Dineren in de halfronde serre van hotel-restaurant De Jufferen Lunsingh in Westervelde is wel heel letterlijk eten in Drenthe. Pal voor je neus grazen de schapen, links staat een paard aan de rand van een dobbe, rechts zijn weilanden omzoomd door eeuwenoud geboomte. Drenthe op de rand van je bord! Op deze zondagavond in de laatste week van maart zit de serre gezellig vol en terwijl de schemering daalt over dit pittoreske stukje Drenthe verschijnt het ene heerlijke gerecht na het andere. Over de dobbe hangt een zware boom die ooit is omgevallen maar na jaren besloot toch maar weer omhoog te groeien. De vensters vormen landschapjes uit voorbije tijden. Alleen het roodwitte lint voor de schapenwei detoneert. Dat heeft dan ook alles te maken met het heden, met de heersende mond- en klauwzeerepidemie.

‘Het Witte Huis’ wordt het genoemd in Westervelde, die wat vreemde vierkante witte aanbouw met zijn halfronde serre aan de van oorsprong zeventiende-eeuwse boerderij van de familie Tonckens. Rond 1900 wilde de toenmalige eigenaar, die het tot burgemeester had geschopt, zijn nieuwe status etaleren door het schuine dak van het voorhuis te vervangen door een voorname rechthoekige opbouw met een plat dak en grote ramen. Hij liet het geheel wit bepleisteren en al gauw sprak de omgeving van Het Witte Huis. Het lag dus voor de hand dat de 37-jarige Wyncko Tonckens die naam zou kiezen toen hij drie jaar geleden de inmiddels vervallen boerderij aankocht en er een hotel-restaurant van ging maken. Maar hij koos voor De Jufferen Lunsingh, ter nagedachtenis aan de vijf ongetrouwde zusters die in de eerste helft van de achttiende eeuw de boerderij bestierden. Een voltreffer, die naam. Hij maakt direct duidelijk dat het pand een lange historie kent en hij blijft hangen.
‘De Jufferen eh de Jufferen nog wat. Ga je daar naar toe? Wij hebben daar een tijdje geleden gegeten. Voortreffelijk!’ Dergelijke reacties kwamen uit onze kennissenkring toen wij vertelden dat we voor Noorderbreedte het etablissement vlakbij Norg zouden gaan bezoeken. De bijzondere naam geeft het hotel-restaurant een vleugje historie mee en dat spreekt de gasten die veelal uit het zuiden en westen van het land komen blijkbaar aan, want Wyncko en zijn echtgenote Ellen Drenth hebben over klandizie niet te klagen. Twee jaar geleden begonnen ze met één chef-kok en nu hebben ze vijftien man personeel.

Een koud en hartverwarmend welkom

Op deze gure zondagmiddag zoek ik samen met mijn Astrid in Drenthe naar het doel van ons onderzoek. Het blijkt even buiten Norg langs de weg naar Veenhuizen te liggen. Norg, trefpunt van toeristen en dagjesmensen, staat in schril contrast met de buurtschap Westervelde, verstopt achter een eeuwenoud bos. Westervelde bestaat uit een handvol karakteristieke boerderijen in een typisch Drents landschap van kleine stukjes weidegrond omgeven door houtwallen en hoge bomen. Een eindje van de weg valt die ene boerderij met dat witte voorhuis al snel op. Een bord met ‘De Jufferen Lunsingh’, een oprijlaantje en we komen aan de achterzijde van een grote schuur. We rijden om de schuur heen en parkeren de auto tussen antieke lantarenpalen. Een tussengedeelte verbindt de schuur met het witte voorgebouw.
‘Welkom’, zegt Hanneke in de plavuizenhal en ze begint direct aan een kleine rondleiding. ‘Daar is het restaurant en hier in deze kamer wordt morgen het ontbijt geserveerd. En dit is de cognackamer. Die is eigenlijk voor onze hotelgasten maar soms, zoals nu, voor passanten.’
We krijgen de sleutel van kamer 2, boven in Het Witte Huis, en het advies om de verwarming maar gelijk aan te doen. ‘Want die doen we altijd uit als de vorige gasten zijn vertrokken.’
Daarom duurt het even voor we de kamer op zijn waarde weten te schatten. Met onze jas nog aan staan we voor de grote ramen die uitzicht bieden op een stukje authentiek Drenthe. We kijken tussen de bomen door honderden meters ver over de weilanden. Met de temperatuur stijgt vervolgens de belangstelling voor de kamer zelf. Hout, veel hout. De vloer, het plafond, de wanden. Geen wonder dat er geen asbakje te vinden is. Tegen de blauw geschilderde wand staat een antieke wastafel, een houten meubel met een marmeren bovenblad en een grote spiegel. Lampetkan en waskom ontbreken maar het wordt je op slag duidelijk waar het woord ‘wastafel’ vandaan komt. Gelukkig is er ook een moderne badkamer. Geen telefoon, geen tv-toestel. We voelen ons alsof we op slag zijn afgesneden van de rest van de wereld. Gelukkig hebben we het mobieltje bij ons.

Nachtrust

Een A4-tje met nuttige informatie en de miniatuurportretjes van de vijf jufferen ligt op een tafeltje: ‘Terwijl u van uw nachtrust geniet doen wij dat ook. Er is dan geen personeel in het huis maar Wyncko en Ellen wonen op het terrein van het hotel (het houten huis naast de schommel).’
‘Alle deuren zijn aan de buitenkant afgesloten maar van binnenuit door u te openen. Wanneer u na 23.00 uur denkt thuis te komen, meldt dit dan even dan kunnen wij daar rekening mee houden.’
‘Wilt u echt van de stille nacht genieten dan is het verstandig om de ventilator in de badkamer uit te doen. Uitslapen is geen enkel probleem, wij serveren het ontbijt vanaf 09.00 uur.’
Het is duidelijk, we zijn hier niet in een echt hotel, we logeren bij Wyncko en Ellen.

De Jufferen zijn overal

De Jufferen Lunsingh beschikt over acht kamers, vier in het markante voorhuis en vier op de verdieping van het erachter liggende gedeelte van de boerderij. In de serre van het voorhuis en in een aangrenzend zaaltje bevindt zich het restaurant. Antiek meubilair laat zich moeiteloos combineren met moderne kunst aan de wanden. Een sfeervolle cognackamer en een intieme ontbijtkamer maken de inrichting compleet. En overal stuit je op portretten van de juffers tussen schilderijen en foto’s van het geslacht Tonckens, dat nog altijd een groot deel van Westervelde in bezit heeft. Een broer van Wyncko is boer op de havezate vlak naast het hotel-restaurant. Een heel verschil met het semi-permanente houten woninkje naast De Jufferen Lunsingh waarin Wynkco en Ellen met hun twee kleine kinderen wonen. Maar dat heeft alles te maken met de aanloopfase van het bedrijf.
‘We willen graag een echt huis bouwen op dezelfde plek, maar dan moet eerst het bestemmingsplan worden gewijzigd’, vertelt Wyncko. ‘We moeten trouwens ook nog een definitieve horecabestemming zien te bemachtigen!’
We praten met hem in de cognackamer na het voortreffelijke diner. Daar hebben we het straks nog over. Terwijl de open haard knettert en een paar andere hotelgasten rustig zitten na te praten over hun belevenissen legt Wyncko uit hoe het allemaal zo gekomen is.
‘Ik kom uit een boerenfamilie. De havezate hier vlakbij is al sinds 1600 in het bezit van het geslacht Tonckens. In vroeger tijden konden mijn voorouders over hun eigen grond van hier tot Coevorden lopen! Nu is er nog 120 hectare van het landgoed over. Zelf volgde ik de Hogere Landbouwschool in Groningen, maar voor mij stond altijd al vast dat ik geen boer in Nederland wilde worden. Een broer van mij is nu boer op de havezate, een andere broer kweekt bloemen in Kenya. Zelf ben ik na mijn studie een paar jaar naar Spanje en Zuid-Amerika geweest. In Argentinië was ik bedrijfsleider op een farm in Mendoza.’

Boer in de horeca

De horeca speelde daar tussendoor ook al een rol in zijn leven. In Groningen werkte hij in het voormalige grand café Bunders. Tussendoor deed hij in Bolivia een jaar ontwikkelingswerk en daar ontmoette hij Ellen. Met haar vertrok hij naar de farm in Argentinië en samen werkten ze later in een jachthotel buiten Buenos Aires. Een avontuurlijk leven, maar voor de opvoeding van hun kinderen keerden ze terug naar Nederland. Ze kochten het vervallen Witte Huis op het landgoed van de Tonckens en maakten daar het pareltje van dat het nu is en dat de symbiose is van hun werkzaamheden tot nu toe: een boerderij met een horecafunctie.
De babyfoon laat plotseling huilende kinderstemmetjes horen. Wyncko moet het gesprek onderbreken. Het geeft ons de tijd in gedachten terug te keren naar die tafel met dat prachtige uitzicht in de serre.
Linnen kleed en dito servetten, een boeketje verse bloemen en een koeler van witte gebakken klei voor de wijn. In de klei staan wijnranken gekrast en de naam van het etablissement. Zo te voelen heeft dit stukje huisvlijt vooraf in het vriesvak gelegen. De kou is diep in het aardewerk getrokken en zal de witte wijn urenlang heerlijk koel houden.
De spijskaart blijkt aanzienlijk beperkter dan de wijnkaart maar wat erop vermeld staat ziet er veelbelovend uit. Astrid kiest voor de pot au feu vooraf en de reebiefstuk als hoofdgerecht. Ik ga voor de salade van huisgerookte zalm en op ’t vel gebakken kabeljauw. Astrid heeft in de cognackamer al van de droge witte huiswijn geproefd en die uitstekend bevonden. Ik stel voor ‘vanwege het verhaal’ de witte Argentijnse Mendoza te kiezen.
‘Dat is toevallig op dit moment onze huiswijn’, zegt gastvrouw Hanneke die nu een wit schortje heeft voorgedaan en die op een ontwapenende manier bedient. ‘Maar eigenlijk zou u bij de reebiefstuk onze speciale Médoc moeten proberen!’ Gelijk heeft ze.

Belgische kaas is een ontdekking

‘Zalige bouillon’, constateert Astrid als ze haar pot au feu proeft. Grote brokken vis liggen er in. Mijn zalm bestaat uit plakken zo dik als je ze zelden ziet. Ze liggen op een bedje van appel en venkel. We wisselen hapjes uit en doen dat ook tijdens het hoofdgerecht. De reebiefstuk is om te zuigen, de saus heeft een heerlijke nasmaak. Hetzelfde geldt voor mijn kabeljauw. Op onze borden liggen naast een uitgebalanceerde mix van groenten een paar gedurfde halve aardappelen. Nieuwe, in de schil gepoft en vervolgens nog even gebakken.
Omdat we, bescheiden eters als we zijn, de soep vooraf hebben overgeslagen, is er nog ruimte voor kaas als nagerecht.
‘Belgische kaas’, meldt Hanneke als ze de bordjes met maar liefst vijf grote stukken kaas komt brengen. ‘En er is er maar één bij die ik niet zo lekker vind.’
Zullen we er een glaasje port bij nemen?
‘We hebben gewone port en vintage port. En Australische Tawny die geen port mag heten, maar van ons wel!’ Tawny dus en Hanneke heeft wederom gelijk. Een tikje zoeter dan echte port, maar het combineert uitstekend met de kaas. En hoe we ook ons best doen, die ene soort die onze gastvrouw niet lekker vindt, kunnen we niet ontdekken.
We ronden de maaltijd af met koffie en cognac en vragen aan Hanneke of Wyncko even tijd heeft om te praten. Dat heeft hij, hoewel hij deze avond op de kinderen moet passen. We verhuizen naar de cognackamer en praten daar tot we worden onderbroken door de babyfoon.

We verkopen rust en de omgeving

‘Het liefst zou ik maar één menu op de kaart zetten’, bekent Wyncko als hij is teruggekeerd in de cognackamer. ‘Onder het motto: laat je maar lekker verwennen. Dat doe ik zelf ook als ik ergens ga eten, maar dat idee slaat niet aan bij onze gasten. Onze kaart is echter welbewust beperkt gehouden. Speciaal voor onze hotelgasten hebben we het Wandelgangenmenu op de kaart staan, een driegangenmenu voor ? 47,50, omdat het anders na een paar dagen wellicht te prijzig zou worden. We mikken niet op de bovenkant van de markt maar op de sector wandelaars en fietsers. Daar is de omgeving uitermate geschikt voor. Het gebied blijft tot aan Appelscha toe zo mooi als het hier is.’
‘De zaak bestaat in mei twee jaar en het loopt als een trein. We hebben veel ongezochte publiciteit gehad en een prijs van het blad Reizen van de ANWB. We proberen af te wijken van het gangbare, daarom zijn we ook niet bij de een of andere keten aangesloten. We zijn een beetje eigenzinnig al hebben we wel een vorm van samenwerking met tien andere restaurants in Drenthe. Wat we verkopen is rust en de omgeving, en niet: kom hier voor het lekkere eten. Hoewel, we hebben wel vlees van eigen schapen en koeien en paddestoelen uit ons eigen bos!’
In de toekomst wil hij in de schuur een groepsruimte bouwen voor veertig, vijftig mensen. Niet voor bruiloften en partijen, eerder voor vergaderingen en congressen. Nu al komen er veel aanvragen binnen van managementteams. Ook denkt hij aan nog twee kamers in appartementvorm erbij. De hotelgasten blijven het belangrijkst.

Mooi in alle jaargetijden

Het ontbijt de volgende morgen, altijd een teer punt voor hotelgasten. Het kan je dag maken en breken. Dit ontbijt maakt hem. Zelfs het ongevraagd neergezette eitje is zachtgekookt.
‘Goed geslapen?’, vraagt de vriendelijke dame die het ontbijt serveert in de speciaal daarvoor bestemde kamer. ‘Geweldig’, zegt Astrid, ‘we werden gewekt door de vogeltjes.’
Daar hebben we dan eindelijk een punt van kritiek, want had Wyncko zelf de vorige avond niet gezegd dat hij niet zat te wachten op een alleen maar lovend verhaal, dat hij graag kritiek hoorde waar hij wat aan had? Dus: kunnen die vogeltjes wat zachter?
Door de mond- en klauwzeerepidemie hebben we de door het hotel uitgestippelde wandelroutes gelaten voor wat ze zijn. Maar we wisten al dat het hier in de omgeving heerlijk wandelen en fietsen is. Dat het prachtige natuurgebied Fochteloërveen in de buurt ligt, evenals Veenhuizen, die historische strafkolonie waar je het bijzondere verleden kunt aflezen uit de huizen en de omgeving. Een museumpje bewaart veel herinneringen aan dat verleden en er bestaan plannen voor een veel groter museum. Westervelde zelf ligt midden in een landschapsreservaat, compleet met hunebed. Uitgestrekte boswachterijen brengen afwisseling in het landschap, dat ligt opgesloten in de driehoek Groningen-Assen-Drachten. We moeten nog maar eens terug als de epidemie is uitgewoed.
Het was herfst toen we ’s zondagsmiddags aankwamen, de volgende dag bij het ontbijt sneeuwde het en toen we vertrokken brak het zonnetje door. Daarom kunnen we uit ervaring zeggen: De Jufferen Lunsingh is mooi, in alle jaargetijden.

Hotel Restaurant De Jufferen Lunsingh
Hoofdweg 13
9337 PA Westervelde
tel 0592-61 26 18