Speciale inburgeringcursussen voor nieuwkomers op het platteland? CDA-Tweede Kamerlid Jan Mastwijk uit Hoogeveen ziet er weinig heil in.

Af en toe wat stank, lawaai of stof: het hoort erbij op het platteland. Boeren of recreatieondernemers kunnen anders hun bedrijf niet uitoefenen. Hun positie staat door schaalvergroting, regelgeving en toenemende bebouwing toch al onder druk. Bezwaren van nieuwkomers, die dit soort ‘overlast’ niet gewend zijn, worden door plattelanders dan ook vaak als onredelijk ervaren.
Jan Mastwijk (56) uit Hoogeveen, voormalig statenlid en sedert 2002 Tweede Kamerlid voor het CDA, kan zich deze opstelling van de oorspronkelijke bevolking en kleine bedrijven op het platteland goed voorstellen. Nieuwe bewoners, ‘rijke’ ex-stedelingen al helemaal, dienen zich vooraf te realiseren dat wonen in the countryside soms ook ‘lasten’ met zich meebrengt. Het CDA maakt zich al enkele jaren druk over het feit dat nieuwelingen op het platteland zich niet altijd weten aan te passen. Zeeland kondigde onlangs zelfs nieuw beleid op dit punt aan vanwege het relatief grote aantal juridische overlastprocedures in de delta. Burgerwoningen op het platteland dienen volgens het provinciebestuur voortaan dezelfde status te krijgen als boerenwoningen. Met andere woorden: minder stringente (milieu)bescherming voor het ‘verbouwde boerderijtje’ van de ‘stadsyup’.
In kringen van landbouworganisatie LTO hoor je daarnaast geregeld opperen dat nieuwkomers op het platteland inburgeringcursussen, volgens sommigen ook wel ‘inboeringcursussen’, zouden moeten volgen. In de sterk agrarische Betuwse gemeente Neerijnen is daar dit voorjaar op vrijwillige basis al een begin mee gemaakt. Enkele lokale ‘deskundigen’ informeren vele tientallen nieuwe bewoners gedurende enkele avonden over de historie en de cultuur van het gebied, alsmede over het lokale dialect en specifieke omgangsvormen in de streek.
Jan Mastwijk is geen groot voorstander van dit soort inburgeringcursussen, zegt hij tussen enkele stemmingen in de Tweede Kamer door. Hij vindt het een te zwaar middel en het begrip doet hem ook te veel denken aan integratiecursussen voor allochtonen. En er moet sowieso geen nieuwe regelgeving bijkomen. Neen, het Kamerlid ziet meer heil in goede voorlichting aan nieuwkomers. Opdat die zich niet uitsluitend focussen op dat ene mooie plekje, maar zich ook vergewissen van mogelijk minder florissante omstandigheden in de omgeving.
Hoe zou die voorlichting aan nieuwkomers gestalte moeten krijgen?
Mastwijk: ‘Gemeenten zouden aan hun loketten nieuwkomers kunnen waarschuwen. Bijvoorbeeld op het moment dat aspirant-kopers van plattelandswoningen vragen komen stellen over bestemmingsplannen. Huizenkopers doen er trouwens altijd goed aan eerst bij de gemeente te informeren. Maar daarmee ben je er niet. Want veel potentiële kopers van huizen in het buitengebied hebben de gemeente, onder meer vanwege vrije vestigingsregels, in eerste aanleg helemaal niet nodig. Zij melden zich vaak pas na de verhuizing. Beter is het daarom om (lokale) makelaarskantoren in te schakelen. Die zouden plattelandbewoners in spe met speciale folders kunnen wijzen op de lusten én lasten van het platteland, ter voorkoming van teleurstellingen achteraf. Gemeenten zouden over deze mogelijkheid eens met de organisaties van makelaars moeten praten.
Daarnaast is er qua voorlichting aan nieuwkomers ook een rol weggelegd voor de vele plattelandsorganisaties in Nederland, zoals bij ons in Drenthe de Brede Overleggroep Kleine Dorpen. Zulke instellingen zouden af en toe bindingsbijeenkomsten kunnen organiseren, om nieuwe buren op speelse wijze meer te laten aarden. Gemeenten zouden dergelijke initiatieven met bescheiden subsidies wel kunnen entameren. Want welke bestuurder zit nu te wachten op ruzie tussen ex-stedelingen en de oorspronkelijke plattelanders?’
Het platteland wenkt. ‘Echte’ stedelingen maar ook de inwoners van kleine kernen trekken naar buiten. Wordt het niet eens tijd dat ook de plattelander zelf zich meer openstelt voor nieuwkomers? Via een cursus bijvoorbeeld?
Het kan volgens Mastwijk geen kwaad als de oorspronkelijke bewoners van het platteland zich meer oriënteren op de leefstijl van nieuwkomers. ‘Dat ze weten hoe een stedeling in elkaar zit.’ Nieuwkomers zorgen er bovendien vaak voor dat voormalige boerderijen of andere woningen op het platteland niet in verval raken. En het mogelijke behoud van voorzieningen zoals scholen of supermarkten is bij hun komst evenzeer gebaat. ‘Nieuwelingen vergroten kortom de leefbaarheid van het platteland.’ Maar we moeten de zaak volgens Mastwijk ook niet omdraaien. Geen cursussen derhalve voor de autochtone bevolking om vertrouwd te raken met nieuwe buren. ‘We moeten niet vergeten dat de boeren door de eeuwen heen het landschap hebben verzorgd, direct en indirect ook voor werkgelegenheid op het platteland hebben gezorgd. Dat kun je niet zo maar wegpoetsen. Je kunt dus niet zeggen dat stedelingen de zaak maar moeten overnemen. Dat zou een volstrekt verkeerd signaal zijn. Wat niet wegneemt dat ook de oorspronkelijke bevolking zich moet realiseren dat er sprake kan zijn van wederzijds belang, van kruisbestuiving.
Wat is er bijvoorbeeld mis mee om een nieuwkomer tijdens een dorpsbijeenkomst te interesseren voor vrijwilligerswerk? Of hem/ haar te strikken voor het penningmeesterschap van een lokale toneelvereniging?
Gewoon erbij betrekken, die nieuwkomers.
Niet dat benauwde.’

Trefwoorden