Op het Nederlandse platteland is de afgelopen vijftig jaar veel veranderd. Toch wordt weinig aandacht besteed aan de vraag of dit idee wel correspondeert met de ontwikkelingen. Misschien bestaan die veranderingen wel vooral in het beeld dat we hebben van het platteland.

Een manier om veranderingen in de functies van een gebied te meten is te kijken naar het ruimtegebruik. Tussen 1950 en 1996 is de oppervlakte landbouwgrond in de provincies Groningen en Friesland afgenomen met zo’n 12.000 en 15.000 hectare. In Drenthe is de totale oppervlakte landbouwgrond ongeveer gelijk gebleven. De landbouw was in 1996 nog steeds de meest dominante vorm van ruimtegebruik in de drie noordelijke provincies; het gaat om 83% van Groningen, 79% van Friesland en 74% van Drenthe.
De afname van de oppervlakte bos en natuurgebied is in Drenthe het grootst geweest (14.000 ha). Een deel van deze gebieden, die toen nog woeste gronden werden genoemd, is in de jaren 1950 en 1960 in cultuur gebracht ten gunste van de landbouw. Een ander deel is in gebruik genomen door diverse vormen van verstedelijking. De toename van de ruimte die gebruikt wordt door de functies wonen, recreatie en toerisme, infrastructuur en industrie en diensten was in Drenthe met 17.000 ha het meest omvangrijk. In Groningen ging het om 12.000 en in Friesland om 15.000 hectare. In totaal namen deze functies in 1996 12% van Groningen, 9% van Friesland en 11% van Drenthe in beslag. Het aandeel van natuur en bos in het totale oppervlak van de drie noordelijke provincies was in 1996 respectievelijk 5%, 11% en 15%.

Van wie is het platteland?

Zeggenschap kan worden afgeleid uit het eigendom van de grond. Van de Groninger en Drentse landbouwgrond was in 1993 ongeveer driekwart in bezit van boeren. Ook in de jaren 1950 was dit al zo. In Friesland ligt het anders. Dit is traditioneel een pachtprovincie: veel agrarische grond was in eigendom van niet-agrarische particulieren en werd verpacht aan boeren. Dit is echter geleidelijk veranderd. Was in 1959 56% van de grond in eigendom van boeren, in 1993 was dit 70%.
Natuurbeschermingsorganisaties, met name Natuurmonumenten, de provinciale Landschappen en Staatsbosbeheer, worden vaak als ‘nieuwe groep’ eigenaren van het platteland gezien. Uit de eigendomsverhoudingen van natuur en bosgebieden blijkt dat in 1996 tussen de 80% en 85% van de natuur in de drie noordelijke provincies in bezit was van natuurorganisaties. Net na de Tweede Wereldoorlog was dit minder dan 5%. Toen hadden particulieren nog zo’n tweederde van de oppervlakte natuur en bos in Groningen en Drenthe en 40% van de Friese natuur in handen. Hoewel de natuurorganisaties momenteel veel grond bezitten, zijn zij voor de financiering van het aankopen en onderhouden van gebieden grotendeels afhankelijk van subsidies van de overheid.

Op het platteland is weinig veranderd

Op het Noord-Nederlandse platteland zijn de veranderingen in het ruimtegebruik niet zo ingrijpend geweest als vaak wordt gesuggereerd. Veel van de geschetste functieveranderingen hebben namelijk in de stedelijke gemeenten van Noord-Nederland plaatsgevonden. Ook in de eigendomsverhoudingen op het platteland is weinig veranderd. Ongeveer driekwart van het platteland wordt gebruikt voor agrarische doeleinden en dit is grotendeels in handen van de boeren. De verschuiving in het eigendom van de bos- en natuurgebieden is wel aanzienlijk geweest, maar het gaat slechts om een klein deel van het totale landelijk gebied. Het kan zijn dat er meerdere ideeën over of beelden van het platteland bestaan, en dat het idee dat er veel is veranderd overheerst over andere plattelandsbeelden. Waaruit bestaan die plattelandsbeelden dan? En zijn er verschillende beelden of voorstellingen van het platteland te onderscheiden?

Plattelandsbeelden

Beelden of voorstellingen van een gebied komen voort uit een combinatie van het hebben van kennis over dat gebied, ervaringen met het gebied, herinneringen, enzovoort. De manier waarop het gebied in de media wordt beschreven, beïnvloedt deze beelden. In het algemeen zijn de beelden van het platteland in Nederland vooral gebaseerd op visuele aspecten van het landelijk gebied, zoals een landschap met boerderijen, kerktorens, koeien in de wei en een lucht vol wolken. Ook denken mensen bij het begrip platteland aan functionele aspecten, aan de manier waarop de plattelandsruimte gebruikt kan worden. Vaak zijn dit diverse aan de landbouw gerelateerde activiteiten, maar soms gaat het om natuur, wandelen, fietsen of wonen. Sociaal-culturele aspecten, gerelateerd aan de typische manier van leven op het platteland, vormen ook een onderdeel van bestaande plattelandsbeelden. Rust en ruimte worden gezien als positieve aspecten van het platteland, terwijl het juist negatief gevonden wordt dat er niks te beleven zou zijn door het gebrek aan (culturele) voorzieningen.
Bij de ontwikkelingen in plattelandsgebieden zijn verschillende mensen betrokken, die allemaal hun specifieke beelden of voorstellingen van het platteland hebben. Boeren en natuurorganisaties zijn belangrijke betrokkenen, omdat zij eigenaren van de grond zijn. Maar ook beleidsmedewerkers hebben grote invloed op de ontwikkelingen op het platteland.
Het beeld dat Noord-Nederlandse boeren van het platteland hebben, komt in grote mate overeen met het geschetste algemene plattelandsbeeld. Boeren associëren het platteland alleen wat vaker met landbouw en minder vaak met andere functies. De plattelandsbeelden van beleidsmakers zijn meer gericht op functionele aspecten van het platteland. Net als medewerkers van natuur- en landschapsorganisaties denken zij bovendien vaker aan natuur en recreatie en minder aan landbouw.
Boeren ervaren het werken op het platteland als positief. Beleidsmakers en natuurorganisaties noemen juist recreatie en ontspanning bij positieve aspecten van het platteland. Zij vinden de nadelige invloed van de moderne landbouw op het milieu een negatief aspect, terwijl boeren juist de bemoeienis van beleidsmakers en andere niet-plattelanders met het platteland als negatief ervaren.

Boerenland, natuurterrein of beleidsveld?

Het lijkt alsof het verschil tussen de gemeten veranderingen in ruimtegebruik en eigendom en het overheersende beeld daarover veroorzaakt wordt doordat bepaalde plattelandsbeelden domineren over andere. Zo is het mogelijk dat de plattelandsbeelden van beleidsmakers en medewerkers van natuur- en landschapsorganisaties in het maatschappelijk debat over veranderingen op het platteland een belangrijke rol spelen. Deze beelden leggen meer nadruk op functionele aspecten van het platteland en op niet-agrarische functies, zoals recreatie en natuur. Hoewel het platteland wat eigendom betreft met name boerenland en in mindere mate natuurterrein is, lijken de dominante representaties van het platteland vooral uit het beleidsveld voort te komen.

Noorderbreedte-redacteur en sociaal geograaf Tialda Haartsen gaat op 10 december 2002 promoveren op een proefschrift getiteld Platteland: boerenland, natuurterrein of beleidsveld?, een onderzoek naar veranderingen in functies, eigendom en representaties van het Nederlandse platteland. Ze heeft dit onderzoek uitgevoerd aan de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen. Geïnteresseerden kunnen het proefschrift bestellen door 20 euro over te maken op rekening 3865 53920 t.n.v. Tialda Haartsen te Groningen.