Groningen en Gent. Op wereldschaal buurgemeenten. Twee steden op gelijke afstand van Amsterdam. Twee studentensteden met een rijke historie. Hoe kunnen twee steden zich zo verschillend hebben ontwikkeld ten aanzien van het overgangsgebied tussen stad en platteland?

De noordzijde van de stad Groningen lijkt op een postmoderne stuwwal met flats als een geordend groepje zwerfkeien. De stad is over het platteland gelopen en heeft daarbij steeds een nieuwe harde grens bevochten. De kolonisatie ging schoksgewijs en als de veroverring eenmaal daar was, herinnerde maar weinig aan het weideland van weleer. Na de verovering ontstond een status-quo van een paar jaar. De kolonisatie gaat door tot de stad raakt aan de slagaders van het omliggende land. Het historische wierdenlandschap wordt te waardevol geacht om op te offeren voor de expansie van de stad. Een uitbreiding zoals de wijk langs het Reitdiep is de laatste stuiptrekking van de strijd tussen stad en platteland aan deze kant van stad.
Gent kent geen scheiding tussen stad en platteland. De bordjes die de bestuurlijke stadsgrenzen aangeven, lijken op willekeurige plekken geplaatst te zijn. Voor en na het bordje zijn huizen gebouwd zonder enig onderliggend ordeningsprincipe. Het landschap doet denken aan een oerbos. Het heeft zich in de loop der jaren zo ontwikkeld, zonder dat er sprake is geweest van dominante krachten of schoksgewijze bewegingen. Historische elementen zijn overal in het landschap te vinden. Net zoals de huizen. Door de particuliere bouw loonde het niet om de grond te egaliseren, op te hogen en strak te trekken. Binnen het kader van het landschap heeft men haar huiskes geplant. De kavels van de weilanden zijn klein gebleven en zijn overal nog omzoomd door knotwilgen en rommelig struikgewas.

Machtsbasis

Volgens historicus Van Doorne van de gemeente Gent liggen de oorzaken van de verschillen in stadsranden in de late Middeleeuwen. De Belgische steden maakten eerder dan de Nederlandse een grootschalige ontwikkeling door. Het katholicisme zorgde er echter voor dat de ondernemende klasse en ambachtslieden naar het protestante Nederland trokken. De bezittende klasse en het proletariaat bleven achter. Het was de bezittende klasse die zowel haar macht in de stad als op het platteland had. De boeren op het platteland waren slechts pachters bij de grootgrondbezitters. Hierdoor vonden er geen grote ruilverkavelingen plaats en is tot op de dag van vandaag een kleinschalig landschap te herkennen in de omgeving van Gent. In de machtsbasis was er geen verschil tussen stad en platteland. De grootgrondbezitters hadden er baat bij dat hun kavels bebouwd werden aangezien dit meer opleverde dan landbouw.
Volgens stedenbouwkundige Anco Schut van de gemeente Groningen speelden in Groningen andere krachten. Groningen was altijd al een eigenzinnige stad die zichzelf de stadsrechten toekende. Het gezag en de macht van de stad was groot. Gevolg was dat de stad alle handel naar zich toe trok en probeerde te voorkomen dat de dorpen in de omgeving uitgroeiden tot steden. De scheiding tussen stad en ommeland zit er dus al vanaf het begin in gebakken.

Kerk en staat

In Nederland is daarnaast ook een duidelijke scheiding tussen kerk en staat. Het protestantisme heeft grote invloed op het denken en doen van de mensen gehad. Het is echter minder verweven geweest met de staat dan het katholicisme in België.
De katholieke kerk en haar ideeën zijn een machtsfactor die lang doorwerkten en grote invloed gehad op de ruimtelijke ordening in België. Volgens Van Doorne heeft het katholicisme geleid tot passiviteit en conservatisme bij de mensen. Het katholieke geloof heeft het individu weinig gestimuleerd om zichzelf te ontwikkelen. Men hoorde zich vroom te gedragen en niet een eigen individuele ontwikkeling na te streven. Gevolg was dat de bestaande hiërarchie tussen rijk en arm in stand werd gehouden. Het hoogste doel dat een mens kon hebben was een eigen huis en een gezond gezin. Een droom die nog steeds voortleeft. Inmiddels zeggen de Belgen over zichzelf dat ze worden geboren met een baksteen in hun maag. Het ondernemerschap gebeurt nog steeds vanuit een soort voorzichtigheid. In de omgeving van de stad ziet men zeer veel kleine familiebedrijfjes. Het grote avontuur wordt geschuwd en het gezin gekoesterd.
Het protestantisme had een heel andere invloed op de mensen. Het protestantisme ging ervan uit dat je verdoemd was bij je geboorte, waardoor er niets anders opzat dan hard werken en jezelf ontwikkelen. Volgens Van Doorne heeft dit ertoe geleid dat een Nederlander zijn blik op de wijde wereld heeft gericht en de Belg op zijn eigen wereld. Het was/is de Nederlander die avontuurlijk is, wereldhandel bedrijft, vaak op reis gaat en het dus kan stellen met een kleine basis. Zijn huis hoefde niet groot te zijn als het maar efficiënt, comfortabel en netjes was. Het protestantisme heeft mede geleid tot een ruimtelijke ordening van orde en regelmaat.

Geen woningnood

Na de oorlogen hield de katholieke kerk een grote invloed in België. Zowel op nationaal niveau als op het platteland heeft ze nog steeds veel macht. In de steden zijn het echter de socialisten en liberalen die de macht overnemen. De katholieken zorgen er echter voor dat het platteland sterk wordt bevoordeeld boven de stad. Hierdoor heeft België op het platteland het dichtste spoor- en autowegennet van de wereld. Mensen kregen ook subsidie en belastingsvoordelen om naar het platteland te verhuizen. De katholieke kerk was op deze manier bezig om zijn eigen toekomst veilig te stellen. Dit is een van de redenen waarom er in België nooit sprake geweest is van de grote woningnood zoals wij die in Nederland gekend hebben.
De ontwikkelingen in Groningen zijn heel andere. In twee perioden van grote woningnood was het de staat die woningen bouwde. De staat zag het als zijn plicht om de bevolking te huisvesten en de praktijken van de huisjesmelkers tegen te gaan. Grote uitbreidingen werden ineens gebouwd. Alles draaide om het in korte tijd bouwen van veel en kwalitatief goede woningen. Aan de bouw lagen rationele en financiële normen ten grondslag. In een rijtje werden acht huizen gebouwd omdat dat het voordeligste was. Wijken kregen goede voorzieningen en er werd gestreefd naar een zekere diversiteit, dus naast laagbouw ook hoogbouw. Over de veenlaag werd een laag zand gestort voor de nodige stevigheid, waardoor weinig overbleef van de historische kenmerken van het landschap. Het veen was natuurlijk al in eerdere fasen de reden geweest dat er geen wildgroei was ontstaan. Op plaatsen waar gemakkelijker gebouwd kon worden, zoals de Hondsrug, is wel eerder gebouwd en is een meer versnipperde bebouwing ontstaan dan in de andere gebieden. Ook dorpen als Middelbert en Engelbert hebben kunnen ontstaan doordat er tussen het veen hogere zandruggen waren, waar veilig op gebouwd kon worden.

Compacte stad versus het wilde wonen

De regelgeving heeft in Nederland de rest gedaan. Al vroeg werden er Nederland wetten aangenomen die het buitengebied beschermden. De ideeën van de compacte stad hebben ervoor gezorgd dat Groningen ook later compact is blijven bouwen. Volgens directeur Ruimtelijke Planning Dehaene van Gent werd in België de bestaande praktijk vaak in regels bevestigd. Men is dus nog jaren doorgegaan met het plaatsen van een eigen huisje. Slechts een zeer klein gedeelte vond plaats in projectbouw en een klein deel daarvan was voor de huurmarkt. In België wordt huren als minderwaardig gezien. Door regelgeving heeft men de laatste jaren geprobeerd om meer samenhang aan te brengen tussen de losse huisjes. Gevolg is echter dat op veel plaatsen een lange lintbebouwing is ontstaan. Daarnaast is een soort uitsterfbeleid opgezet voor bepaalde delen van het platteland. Maar de huiseigenaren die in deze mooie vrijgelegen huizen wonen lieten zich niet wegjagen. Pas recent zijn de voordelen, zoals de belastingsvoordelen, die het wonen op het platteland aantrekkelijk maakten afgeschaft. Door meer geld in de steden te steken voor het opknappen en voor meer sociale woningbouw wordt geprobeerd de steden aantrekkelijker te maken.
In België kijken ze met verbazing naar de grote Nederlandse Vinex-wijken met veel dezelfde huizen. Alles zou op elkaar lijken. Voor een Nederlander roept de losse monotone bebouwing in België dezelfde gevoelens op. Elk huisje verschilt weliswaar van het huisje ernaast maar als geheel maakt het toch een zelfde indruk. Een beetje besmuikt wordt in België gedaan over de opkomst van het wilde wonen in Nederland. Waar in België nu juist geprobeerd wordt het ruimtegebruik te beperken en mensen aan te zetten tot compact bouwen is er in Nederland een tendens om mensen meer ruimte te geven om hun eigen woonwensen uit te werken. Uiteindelijk blijkt de Nederlander gewoon een Belg te zijn die ook behoefte heeft aan zijn eigen droomhuisje.

De auteur is fotograaf.

Met dank aan: Martin van Wijck, Anco Schut, Geert van Doorne en Noel Dehaene.

Trefwoorden