Het Zuidlaardermeer heb ik wel eens verkend met een schaatstocht. Net als bij het Leekstermeer viel me toen op dat de oevers vrij vlak zijn. Oudtijds heette dit meer trouwens het Noordlaardermeer, dat 'een zeer aanzienlijk en vischrijk meer is', zoals Van der Aa in de negentiende eeuw meldt.

”t Is een rare zomer dit jaar’, zegt de beheerster van Meerzicht. ‘Het is hollen of stilstaan en als er onweer voorspeld wordt dan komen de mensen ook niet graag.’ Bij Meerzicht, een van de recreatiebedrijven rond het Zuidlaardermeer, huur ik een bootje. Dit keer permitteer ik mij de luxe om er eentje te nemen waarin je normaal kunt zitten op een bank. Met een echt stuur in plaats van uren lang een trillend handvat van een buitenboordmotor vast te moeten houden. Het is een soort vierkante, kunststof tobbe met spatscherm.
Het Zuidlaardermeer heb ik wel eens verkend met een schaatstocht. Net als bij het Leekstermeer viel me toen op dat de oevers vrij vlak zijn. Oudtijds heette dit meer trouwens het Noordlaardermeer, dat ‘een zeer aanzienlijk en vischrijk meer is’, zoals Van der Aa in de negentiende eeuw meldt. Het meer bevindt zich op de grens van twee provincies. Tweederde deel ligt in de provincie Groningen, in de gemeenten Haren en Hoogezand-Sappemeer, en eenderde deel in Drenthe, in de gemeente Tynaarlo.
Het zuidelijke deel van het meer komt wat levendiger over dan het noordelijke, hoewel daar toch ook drie jachthavens zijn. Voor deze tocht sprak mij aan dat ik tevens het Foxholstermeer kon verkennen via het Drentsche Diep, dat het Zuidlaardermeer verbindt met het Winschoterdiep.

Er is half elf ’s ochtends nog niet veel te doen op het meer. Een enkele surfer probeert op zijn plank te blijven staan. Ik zet dwars over het meer koers naar het Drentsche Diep. Rustig weer. Af en toe een veeg blauw door wollig uitziende wolken. Voor mij, onder het spatscherm, staat een mededeling van de verhuurder: ‘200 meter van wal- en rietkanten blijven (ondiep!). Niet op de rugleuning zitten. Schade voor eigen risico!’ Die beperking naar de rietkragen is een tegenvaller, want ik verken graag elke vierkante meter van een meer. Nou ben ik niet zo iemand die gelijk precies doet wat er voorgeschreven wordt, anders kom je nergens. Dus vaar ik wat kalmer als ik dichter bij de wal kom. Op termijn, heb ik begrepen (via internet-artikelen), zullen delen van het meer uitgebaggerd worden. Betonning in rood en groen geeft de vaargeul aan voor de beroepsvaart.
Onderweg kom ik een rode, bescheten ton tegen. Vogelpoep is niet de enige externe nutriënt van het meer. De Hunze voert nogal wat voedselrijk water aan en er zijn ook overstorten van riolen die het nodige leveren. Men streeft naar een schone en heldere waterkwaliteit, waarbij waterplanten massaal moeten terugkeren in het meer. Zolang het water niet stinkt, denk ik, zal de watersporter al gauw tevreden zijn. Vanaf de oever waait mij een lucht tegemoet die ik omschrijf als de lucht van onrijpe pruimen die we vroeger uit besloten tuinen pikten. Maar het kan ook een mengsel zijn van brandnetels en grassen.
De Honda-buitenboordmotor werkt voortreffelijk. Bij het Drentsche Diep aangekomen, valt de grote schuur op van de palingrokerij van palinghandel Vos en zoon. Uit de schoorsteen komt gestaag een grijsblauwe rook. Het fietspontje van de Stichting Het Groninger Landschap ligt om dit uur werkeloos aan de kant. Bij het petit restaurant naast de palingrokerij bevinden zich een aanlegsteiger en wat steigers voor vaste ligplaatsen.

Foxholstermeer

Twee jongens met ontblote bovenlijven hijsen een roodbruin zeil en zetten koers naar het Foxholstermeer. Het Drentsche Diep is een meter of tien, vijftien breed. De westoever is bijna geheel voorzien van een beschoeiing; de oostoever heeft tot aan de toegang tot het Foxholstermeer een rietkraag. Langzaam vaar ik noordwaarts. Ik passeer een hele familie fuut. Pa, moe en vier kinderen. De kinderen hebben alle gestreepte zebrakopjes. Slechts met een zacht doordringend gepiep zwemmen ze van de boot af. Af en toe ga ik staan in de boot en kijk over de westoever naar de weilanden van de Onnerpolder. Boeren zijn bezig gras te maaien. Een prachtig ochtendlicht geeft de weilanden een intense groene kleur. Op die gedeelten waar de zon op valt, lijkt het groen zelf licht uit te stralen.
Bij de toegang naar het Foxholstermeer heet het aangrenzende land ‘kloostermade’. Waarschijnlijk had het klooster Essen, dat omstreeks 1409 een kapel in Kropswolde stichtte, hier land gekregen via schenkingen. Het is bekend dat de venen van Kropswolde als eerste in de provincie aan snee gebracht werden, hetgeen al in 1425 in het Groninger stadsboek wordt vermeld. Als aardig detail vermeldt Van der Aa dat Kropswolde ongeveer twaalf of dertien voeten lager ligt dan het Hoogstraatje in de stad Groningen.
Langs de oever staart een reiger mij aan die op een stronk van een in het water gevallen wilgenstruik zit. Ik zal hierbij gelijk een illusie aan de recreant ontnemen. Het gezegde luidt ‘Eerst Napels zien en dan sterven.’ Welnu, de schoonheid van het Foxholstermeer geeft aanleiding om Napels met dit meer te verwisselen. Hoogspanningslijnen hangen dwars over het meer heen. De spoorlijn Groningen-Hoogezand hakt het voormalige Foxholler Meer in tweeën. De industrie ten slotte aan de overkant van de spoorlijn langs het Winschoterdiep geeft de genadeslag. Er lijkt nog een onderdoorgang te zijn bij de spoorlijn naar het noordelijk gedeelte van het Foxholstermeer, maar ik durf niet verder met de huurboot in verband met eventuele schade aan de buitenboordmotor. De oevers van dit meer zijn vlak en venig met enig paalwerk om de oevers te beschermen. In de negentiende eeuw was dit stuk water eigendom van de gemeente Groningen, die het recht van visserij jaarlijks verhuurde.

Onnerpolder

Terug naar het Drentsche Diep waar ik verder vaar naar de molen die water uitslaat voor de Onnerpolder. Dit diep kronkelde ooit vanaf Waterhuizen door Selwerd naar Wierum. Daar stroomde het samen met de Aa, later Reitdiep genoemd. De Westerbroekstermadepolder, waarvan de westkant geheel langs het Drentsche Diep is gelegen, is nu droog maar staat tijdens de wintermaanden vaak blank.
Over de dijk heen kun je de meander zien die uitgegraven is waar een oude meander van het Drentsche Diep was. Zegge en schrijve lopen er twee Konikpaarden te grazen, waar ooit landbouw en veeteelt werden bedreven. In 1972 liep ik op een mooie meidag over deze dijk aan mijn rechterhand heen en hoorde de leeuwerik het hoog(ste)lied zingen en zag kievieten zwenken. Een koppel eenden vloog bij mijn nadering in formatie op; een fazant koos het luchtruim met verroeste wieken. Het leek een paradijs van absolute rust. De Westerbroekstermadepolder ziet er nu wat eentonig en ‘slordig’ uit. Eerlijk gezegd vind ik het uitzicht naar de Onnerpolder boeiender. Het toont speelser en afwisselender door de bedrijvigheid van de boeren, de koeien en schapen en het verrassende kleurenspel van de hooi- en weilanden. Bovendien is de horizon niet door industriegebouwen vervuild.
Zo af en toe komt er een kruiser voorbij richting Winschoterdiep. Ook de waterpolitie is paraat met een eenvoudige patrouilleboot. We steken, naar goed watersportgebruik, beiden de hand op. Tot de molen pruttel ik door en keer dan weer. Terug bij de palingrokerij van Vos leg ik aan bij het petit restaurant. Een pistolet met verse gerookte paling gaat er goed in tussen de middag. Tijdens een gesprek met een klant en de serveerster blijkt dat deze palingrokerij nog een van de weinige is in de provincie Groningen. ‘Hoe houdt hij toch die palingstand op peil?’, vraag ik. ‘Vos koopt regelmatig een partij aaltjes in, niet groter dan een rups’, zegt de serveerster. ‘Die zet hij uit in het meer.’ Want het is bekend dat na het sluiten van de Afsluitdijk in 1937 de trek van paling van de Sargassozee naar Nederland beduidend minder is geworden. Ik start de motor weer en vaar richting Zuidlaardermeer. ’t Is twee uur en beduidend drukker geworden op het meer.

Beetje saai

Toch zijn het vrijwel allemaal kleinere boten met een navenante diepgang. In de westhoek, dicht bij de paviljoens De Bloemert en Meerwijk, zijn ‘Optimisten’ rondjes aan het draaien rond uitgezette ballonnen. De rood-wit-blauwe zeiltjes doen me denken aan het Engelse gezegde ‘Brittannia rules the waves’, maar dan de Hollandse versie. De eerste beginselen voor de zeerotten komen hier aan bod. In deze zuidhoek van het meer is duidelijk een hogere begroeiing aanwezig. Veel vakantiehuisjes en stacaravans omringen de jachthavens. Er heerst dan ook meestal een gezellige drukte in de jachthavens.
Om mijn tocht over dit meer goed af te sluiten, verken ik het Havenkanaal en een stuk Oostermoersche Vaart. Grote kruisers liggen langs dit stuk water aaneengesloten langs de oevers. Bij vele jachten zijn mensen aan boord, wat je kunt zien aan een openstaande deur of een stoel die buiten op de kant staat. Er wordt geloof ik altijd veel geklust en schoongemaakt op dit soort schepen. Een 250 meter voor De Groeve splitst het kanaal zich in eerdergenoemde waterstromen. Linksaf de Oostermoersche Vaart in. ‘Passanten moeten zich melden bij een van de leden’, staat op een niet over het hoofd te zien bord. Langs de oever rijgen de ligplaatsen zich aaneen. De wildste namen kom je tegen op de boten. Om een idee te geven: Libertas, Pedro, Rinoco, Geertruida, Caprice, Horizon, Cadans, De Wylgen, Tobbe, Trimea en Helenus. Ongetwijfeld zal iemand deze naamgeving nog eens als onderwerp voor zijn of haar promotie opvoeren. Bij de brug bij de doorgaande Hunzeweg door De Groeve keer ik om. Het leuke is dat je vanaf de waterkant altijd heel andere dingen ziet dan wanneer je de bestrate wegen bewandelt. Het is wat intiemer: de kant die mensen van zichzelf – noodgedwongen – laten zien van hun achtertuinen en aanbouwsels en recreatieve uitspattingen.
Terug bij de splitsing richting molen bij het gemaal van het pompstation. Op een leugenbankje zitten vier mannen te praten met zicht op het hoogholtje dat over het Havenkanaal is aangelegd. Er borrelt water op bij het gemaal. Een bedrijf dat waterwerken uitvoert, heeft hier zijn domicilie. In het water liggen aan de kant twee dekschuiten en twee duwboten de Orca en de Tuur. Tot mijn verbazing staat een kippenhokje naast deze twee schuiten op de wal. Twee kippen pikken wat tussen het gaas.
Het is allemaal erg vredig, eigenlijk een beetje saai. Dat is ook mijn mening over het Zuidlaardermeer als de vakanties voorbij zijn. Wat voor zeilers meestal belangrijk is: je moet ergens naartoe kunnen varen, liefst naar een ander meer. De Friese meren zijn niet voor niets zo in trek bij watersporters. Voor mij is het Zuidlaardermeer zoiets van ‘aangetrouwd wordt nooit geen eigen’. Je vaart erop, maar het blijft een vreemde plas die zich niet bloot geeft.

Literatuur
– A.J. van der Aa, Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden. Gorinchem, 1847. Via Internet (zoeken op Zuidlaardermeer):
– Samenvatting van Ecologisch Herstel Zuidlaardermeer
– Baggerkaart Zuidlaardermeer