Bronneger (Dr.) is een dorp met 122 inwoners en 48 huizen. In de stromende regen staan we midden op de Dorpstraat stil, een rode klinkerweg met aan beide kanten eikenbomen. ‘Hier loop ik mijn hele leven al’, zegt Reinard Everts (18).

‘Verderop aan de rechterkant ligt de schapenwei van mijn oma. Nog echt in de oude staat. Een langgerekt perceel met aan een kant een eikenhakhoutsingel. En links een heining van wat palen met het soort draad dat ze nu niet meer gebruiken. Toen opa overleed in 1988, bleef oma Roelie doen wat ze altijd hadden gedaan. Maar meer dan honderd schapen houden is enorm veel werk. Je bent nachten in de weer als ze moeten lammeren. En denk eens aan het hooien.
Er was nog een weiland vlak bij haar huisje en nog een derde wei aan de andere kant van het dorp. Wij woonden toentertijd in Drouwen in een spiksplinternieuw huis op de hoek van de Tiekamp en de Hoofdstraat. Toen ik tien was, vond mijn vader dat we dichter bij oma moesten gaan wonen, ook al zaten we maar 2200 meter van haar vandaan. Dus verhuisden we weer naar het dorp waar al vele generaties Evertsen gezeten hadden.
De boerderij van mijn oma was een typisch Drentse keuterboerderij met een vaste koestal, een kapschuur en wat schuurtjes op een erf. Ik herinner me vooral dat het erf een stuk groter was dan nu en dat er veel meer bomen stonden. Samen met broer Jan en twee jongens van de overkant bouwden we er bijna een dorp van boomhutten. We deden ook na wat we om ons heen zagen. Je had toen boerenblokkades met trekkers en wij als kinderen gingen ook in staking. Parkeerden onze plastic trekkers in een lint achter elkaar aan over de straat.
Pap begon indertijd met één schaap, Loekie, voor honderd gulden gekocht bij de gebroeders Eding in Bronnegerveen. Hij heeft er nu 160, waarvan ruim 60 fokooien. Jarenlang is hij keurmeester geweest van het Nederlands Texelaar Schapenstamboek. Vanaf mijn zesde nam hij mijn broer en mij mee naar fokdagen. Hij keurde en dan moesten wij hem helpen met het ophangen van de uitslagenbriefjes. We waren amper groot genoeg om bij het spijkertje te kunnen waar ze aan moesten worden bevestigd.
Een Texelaar, hoe ziet die eruit? Je hebt witte en blauwe. Bij de Blauwe Texelaar, een echt vleesschaap, kijk je eerst naar de bespiering. Heeft hij een goede lange rug? Is hij goed breed voorin om voldoende lammeren te bergen? Heeft hij een mooie vacht? De ‘Blauwe’ heeft die naam doordat de haarwortels van de vacht blauwgrijs zijn. Vanaf mijn tiende ben ik samen met mijn broer combinatielid van het Blauwe Texelaarsstamboek. We hebben er dertig, waaronder een paar indrukwekkende rammen. Een moesten we in de schuur separeren. Die dook onder een draad door achter een witte ram aan en heeft hem finaal doodgestoten. Wie op zo’ n moment denkt: ik probeer met man en macht de vechtersbazen te scheiden, houdt daar een verbrijzelde hand aan over!
Toen ik een kleuter van drie was, zo vertelt mijn moeder, tekende ik aan de keukentafel steeds maar weer de plattegrond van mijn eigen praktijk. Ik wou dierenarts worden. De eerste drie maanden diergeneeskunde in Utrecht heb ik er nu op zitten. Door de week zit ik in Zeist op kamers. Laatst lag ik met griep in bed. Om kwart over negen hoorde je nog steeds het verkeerslawaai daar. Hier thuis is het zo stil dat sommige mensen één keer per jaar klagen als het op de Dorpstraat vol met geparkeerde auto’s staat bij de Kerstshow van Manege De Rietweg.
Wij zijn thuis altijd bezig. Dan sta je verbaasd als daar in Zeist iemand bij Super De Boer maar een beetje lui zit te hangen. Thuis springt Mam ook bij met hooien en stro persen en ze zit ook op de trekker. Overdag is ze juf op de openbare basisschool in Annen. Af en toe zucht ze wel eens: “Als ik later oud ben, ga ik lekker boven een Albert Heijn wonen”.
Toen ik nog thuis was, heb ik altijd bijbaantjes gehad. Bedden opmaken in de vakantie in Hotel Drouwen. En toen ik nog in groep acht zat, ging ik al asperges wassen. Zelf vind ik niet dat ik serieus ben. Ook al heb ik dit jaar de Hoofdprijs gewonnen van het Natuurwetenschappelijk Gezelschap van de Wageningen Universiteit. Vijfhonderd euro en een Gazelle-fiets. Met een werkstuk over de oplossing van het wereldvoedselprobleem. Gewoon tef gaan kweken! (een grassoort met fijne zaadjes van een hoge voedingswaarde, red.)
Ik vind mezelf eerder nuchter. Dat was ik al toen ik zes was. Ik had verkering met Laura. Die kwam langs ons huis fietsen. “Reinard”, riep ze al fietsend, “’k ben ook niet meer verliefd op jou”. Ik ben doorgegaan met wat ik aan het doen was. Ik ben nu met Chantal.’

Trefwoorden