten. Ik keek op mijn foldertje. ‘Hé, dat gaat zomaar niet’, riep ik, ‘die blokken zijn voor spechten en boomklevers. Het premium solomix is voor jullie, of desnoods de hi-energy mix, maar deze dus niet.’ De dikke vink negeerde mijn aanwijzingen volledig en hakte grote stukken uit het blok en zocht het vogelzaad tussen de pindakaas uit. Een tweede goudvink streek neer op de bessentraktatie voor roodborstjes.
We willen natuurlijk geen Amerikaanse toestanden hier. Nu kon ik nog ingrijpen. Ik zette het raam op een kier en stak de loop van de buks naar buiten. Toen ik dit wapen van mijn vader erfde, had ik mijn bedenkingen maar nu kwam hij goed van pas. Ik zag de goudvinken al zitten met honderden in de kersenboom, waar ze eerst alle knoppen uit hadden gevreten, uitdagend kijkend met hun zwarte kraaloogjes. In geen velden of wegen meer een heggemus, boomklever of winterkoning te ontdekken, allemaal verdreven door deze vliegende eekhoorns.
Het lukte me niet de trekker over te halen. Niet uit medelijden, maar omdat het me zo mooi leek om over een paar jaar te kunnen zeggen: ‘Er zijn veertig miljoen goudvinken in de wereld en wij bezitten ze allemaal.’

Trefwoorden