Militair-ingenieur W.U. Huguenin en zijn assistenten tekenden tussen 1819 en 1829 gedetailleerde topografische kaarten van gebieden in Noord-Nederland.

In totaal vervaardigde Huguenin 61 handschriftkaarten, die elk een gebied van 16 bij 16 kilometer omvatten en een fraai beeld geven van het landschap van de noordelijke provincies zo’n tweehonderd jaar geleden, de tijd vóór de grote bevolkingstoename en industrialisatie. De steden liggen nog vrijwel geheel binnen hun wallen. Daarbuiten liggen de dorpjes en boerderijen verspreid over het toen nog grotendeels lege land.
Op de kaarten worden de verschillende soorten grondgebruik met kleuren aangegeven, waardoor het landschap in een oogopslag tot leven komt. Door de grote schaal (1:40.000) zijn details goed te herkennen. Binnen de steden is de bebouwing gegeneraliseerd, maar daarbuiten wordt de bebouwing individueel getoond. Ook andere landschapsdetails zoals wegen, dijken, kanalen en rivieren, meren en verkaveling zijn zorgvuldig opgetekend.

De Huguenin-kaarten werden vervaardigd als basismateriaal voor de uitgave van de kaart van Krayenhoff, een gedrukte kaart van geheel Nederland waarvan de acht bladen vanaf 1809 verschenen. Deze kaart werd op detailkaarten van kleinere gebieden gebaseerd.
Huguenin en zijn assistenten begonnen met hun werkzaamheden in Groningen. Tussen 1819 en 1823 werd eerst deze provincie en vervolgens Friesland in kaart gebracht. Ook zij maakten waar mogelijk gebruik van al bestaande kaarten als basis. Voor een klein deel van Friesland en Groningen kon Huguenin beschikken over net gereedgekomen kadasterkaarten die veel bruikbare informatie bevatten, zoals perceelsgrenzen en gegevens over de bebouwing. Aanvullende controles in het terrein bleven echter noodzakelijk om ontbrekende landschapselementen toe te voegen.
Andere kaarten die als basismateriaal gebruikt konden worden, waren de Hottinger-kaarten van Westerwolde en de omgeving van de stad uit het eind van de achttiende eeuw. Het grootste deel van de twee noordelijke provincies moest echter nieuw worden opgemeten.
Na een periode van enkele jaren waarin de werkzaamheden stil lagen, werd in 1829 het noordwestelijke deel van Overijssel in kaart gebracht. Voor deze provincie kon Huguenin de kadasterkaarten, die toen al van vrijwel de gehele provincie gereedgekomen waren, als basis gebruiken. De door hem vervaardigde kaarten van Drenthe baseerde hij grotendeels op de enkele jaren daarvoor gemaakte Franse kaarten en op de Hottinger-kaarten. Alleen het zuidoosten van de provincie werd nieuw opgemeten.

De Huguenin-kaarten zijn, op enkele facsimile’s van kleinere gebieden in het zuidoosten van Friesland na, niet eerder in druk verschenen. Tot 1950 hebben de handschriftkaarten verborgen gelegen in de gesloten militaire archieven. In samenwerking met uitgeverij Heveskes te Groningen geeft de Drentse Historische Vereniging (DHV) de Huguenin-kaarten in november uit als atlas. Daarmee zal zij ook de laatste nog niet gepubliceerde militair-topografische kaartenserie van het noorden en oosten van ons land voor geïnteresseerden toegankelijk maken. Al eerder verschenen onder auspiciën van de DHV twee atlassen met militair-topografische kaarten. In 2001 gaf de vereniging een atlas uit met de tussen 1811 en 1813 door Franse militaire ingenieurs vervaardigde kaarten van Drenthe, delen van Groningen en Overijssel en de noordelijke vastelandskust. In 2003 verscheen de Hottinger-atlas, met kaarten van delen van Gelderland, Overijssel,
Drenthe en Groningen (1773-1794).
De atlas heeft een omvang van ongeveer 300 bladzijden waarvan 170 met afbeeldingen van de (85) kaarten. Ze zijn in kleur opgenomen, op de oorspronkelijke schaal van 1:40.000. In het tekstgedeelte gaan Herman Versfelt en geograaf/historicus Meindert Schroor in op de ontstaansgeschiedenis van de kaarten en op het landschap dat erop getoond wordt.

Trefwoorden