Ten zuiden van Vledder en Diever stroomt de Wapserveense Aa die vlak onder Vledder samenkomt met de Vledder Aa. Thor Hendriks, Marga Kool en Reinier de Leeuw vertellen over de herstelplannen in het gebied in relatie tot de visie van Harry de Vroome.

Thor Hendriks is een jonge landschapsarchitect die werkt voor het bureau Bosch Slabbers in Den Haag, een bureau dat in het hele land actief is, zowel binnen steden als in het landelijk gebied. Hij studeerde landschapsarchitectuur in Wageningen. Het werk van Harry de Vroome kent hij van de verhalen erover en uit de vakliteratuur. ‘Harry de Vroome heeft mij vooral aan het denken gezet over het fenomeen dat aan verschillende ontwikkelingen vaak een eenzijdige verantwoording ten grondslag ligt,’ zegt Thor Hendriks. ‘Dat geldt voor grootschalige ruilverkavelingen zoals bij Diever, maar dat geldt ook voor grootschalige natuurontwikkelingsprojecten. Ook al waren de argumenten voor die klassieke ruilverkavelingen destijds legitiem, ze waren wel gebaseerd op een eenzijdig belang, namelijk dat van de agrarische sector. Maar ik kan me voorstellen dat De Vroome ook kritische vragen zou kunnen stellen bij sommige tegenwoordige grootschalige natuurontwikkelingsprojecten. Daar is evenzeer sprake van een eenzijdige benadering. Volgens mij stond bij Harry de Vroome juist de combinatie voorop. Hij werkte vanuit een landschappelijke, een ecologische en een cultuurhistorische invalshoek.’ Volgens Thor Hendriks ontstaat landschappelijke schoonheid vooral doordat landschappen zich in traag tempo ontwikkelen. ‘Dat neem ik ook als uitgangspunt in mijn werk,’ zegt hij. ‘Ik kijk hoe een gebied is ontstaan, vraag me af waarom het er uitziet zoals het er uitziet en hoe het in het verleden was. Om me in het verleden van het gebied te kunnen verdiepen gebruik ik verschillende soorten kaarten, waaronder historisch kaartmateriaal. Je hebt ook bodemkaarten nodig om kennis te verzamelen van de ondergrond. Die ondergrond geeft antwoord op de vraag hoe de oude duurzame systemen ooit hebben gefunctioneerd. Een gekanaliseerde beek weer volstrekt willekeurig laten meanderen omdat het zo mooi lijkt is zinloos. Je moet nagaan waar in het verleden de stroompjes liepen. Waar ooit de natte gronden lagen. Als je het landschap wilt herstellen moet je daar rekening mee houden. Dan ben je veel fundamenteler, veel duurzamer bezig dan wanneer je alleen maar een paar leuke slingers in een riviertje realiseert.’

Het meest Hollandse wat er is

Omdat het landschap er is voor iedereen vindt Thor Hendriks het niet juist om zonder meer aan één belang prioriteit te geven. ‘Het vormgeven aan het landschap is zo ongeveer het meest Hollandse wat er is,’ zegt hij. ‘Dezelfde shovels die jaren geleden riviertjes als langs een liniaal door het landschap groeven worden nu weer ingezet om dat water te laten slingeren. In beide gevallen waren daar argumenten voor. De kunst is om op een overtuigende manier te laten zien wat het voordeel is van een nieuwe situatie. Je moet mensen zien te winnen voor een visie die niet eenzijdig is. Volgens mij was dat één van de sterke kanten van Harry de Vroome.’ Thor Hendriks betoogt dat je je als landschapsarchitect altijd bewust moet zijn van het feit dat je keuzes maakt. ‘Maar niet alleen functioneel geredeneerd vanuit menselijk gebruik, maar ook ecologisch en esthetisch. Een meanderende beek is mooi om te zien, maar past ook beter bij actuele na te streven doelstellingen met betrekking tot waterbeheer. Brede oevers en meanders zorgen voor een grotere waterbergingscapaciteit. Daar waar je dat wilt, blijven gebieden vochtiger en andere plaatsen kun je op die manier droger houden en dat zijn dan vooral de agrarische gebieden.’

Landschap en cultuurhistorie

Het is precies waar Marga Kool in haar functie als dijkgraaf van het waterschap Reest en Wieden dagelijks mee bezig is; het inrichten van watersystemen op een zodanige manier dat daarmee bedreigde natuurwaarden nieuwe kansen krijgen, bergingscapaciteit voor overtollig water ontstaat en duurzame landbouw mogelijk blijft. Zij kwam in contact met de ideeën van Harry de Vroome in de periode dat ze lid van provinciale staten van Drenthe en daarna gedeputeerde was. ‘Ik was langdurig in de culturele sector bezig geweest en kreeg voor het eerst in mijn periode op het provinciehuis met de visie van De Vroome te maken, ook al had ik dan als gedeputeerde cultuur en milieu in portefeuille en niet natuur en landschap,’ zegt Marga Kool. ‘Vooral als trekker van het Drentsche A-project kon ik destijds niet om de ideeën van De Vroome heen. In die jaren werd in het provinciale beleid langzamerhand steeds meer gekozen voor de gebiedsgerichte benadering. Ruimtelijke ordening, natuur, landschap en milieu kwamen bij elkaar en werden niet meer los van elkaar gezien. Ook de opvatting dat je de geschiedenis van een gebied in het landschap moet kunnen ‘lezen’ raakte steeds meer in zwang. Harry de Vroome heeft daaraan volgens mij een belangrijke bijdrage geleverd.’

Het water krijgt meer ruimte

Marga Kool geeft aan dat waterschappen in het verleden nogal gericht waren op een eenzijdige belangenbehartiging. Het belang van de agrarische sector stond voorop. Dat was ook het geval bij de uitvoering van de ruilverkaveling Diever. Er werden nieuwe boerderijen gebouwd in het beekdal, in periodes van grote droogte werd gebiedsvreemd water aangevoerd en als het teveel regende gebiedseigen water afgevoerd. ‘Als waterschap kijken we hier nu heel anders tegenaan,’ zegt de dijkgraaf. ‘We werken nu projectmatig samen met Het Drentse Landschap, Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer en proberen vooral in het Vledder Aa gebied natuurwaarden te herstellen. Het watersysteem in het gebied speelt daarbij een erg belangrijke rol.’ Net als Thor Hendriks vindt ook Marga Kool het van belang om na te gaan hoe het landschap zich door de jaren heen heeft ontwikkeld om met de huidige projecten aan te kunnen sluiten bij de historische situatie. ‘Samen met de terreinbeherende instanties maken we veel zaken die destijds door de ruilverkaveling zijn bewerkstelligd weer ongedaan. Ik kan me goed voorstellen dat sommige boeren daar problemen mee hebben en het zien als een vorm van kapitaalvernietiging. Het kost inderdaad veel geld zoals de ruilverkaveling destijds ook veel geld heeft gekost. En boeren hebben er natuurlijk ook moeite mee dat het areaal landbouwgrond vermindert, al geldt dat misschien wel meer voor de boerenorganisaties dan voor individuele landbouwers. Die krijgen een goede prijs voor hun grond met volop ontwikkelingsmogelijkheden op een andere plek.’ Kool geeft aan dat een eind is gemaakt aan de wateraanvoer van gebiedsvreemd water en dat de wateráfvoer van landbouwwater via dure nieuwe leidingen nu via een omweg naar de Drentse Hoofdvaart loopt. Door de Vledder Aa stroomt nu alleen nog natuurwater. De Tilgrup heeft geen functie meer voor de landbouw. ‘Afwateringssloten en de rechte beekloop zijn gedempt, stuwen en duikers zijn verwijderd en tegelijkertijd is de bemeste landbouwgrond deels afgegraven. In het najaar van 2002 zijn we gestart met de hermeandering waarbij de oorspronkelijke beddingen weer zijn uitgegraven. In de zomer valt de bovenloop weer droog en in de winter kan het water in bepaalde gebieden weer over het land stromen. Ook worden de vroegere vloeiweides weer in ere hersteld waardoor net als vroeger weer natuurlijke meststoffen op de landerijen komen. Vernatting dus op bepaalde plaatsen in plaats van verdroging. Het water krijgt meer ruimte. Er zullen weer overstromingen plaatsvinden, maar dat past in het te voeren beleid ten aanzien van de klimaatverandering.’

Waterberging in de beekdalen

Het belangrijkste probleem is volgens Marga Kool een aantal boerderijen, dat tijdens de ruilverkaveling in het beekdal is gebouwd. Zij deelt de visie van Harry de Vroome dat die daar nooit gebouwd hadden mogen worden. De Vroome verzette zich er tegen tot aan de Raad van State. ‘Door die boerderijen kunnen we in het middendeel van de Vledder Aa nog niet doen wat we willen. Er zal voldoende geld moeten komen om die boeren uit te kunnen kopen of de boerderijen te kunnen verplaatsen. Dat kan lang duren, want zo’n boerderijverplaatsing gebeurt alleen op vrijwillige basis. Uiteindelijk moet het Vledder Aa gebied een natuurfunctie krijgen en de Wapserveense Aa een landbouwfunctie met natuurvriendelijke oevers. Het waterschap Reest en Wieden wil de beekdalen vooral gebruiken voor waterberging. Alles heeft in feite met elkaar te maken. De beken en het water in de ondergrond vormen met elkaar één systeem. Daar is het waterschap verantwoordelijk voor zoals de terreinbeherende instanties over de aangrenzende natuurgebieden gaan’

Kampioen van de samenwerking

Harry de Vroome verzette zich destijds tot het uiterste tegen de grootschalige ruilverkaveling Diever. Volgens Marga Kool zou hij genieten als hij zou zien hoe een belangrijk deel van het gebied nu geworden is. Fiets- en wandelroutes maken het mogelijk er kennis van te nemen. Eén van de fietsroutes volgt het watersysteem van de bron tot aan de Weerribben. ‘Als Harry de Vroome een betweterig type was zou hij zeggen ‘Zie je wel. Heb ik dat vroeger allemaal al niet gezegd.’ Als hij dat niet was zou hij nu alleen maar genoten hebben als hij had kunnen meemaken hoe het allemaal verandert. Ik denk dat het ook in zijn opvattingen past dat het waterschap en de terreinbeherende instanties hier zo goed samenwerken en met elkaar de problematiek integraal hebben aangepakt. Als je wat wilt bereiken moet je geen kampioen van het gebied willen zijn, maar kampioen samenwerking.’

Liever een kilometer houtwal dan een lintje

Reinier de Leeuw is vanaf 1 januari dit jaar met de VUT, maar heeft vanaf 1973 in Drenthe gewerkt voor Natuurmonumenten. Tot 1996 als districtsbeheerder en de laatste tien jaar als rentmeester. Toen hij begon was het in Zuidwest-Drenthe de tijd van de grote ruilverkavelingen. Dwingeloo, Diever, Havelte en Smilde waren in uitvoering en ook Ruinerwold zat er aan te komen. ‘We kwamen in die tijd met een groepje natuurmensen regelmatig bij elkaar om te bespreken hoe we ter voorbereiding van het streekplan Zuidwest-Drenthe het beste de belangen van natuur en landschap zouden kunnen behartigen,’ herinnert Reinier de Leeuw zich. ‘Harry de Vroome had als leidraad een landschapsstructuurschets voor het gebied geschreven. Daar konden we goed mee uit de voeten.’ De Leeuw is er van overtuigd dat De Vroome veel zaken voor elkaar kreeg doordat hij humor en diplomatie combineerde. ‘Hij was altijd zeker van zijn zaak, maar bracht ’t schoorvoetend, met enige aarzeling, waardoor hij mensen niet tegen zich in het harnas joeg. Sommige uitspraken van hem zal ik nooit vergeten. Bij zijn afscheid keek hij de zaal rond, zag nogal wat heren van ruilverkavelingcommissies zitten en zei: ‘Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat al deze heren hier aanwezig zijn om er zeker van te zijn dat ik ga vertrekken.’ Prachtig toch, zo’n uitspraak. Toen hij koninklijk onderscheiden werd merkte hij op dat hij eigenlijk liever een kilometer houtwal had dan zo’n lintje.’ Reinier de Leeuw noemt als belangrijkste thema in het werk van Harry de Vroome zijn respect voor historische patronen in het eeuwenoude esdorpenlandschap. ‘Voor hem betekende dat dat je beter twee bestaande houtwallen kunt behouden die in een matige staat verkeren dan dat je een geheel nieuwe elders aanplant. Die nieuwe wal heeft immers niets met de oude structuur van het landschap te maken en daar ging het hem om. In het weidegebied rond het Mantingerbos wist hij het geraamte van oude landschapselementen overeind te houden. Daardoor kon het twintig jaar later een waardevol reservaatgebied worden. Zo heeft hij ook het gebied Veenhuizer made langs de Vledder Aa destijds al rood omlijnd gekregen. Door die beschermde status konden daar later geen ongewenste ontwikkelingen zoals boerderijbouw plaatsvinden en waren er veel eerder dan elders mogelijkheden voor natuurbeherende instanties om daar gronden aan te kopen. Het was zijn strategie: zorg er voor dat je enkele cruciale structuren vastlegt en beschermt in een slechte tijd, bijvoorbeeld tijdens de vroegere ruilverkavelingen, waardoor je de kansen vergroot om later in zo’n gebied gewenste ontwikkelingen van de grond te krijgen.’

Historische kennis van een gebied is volgens Thor Hendriks, Marga Kool en Reinier de Leeuw beslist noodzakelijk om een gebied verantwoord in te kunnen richten. Daarmee treden zij in de voetsporen van Harry de Vroome. Reinier de Leeuw: ‘Dankzij het feit dat Natuurmonumenten nog oude bestektekeningen had konden we bij de hermeandering van de Vledder Aa het voormalige tracé volgen. Die Vledder Aa stroomde vroeger natuurlijk niet voor niets juist langs dat tracé. Door dat te volgen is het een reconstructie geworden en niet alleen maar landschappelijke versiering.’

—————————————–

Natuurontwikkeling in het Vroome Veld

Op een perceel grasland van dertien hectare tussen de Wapsermadeweg en de Zodeweg bij Doldersum wilde een projectontwikkelaar ooit verblijfsrecreatie realiseren. In eendrachtige samenwerking konden Harry de Vroome en Natuurmonumenten voorkomen dat dit gebeurde. Het gebied bleef braak liggen en Natuurmonumenten kocht het perceel in 1984 van de erven van de projectontwikkelaar. De graszode is meerdere malen afgeplagd. Deze verschraling betekende een enorme verrijking voor de natuur. In een halfopen landschap met hier en daar een boom en wat struikgewas bloeien inmiddels tientallen bijzondere plantensoorten. Er broeden ook zeldzame vogels als het paapje en de grauwe klauwier. Als eerbetoon aan de grote inspanningen van Harry de Vroome voor natuur en landschap in Drenthe is het gebied omgedoopt tot het Vroome Veld.