Rondrit langs afbraak en wederopbouw met Jan Kleine van de Ontwikkelingsmaatschappij Delfzijl.

Als de toekomst van Delfzijl in het begin van de jaren zestig van de vorige eeuw niet zo glorieus had geleken, had de stad er nu beter voorgestaan. Nederland was op weg naar twintig miljoen inwoners en dat zou ook voor Delfzijl grote gevolgen hebben. De petrochemische industrie stond voor een geweldige uitbreiding. Met de komst van de Eemshaven viel een imposante toename van de werkgelegenheid te verwachten. Delfzijl zou groeien van 33.000 naar 80.000 inwoners. Voortvarend stampte het toenmalige gemeentebestuur hele woonwijken uit de grond. Vooral in Delfzijl-Noord verrees het ene flatgebouw na het andere. In de haast werd er niet gelet op het aantrekkelijk maken van de woonomgeving. Ook het historische centrum viel voor een deel ten prooi aan misplaatste nieuwbouw.
En op het moment dat Delfzijl klaar was voor de nieuwe toekomst, stortte de economie in. De oliecrisis van 1974 betekende in één klap het einde van alle verwachtingen. De Eemshaven lag jarenlang leeg te wezen en de industriële ontwikkeling rond het havengebied in Delfzijl, waarvoor complete dorpen waren opgeofferd, kwam vrijwel tot stilstand. Nederland bedacht zich en wilde niet meer groeien naar twintig miljoen mensen. Het inwonertal van Delfzijl daalde. Leegstand en verpaupering waren het gevolg, en tot voor kort zat de gemeente met deze vervelende erfenis van een toekomst die er nooit kwam.
Nu, dertig jaar later, lijkt het tij te keren.
De economie trekt weer aan, de Eemshaven ontwikkelt zich aardig, zij het op een heel andere manier dan indertijd werd voorzien, en Delfzijl probeert zichzelf een facelift als woongemeente te geven, op een voor Nederland ongekend grote schaal. Ditmaal zonder overspannen verwachtingen: de plannenmakers gaan ervan uit dat het aantal inwoners nog wel een tijdje zal blijven dalen. Ze zouden al blij zijn als iedereen die in Delfzijl werkt, er ook gaat wonen. Op dit moment geldt dat voor minder dan de helft van de mensen die hun brood in het havenstadje verdienen, of ze nu ambtenaar zijn of in het bedrijfsleven werken.

Twee revoluties

Een donderdagmorgen in Delfzijl. Het straatbeeld hier verschilt niet van dat van zoveel andere steden en stadjes: wat winkelend publiek, vrachtauto’s bezig met de bevoorrading, een paar mensen in een café achter de koffie en een waakzame parkeerwachter. Niets wijst erop dat hier twee revoluties aan de gang zijn: een lawaaiige in de politiek, en een stille op het gebied van wat wordt genoemd de ‘revitalisering’ van het vestingstadje aan de dijk.
De politieke revolutie heeft Delfzijl een negatief imago bezorgd, de stille revolutie probeert de gemeente juist positief op de kaart te zetten. Over dat laatste sprak ik met Jan Kleine, sinds oktober 2004 directeur van de Ontwikkelingsmaatschappij Delfzijl (OMD) en zijn woordvoerster Marie-Lou Gregoire.
De OMD is opgericht als uitvloeisel van het Masterplan dat de gemeente in 2001 opstelde. Dit was de neerslag van een rapport van de Commissie Tielrooy waarin eind jaren negentig werd geconcludeerd dat alleen een grootscheepse revitalisering Delfzijl zou kunnen redden. Maak daarbij gebruik van de ligging aan zee en de hier en daar nog zichtbare historie als haven- en vestingstad, luidde het advies.
We rijden rond door Delfzijl-Noord. Jan Kleine wijst onderweg op tientallen gebouwen en zegt: ‘Dit gaat weg en dat daar gaat weg. Dit hele winkelcentrum gaat weg. Deze school gaat ook weg. En waar we nu rijden zijn alle flatgebouwen al verdwenen. Hier vlak achter de dijk komen op termijn drie woontorens met uitzicht op zee. Je kunt al een beetje zien hoe het gaat worden. Dit water vormt een soort slenk in de nieuwe wijk om de verbinding van Delfzijl met de zee te onderstrepen. Daarlangs komen nieuwe woningen te staan. Kwelderland gaat dit deel heten.’
Vanachter het stuur zegt Marie-Lou Gregoire: ‘Er wordt vooral geïnvesteerd in de omgeving. Veel ruimte, groen en water. Als je Delfzijl beschouwt als een huis, zijn we nu bezig met het belangrijkste deel, de kamer. Dat huis staat nu nog in brand. Als dit achter de rug is komt er aandacht voor de omgeving van dat huis: het centrum van Delfzijl, en West.’

Moskee

We stoppen boven op de dijk bij het Eemshotel. Meeuwen boven ons hoofd, schepen op het water en in de verte ligt Emden te blikkeren in de zon. ‘In het Masterplan is opgenomen dat een deel van de ringweg rond Noord over de dijk gaat lopen. Mensen die hier komen willen toch even de zee zien. Dan kan er iets boulevardachtigs ontstaan’, zegt Marie-Lou Gregoire, en Jan Kleine vult aan:
‘Er komt een ringweg om Delfzijl-Noord om de wijk goed en duidelijk te ontsluiten, en een rechtstreekse verbinding vanaf de N360. Nu is Noord lastig te vinden. Je komt er met een omweg en het is de wijk “achter het spoor”.’
We rijden verder. ‘Hier komt een heel nieuwe voorzieningenstrip’, wijst Kleine. ‘Het wordt een combinatie van een nieuw winkelcentrum, scholen, een moskee en een zorgcentrum.’ Een probleem bij alle plannen in Noord, zegt hij, is de noodzaak om zowel de huur- als de koopwoningen betaalbaar te houden. ‘Maar dat lukt aardig.’
We praten verder in het kantoor van de OMD vlak achter de haven. Eerst over die OMD zelf. Dat levert vooral een stortvloed aan cijfertjes op. Jan Kleine: ‘De ontwikkelingsmaatschappij is in 2002 opgericht en bestaat formeel tot 2010. De gemeente en woningbouwcorporatie Acantus zijn elk voor 49 procent deelnemer en de provincie voor 2 procent. Dat is een unieke constructie. Elders in het land bestaan er wel wijkontwikkelingsmaatschappijen, maar die zijn onderdeel van de gemeente. Nergens wordt gewerkt met zo’n ruim mandaat als in Delfzijl.
Als je weet hoeveel tijd er gaat zitten in al het voorbereidende werk, in alle procedures, dan is er nu, bijna halverwege de rit, toch al heel veel gebeurd. Voor het uitvoerende deel van het project is in 2004 de ABG opgericht, een consortium van Acantus Vastgoed, BAM Woningbouw en Geveke Ontwikkeling. Die ABG zal maximaal 70 procent van de koopwoningen realiseren. De overige 30 procent zal de OMD zelf verkopen door het aanbieden van vrije kavels voor individuele bebouwing.’

Politieke eis

Marie-Lou Gregoire: ‘In totaal worden er 1700 woningen gesloopt. Er komen tot 2008 900 nieuwe voor terug. Daarvan zijn er inmiddels 170 gebouwd, huur en koop.’
Jan Kleine: ‘Je kunt spreken van een bijna dramatische aanpak door de grootschaligheid. Er wordt ontzettend ingegrepen in Noord. Dat gaat redelijk snel en geluidloos. Het was een politieke eis dat er tegelijkertijd zou worden gebouwd en gesloopt en dat er zeer zorgvuldig zou worden omgegaan met de oude bewoners. Bovendien moest worden getracht om de mensen die verhuizen moesten in Delfzijl te houden. Dat is voor 80 procent van de huurders gelukt.’
Gregoire: ‘Zij krijgen voorrang bij het huren van een nieuw huis, een verhuisvergoeding en begeleiding bij alle problemen waarmee ze te maken krijgen. Er is een uitgebreid sociaal plan opgesteld en er is nergens sprake van gedwongen uitzetting. De mensen krijgen twee jaar van tevoren te horen wat de plannen met hun oude huis zijn en er wordt steeds rekening gehouden met hun persoonlijke wensen.’
Jan Kleine: ’Daarom zie je in sommige leegstaande flats zo hier en daar toch nog gordijntjes hangen. Die mensen hebben gewoon nog even wat meer tijd nodig om naar hun nieuwe onderkomen te verhuizen. Het gevolg van dat bouwen en slopen tegelijk is dat Noord er nu wat vreemd uitziet. Nieuwe koopwoningen staan naast flats die nog gesloopt moeten worden. Dat veroorzaakt twee bewegingen. Eerst was er aarzeling bij kopers omdat er nog weinig te zien was. Nu is er dat water en die ringweg en staan de eerste nieuwe huizen er, maar nu wachten de mensen weer of er nog mooiere plekjes beschikbaar komen. Gelukkig is er sprake van een aantrekkende belangstelling, vooral voor de vrije kavels.’
Voor de uitvoering van de plannen in Noord is geld beschikbaar gesteld. Voor de aanpak van het centrum van de havenstad en voor Delfzijl-West moet nog geld worden gevonden. Maar vergeleken bij de ‘operatie’ in Noord is de aanpak van de betere buurten in West een kwestie van ‘acupunctuur’. Uiteindelijk zal globaal een kwart van de oppervlakte van Delfzijl totaal van aanzien zijn veranderd. J

Verhuisd

‘Protesteren helpt toch niet’, vond mevrouw Vegter, toen ze te horen kreeg dat haar oude woning gesloopt zou worden. Ze heeft zowel negatieve als positieve gevoelens als ze terugdenkt aan hoe haar verhuizing ging. ‘Ze waren de hele buurt al aan het afbreken toen ik er nog woonde. Dan kun je wel trammelant gaan maken, maar het was daar toch al een grote rotzooi. Ik zeg wel: wat dom om het zo aan te pakken. Bij de verhuizing naar ons nieuwe huis waren ook weer problemen omdat de straat nog niet klaar was. We moesten met een karretje door een groot gat de spullen naar binnen rijden. Maar het wonen hier bevalt nu wel, hoewel de huur veel hoger is – dat was wel even schrikken! We wilden eerst verhuizen naar een flat aan de Vennen in het centrum, maar die was totaal uitgewoond. Dan maar naar de nieuwbouw. En het geld van die verhuiskostenvergoeding waren we haast alleen al aan de vloer kwijt. Toch zijn mijn man ik achteraf wel tevreden met wat we gedaan hebben.’
Het echtpaar Vegter woont nu aan de Schor in de nieuwe wijk Kwelderland.

‘Ik was op het laatst gewoon bang voor mijn zelfbehoud’, vertelt de heer B. Pluim. ‘We kregen twee jaar geleden bericht dat we uit ons huis moesten, maar dat we moesten wachten op de verhuispremie. Dat duurde veel te lang. Om ons heen verdwenen intussen hele straten. De mensen vertrokken, en op den duur woonden er nog maar een of twee gezinnen in een straat. ’s Nachts werden de ramen van de leegstaande huizen ingegooid. Inbrekers sloopten er de koperen leidingen uit. Maar ik ben nu tevreden op mijn nieuwe stek aan de Balg in Kwelderland. Ik woon alleen, in een zogenaamde levensloopbestendige woning. Het is hier nog steeds een rotzooitje met al die sloop en nieuwbouw door elkaar, maar het wordt mooi over een paar jaar, daar zijn alle mensen hier wel van overtuigd.’

Trefwoorden