Twee vrouwen in Groningen: de een is boerin, de ander varkenshoudster. Beiden zijn ze op hun eigen manier bezig met nieuwe energie. Op een manier die past bij hun bedrijf. De een heeft zich gestort op koolzaadolie, de ander richt haar pijlen op een varkensmestvergister.

Vijfentwintig jaar geleden werd Janny Kolhorn (49) boerin in het Groningse Woldendorp. Samen met haar man bewerkt ze 87 hectare grond, voornamelijk met de verbouw van tarwe en koolzaad. Daarnaast participeert ze in de Noord-Nederlandse Oliemolen BV. De reden dat de Kolhorns zich op de koolzaadolie hebben gestort, is een combinatie van factoren geweest.
Ruim twaalf jaar geleden verordende de overheid dat akkerbouwers tien procent van de grond onbeteeld moesten laten. Reden: een overschot aan graan. Koolzaad mocht, wanneer het maar niet in voedsel terecht kwam. ‘Shampoo of brandstof mocht dus wel’, vertelt Janny Kolhorn. In diezelfde periode kwamen de inkomsten van akkerbouwers onder druk te staan. Kolhorn, die toen nog voorzitter van de LTO-afdeling Appingedam-Delfzijl was, besloot daarom anderen te vragen mee te denken over een manier om uit koolzaad een meerwaarde te genereren. Daarbij vond ze het belangrijk om verder te kijken dan haar eigen erf. Zo kwam ze met twee andere akkerbouwers om de tafel terecht.

Dertig kilometer zuidelijker en korter geleden, dacht Annechien Ten Have-Mellema (49) ook hard na over groene energie. Ten Have is varkenshouder en akkerbouwer; ze nam in 1993 het bedrijf van haar ouders in Beerta over. Toen kwam de vergister in beeld. ‘Mijn vader had in de jaren zeventig al bedacht dat we iets met gas moesten doen, maar dat was toen niet praktijkrijp.’ Ook hier speelde een combinatie van factoren een rol bij het definitieve besluit. De overheid stimuleerde groene energie financieel, haar zoon kwam van school en wilde wat in het bedrijf doen, de stroomprijzen liepen op, de combinatie varkenshouderij en akkerbouw was gunstig en uiteindelijk zou een en ander een behoorlijke besparing opleveren.

Haalbaarheid

In de periode dat Janny Kolhorn over afzetmogelijkheden van koolzaad nadacht, wilde het toeval dat een ondernemer uit het Friese Boyl contact met haar opnam. ‘Hij had plannen om vrachtwagens om te bouwen voor PPO, puur plantaardige olie. Ook wilde hij inzetten op het accijnsvrij maken ervan, zoals in Duitsland en andere Europese landen al het geval is.’ Er werd een haalbaarheidsonderzoek gedaan, waarvan de uitslag positief was. ‘Hoewel het lastig was om te onderzoeken, omdat we de eersten in Nederland zouden zijn die zelf een fabriek wilden neerzetten’, relativeert Kolhorn. Toen er accijnsvrijstelling kwam voor een bepaald aantal liters, wilde Kolhorn het een kans geven. ‘In die tijd was hier in de omgeving tweehonderd hectare koolzaad. Jonge boeren waren er niet dol op. De teelt moest dus weer in de benen geholpen worden.’ Er werden bijeenkomsten in de regio opgezet om zowel telers als aandeelhouders over de streep te trekken. ‘Iedereen had te maken met die 10%-regeling, iedereen zocht naar meerwaarde.’ Uiteindelijk kon er gestart worden met zestig aandeelhouders.
Ook Ten Haves plannen voor een vergister namen vastere vormen aan. In 2005 besloten Annechien en haar man om het te gaan doen. De vergister zou er komen. Er werd een haalbaarheidsstudie gedaan en vergunningen aangevraagd. Die kregen ze, en in het voorjaar van 2006 werd gestart met de bouw. De twee silo’s met warmtekrachtkoppeling en machinegebouw waren in 2006 klaar.

Onervaren

De laatste hindernis in het koolzaadolie-project was de locatie. ‘De pers is niet zo groot’, zegt Kolhorn. ‘Maar de hoeveelheid koolzaad wel.’ Ze vonden een bestaand graanhuis van Nieveen in Delfzijl, aan open water. In Duitsland vonden ze een ingenieur die hen wilde begeleiden. Ze wilden er een onbemande én continu draaiende pers van maken. De ingenieur bedacht een systeem dat zou moeten werken, maar bewezen was dat helaas nog niet. ‘Die ingenieur is opgestapt’, vertelt Kolhorn gelaten. ‘We hadden geen goed contract. We waren te onervaren, te naïef ook.’ Volgende tegenvaller was dat de bouw van de oliemolen een derde duurder uitkwam dan begroot was. Ook werd later begonnen met de productie dan de bedoeling was, en tijd kost geld. In juni 2005 werd de oliemolen officieel geopend. ‘Toen moest het proefproces nog starten. Het eerste halfjaar liepen we tegen kinderziektes aan. Toen was de financiële rek er langzamerhand wel uit.’
Geld houdt ook Ten Have regelmatig uit haar slaap. Want net toen alles in kannen en kruiken was en de subsidieaanvraag al klaar lag, werd de MEP-regeling afgeschaft. ‘Van de ene op de andere dag. Dat was een behoorlijke tegenslag.’ Ze heeft lang geaarzeld of ze wel door moesten gaan met het hele project. Uiteindelijk werd besloten van wel, en de financiële hoop is nu gevestigd op een overgangsregeling.

Overheid is onbetrouwbare partner

De energie die de vergisters op het erf opleveren, wordt deels geleverd aan Green Choice en deels gebruikt voor eigen woning en bedrijf. De warmte die vrijkomt, gaat naar de stallen. Op den duur moet hun eigen centrale verwarming ook op het systeem aangesloten worden. Hoewel Ten Have er vertrouwen in heeft dat het uiteindelijk allemaal financieel rond komt, heeft ze het niet als motiverend ervaren om de nek uit te steken. ‘De overheid is een onbetrouwbare partner gebleken’, constateert ze. ‘De ontwikkelingen staan nu stil in Nederland; dat is slecht. Er moet wel innovatie op de techniek van vergisten komen, het zou efficiënter kunnen. Over tien jaar moet je zonder subsidie kunnen draaien.’ Waarom ze nog steeds de moed erin houdt? ‘Het grijpt allemaal zo mooi in elkaar. De tarwe die we verbouwen gaat naar de varkens, de mest levert energie op, stro gebruiken we ook als voer voor de zeugen. De restproducten komen van elders en kun je eveneens in varkensvoer verwerken. Digistaat is het product dat overblijft na vergisting en daardoor nemen planten beter stikstof op, zodat we dat weer gebruiken in de akkerbouw. De boeren in de buurt zijn er gek op.’ Ook geeft het haar een goed gevoel een bijdrage te leveren aan vermindering van het broeikaseffect, omdat methaan tijdens het vergisten uit de mest gehaald wordt. Haar droom is dat ze over tien jaar de hele buurt van energie kan voorzien.

Vertrouwen

De koolzaadoliemolen in Delfzijl kan zevenduizend liter koolzaadolie per etmaal leveren. Het is niet de enige meer in Nederland. ‘Koolzaadolie is een hype’, weet Kolhorn. Want ondanks dat de onderneming minder vlot gaat dan gehoopt en meer tijd in beslag neemt dan verwacht, is ze over het product nog steeds laaiend enthousiast. Het restant aan schilfers, toch goed voor zo’n twee derde van het totaalproduct, kan als veevoeder afgezet worden. De wrijvingswarmte die vrijkomt bij de productie, wordt benut om de olie optimaal uit de zaden te krijgen. De teelt van koolzaad is CO2-neutraal en koolzaadolie als brandstof levert minder roetstof op dan diesel. En meer: de olie bevat meer omega3-vetzuren dan die in olijfolie. ‘In Duitsland zie je overal in de supermarkten koolzaadolie staan. Daar gaan ze bewuster met eten om. Ze geven procentueel ook meer uit aan eten dan wij Nederlanders.’
De koolzaadolie van de Noord-Nederlandse Oliemolen BV wordt allemaal verhandeld aan Solaroilsystems in Boyl. ‘Die heeft al tegen de tweehonderd vrachtwagens aangepast’, weet Kolhorn. ‘Ook de vuilniswagens in Scheemda en Winschoten rijden op koolzaadolie.’
Wat ze van de toekomst verwacht? ‘Dat die 10%-verplichting zal afnemen. En ook hoop ik dat we dan vrij zijn om de olie in te zetten daar waar er vraag naar is. Dat zou een eerlijke markt zijn. De olie is uiteindelijk hetzelfde.’
Als ze vooraf had geweten dat er zoveel bij kwam kijken, weet ze niet of ze er wel aan begonnen zou zijn. Gelukkig is er volop steun van de achterban. ‘Over tien jaar kijken we hier vast glimlachend op terug. Uiteindelijk heb ik er veel vertrouwen in.’

Trefwoorden