Het Waddenzeegebied - waaronder we verstaan de Waddenzee, de eilanden en het binnendijks gelegen zeekleigebied - strekt zich uit van Esbjerg in Denemarken tot Den Helder in Noord-Holland. Het gebied heeft een aantal bijzondere kenmerken waardoor het op Europees en zelfs op mondiaal niveau als een uniek cultuurlandschap beschouwd moet worden.

Eigenlijk moeten we spreken over beelden op verschillende abstractieniveaus: het Waddenzeegebied als geheel en een (willekeurige) concrete locatie. Voor het hele gebied geldt dat we het als een landschappelijke eenheid kunnen beschouwen, die zich onderscheidt van andere Europese landschappen. Maar wat bepaalt nu dit specifieke karakter? Welke elementen en structuren in het landschap zijn verantwoordelijk voor de eigen identiteit van het landschap als geheel? Voor een concrete landschappelijke situatie, bijvoorbeeld de omgeving van Ballum op Ameland of het dorp Ezinge in Groningen, is het niet zo moeilijk om het specifieke van de plek aan te geven. Maar voor het hele gebied van Esbjerg tot Den Helder is het lastiger. Bovendien zit er tussen het Waddenzeegebied als geheel en de concrete plek nog een derde niveau, dat van de streek of regio. Oostergo, Wieringen, Het Bildt en Rottumeroog zijn volstrekt anders van karakter, maar waar zit ‘m dat nu in? Wat zijn de dragers van het landschap? Wat geeft de regio’s hun landschappelijke identiteit? En wat maakt dat de optelsom van al die regio’s toch weer tot een landschappelijke eenheid, het Waddenzeegebied?

LanceWad-project

De vraag naar het bepalen van de landschappelijke identiteit en regionale diversiteit is actueel geworden na de conferentie van de verantwoordelijke ministers van Denemarken, Duitsland en Nederland, die in 1997 in Stade werd gehouden. In het daar vastgestelde Trilaterale Waddenzeeplan wordt, naast de natuurwaarden en milieuaspecten, voor het eerst aandacht gevraagd voor de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het gebied: ‘Het cultuurhistorische en landschappelijke erfgoed en de verschillen tussen de regio’s zijn essentieel voor het begrijpen van de ontwikkeling en de identiteit van het gebied en de vereenzelviging van de bewoners met het landschap.’ In Stade is afgesproken dat de belangrijkste landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het Waddenzeegebied, met inbegrip van de relevante binnendijkse gebieden, worden geïnventariseerd. Inmiddels is een internationaal project van start gegaan om deze inventarisatie uit te voeren. Dit is het LanceWad-project, dat staat voor landschap en cultureel erfgoed van het Waddenzeegebied. Het trilaterale Waddenzeesecretariaat in Wilhelmshaven coördineert het project, dat gelijktijdig in Denemarken, Schleswig-Holstein, Niedersachsen en Nederland wordt uitgevoerd. Het project beoogt:
– een beeld te schetsen van de landschappelijke en cultuurhistorische betekenis van het Waddenzeegebied als geheel, in een internationaal perspectief;
– inzicht te verkrijgen in de regionale diversiteit;
– een overzicht te geven van de belangrijkste, meest kenmerkende elementen en structuren in het cultuurlandschap en deze op te nemen in een digitaal gegevensbestand;
– aanbevelingen te doen over het te voeren beleid.

Dynamiek en bewoningsgeschiedenis

Het hoogdynamische kustniveau is een van de twee met elkaar samenhangende aspecten waarin het Waddenzeegebied zich onderscheidt. De processen van sedimentatie en erosie, tegen de achtergrond van de algehele zeespiegelstijging, hebben de afgelopen millennia geleid tot een uiterst dynamisch natuurlijk milieu. Deze dynamiek komt tot uiting in de cyclus van eb en vloed. Maar ook op een langere tijdschaal bezien werden perioden van relatieve rust afgewisseld met perioden waarin de zee het land binnendrong en grote geulen en inhammen vormde. In een groot deel van het gebied zijn de landschapsvormende processen nog steeds actief. En daar waar de dynamiek door de invloed van de mens is teruggedrongen, zijn de sporen van de ontstaansgeschiedenis nog duidelijk te zien.
Het andere aspect is de intensieve en langdurige wisselwerking tussen mens en natuur, die vooral tot uiting komt in de manier waarop de bewoners van het gebied zich door de eeuwen heen tegen het dreigende water hebben beveiligd en het water hebben gebruikt om er een bestaan op te bouwen. Kenmerkend is dan ook de combinatie van het gebruik van en de strijd tégen het water.

Landschap van wereldformaat

Door deze aspecten heeft het gebied een karakteristieke bewoningsgeschiedenis en landschapsontwikkeling gekend. De wisselwerking tussen mens en milieu heeft gezorgd voor een grote verscheidenheid aan landschappen en een grote rijkdom aan natuurwaarden. Er zijn in de wereld maar een paar gebieden die wat fysisch-geografische omstandigheden betreft met het Waddenzeegebied te vergelijken zijn. De langdurige bewoningsgeschiedenis en de plaats die het gebied binnen de Europese cultuurruimte heeft ingenomen, hebben de bijzondere betekenis van ‘ons’ Waddenzeegebied op wereldschaal bepaald. In het huidige landschap zijn de restanten van en de herinneringen aan deze bewoningsgeschiedenis duidelijk te herkennen. Zij spelen ook nu nog een belangrijke rol in de kwaliteit en de ruimtelijke verscheidenheid van het gebied. Daarom is het Waddenzeegebied niet alleen wat natuur, maar ook wat cultuurhistorie betreft een landschap van wereldformaat.

Strijd tegen het water

Vanaf 600 voor Chr. vestigden mensen zich massaal in het kwelderlandschap. De boeren van de aangrenzende hogere zandgronden gingen in het vruchtbare zeekleigebied wonen. Om zich tegen het zeewater te beschermen werden kunstmatige heuvels (terpen, werven of wierden) opgeworpen. Vaak groeiden enkele individuele huisterpen aaneen tot dorpsterpen. Ook werden al heel vroeg dijken aangelegd, zoals bleek uit een opgraving in Peins, waar een dijkje van voor het begin van de jaartelling is gevonden. Aanvankelijk bleef de bedijking beperkt tot het beschermen van bestaande woongebieden. Zo kent Wieringen nog altijd zijn kenmerkende, lage wierdijkjes. Later werden ook zeearmen stukje bij beetje op de zee veroverd, zoals in het Middelzeegebied, het Reitdiepdal en de Dollard.
Het dijkenpatroon vormt een prachtige illustratie van de ontginningsgeschiedenis van het gebied. De vele kloosters in het gebied hebben een grote rol gespeeld bij de bedijking van de kwelders, net als bij de steeds ingewikkelder wordende waterbeheersing in het binnendijkse gebied. Door de aanleg van dijken en uitwateringssluizen – zijlen – ontstonden dijkdorpen en zijldorpen, zoals Dokkumer Nieuwezijlen en Oude en Nieuwe Bildtzijl. De winning van land ging door tot in de twintigste eeuw.

Middeleeuws handelscentrum

Ook de handel drukte een belangrijk stempel op de ontwikkeling van het gebied. Al in de Romeinse tijd waren er uitgebreide handelsbetrekkingen tussen het Waddenzeegebied en het zuidelijk gelegen Romeinse rijk. In die tijd zijn vooral landbouwproducten (vlees, huiden) geleverd in ruil voor aardewerk, sieraden, wijn en andere specifiek Romeinse handelswaar.
De betekenis van de handel nam toe in de Vroege Middeleeuwen (500-1000). Sommige delen, zoals Westergo, behoorden tot de dichtstbevolkte delen van Noordwest-Europa. Dit is goed te zien aan de grote aantallen terpen. Het gebied lag op het kruispunt van handelsroutes: een oost-westroute van Engeland naar het Oostzeegebied en een noord-zuidroute van Scandinavië tot in het Middellandse-Zeegebied. Naast landbouwproducten voegden handwerk en nijverheid hoogwaardige producten aan de groeiende goederenstroom toe, zoals barnsteen en zilveren en gouden sieraden. Een gevolg van de welvaart en rijkdom in deze periode is de grote concentratie aan Romaanse kerken en kloosters.

Van economisch centrum naar periferie

In de loop van de Late Middeleeuwen verloor het gebied zijn toonaangevende positie in de handel. Het kon ook maar ten dele profiteren van de grootschalige veenwinning in het achterland en de handel in turf, die in de zestiende eeuw begon en een hoge vlucht nam in de zeventiende eeuw. De belangrijkste handels- en industriecentra lagen buiten het gebied: het Waddenzeegebied kwam steeds meer in de periferie te liggen. Tot de ontwikkeling van grote steden is het – op een enkele uitzondering als Emden en Leeuwarden na – niet gekomen. Wel zijn er grotere steden ontstaan op de grens van veen en zand, op plaatsen waar rivieren vanaf de zandgebieden naar de zee stromen: Groningen, Bremen, Hamburg en Ribe. De nadruk bleef liggen op bewoning in de vele dorpen en kleine stadjes met een regionale markt- en handelsfunctie voor het omringende agrarische gebied. Enkele plaatsen aan de kust ontwikkelden zich tot vissershavens.
Op de eilanden werden de inkomsten uit de landbouw aangevuld met andere vormen van bedrijvigheid: koopvaardij, visserij en walvisvaart waren hier belangrijke activiteiten. De commandeurshuizen en de walvisbotten in de dorpen op de eilanden herinneren hier nog aan. Op Texel ontwikkelde zich de schapenhouderij. Op de Hoge Berg werden perceelsscheidingen aangebracht die we – behalve op Wieringen – nergens anders in Nederland tegenkomen: de uit gestapelde graszoden opgebouwde tuunwallen.

Ontwikkelingen in de landbouw

In de landbouw zien we ontmenging van het gemengde bedrijf optreden. Dit betekende niet alleen een specialisatie in veeteelt of akkerbouw per bedrijf, maar ook dat hele regio’s zich gingen specialiseren. In Groningen leidde dit tot specialisatie in de akkerbouw. Het Oldambt ontwikkelde zich rond 1900 tot een van de meest vooruitstrevende akkerbouwgebieden van Europa. De specialisatie had ook gevolgen voor de traditionele boerderijbouw: de akkerbouw vraagt een ander type boerderij dan de melkveehouderij. De Oldambtster boerderij verschilt dan ook nogal van de karakteristieke Friese kop-hals-rompboerderij.
De schaalvergroting in de landbouw en de Brusselse landbouwpolitiek drukten in de 20e eeuw hun stempel op het gebied. Ruilverkavelingen brachten en brengen grote veranderingen aan in het landschap, de graanrepubliek van weleer verandert in een blauwe stad en ‘vreemde’ vormen van landbouw, zoals varkensmesterijen en glastuinbouw, doen hun intrede.

Industrie en delfstofwinning

De periode van de industrialisatie komt in het gebied vooral tot uiting in fabrieksgebouwen die een relatie met de landbouw hebben: melkfabrieken en voederbedrijven zijn er voorbeelden van. Daarnaast komt het belang van de scheepvaart tot uiting in de aanwezigheid van scheepswerven. Grootschalige industrie heeft zich ontwikkeld in Delfzijl en de Eemshaven. Zowel op de vaste wal als in de Waddenzee vinden (proef)boringen naar gas plaats. Dominante nieuwe landschapselementen zijn ook de windturbines, zowel geconcentreerd in windparken als verspreid in het agrarische gebied. Activiteiten in de Waddenzee die van invloed zijn op het landschap, zijn onder andere de zand- en schelpwinning en de kokkel- en mosselvisserij.

Toerisme

Een recente ontwikkeling die een grote invloed op het landschap heeft gehad, is de groei van het toerisme. De trek naar de kust is vooral geconcentreerd op de eilanden, hoewel ook hier en daar op en bij de zeedijk recreatieve voorzieningen zijn ontstaan. In het landschap komt de recreatieve ontwikkeling tot uiting in hotels, villaparken, campings, jachthavens, sportvliegvelden en dergelijke. Een nieuwe trend is het geschikt maken van historische gebouwen als borgen, boerderijen en voormalige gemeentehuizen als kleinschalige verblijfsaccommodaties.

Regionale diversiteit in kaart gebracht

Binnen de algemene karakteristiek van het Waddenzeegebied is er een grote regionale differentiatie. Om erachter te komen wat de kenmerkende aspecten zijn van het landschap van Texel, het Dollardgebied of Middag-Humsterland, en op grond waarvan deze gebieden zich van elkaar en van andere delen van het Waddenzeegebied onderscheiden, is de volgende methode uitgewerkt. Eerst worden van de regio’s de ‘wetenschappelijke’ gegevens in kaart gebracht. De terreingesteldheid wordt beschreven aan de hand van bodem, reliëf en waterhuishouding. Vervolgens wordt gekeken naar de wijze waarop de mens het gebied heeft ingericht en gebruikt. En vooral: wat daarvan in het huidige landschap nog aanwezig is in de vorm van archeologische terreinen, historische gebouwen en specifieke landschapselementen, zoals terpen, kerken, dijken, eendenkooien, molens, kanalen, sluizen, havens, vuurtorens, scheepswrakken, oude hotels, historische boerderijen en bijzondere perceelsvormen. Deze gegevens worden ondergebracht in een digitaal gegevensbestand en gepresenteerd in de vorm van een geografisch informatiesysteem (GIS). Internationaal is een lijst opgesteld van landschapselementen die worden geïnventariseerd en waarvan een aantal eigenschappen worden genoteerd, zoals ouderdom, gaafheid en wijze van bescherming.

Belevingsonderzoek

Daarnaast wordt in kaart gebracht wat de bewoners van het gebied zelf de belangrijkste kenmerken van hun dagelijkse leefomgeving vinden. Landschap is tenslotte veel meer dan alleen een verzameling landschapselementen in een bepaalde rangschikking. Bij een inventarisatie en beschrijving van het landschap hoort ook hoe het landschap wordt beleefd. Het maakt immers nogal wat uit of je een toevallige passant op een zonnige namiddag bent of dat je een bewoner bent van een gebied waar vele generaties voorouders hebben gewoond en gewerkt. De beleving van landschap hangt namelijk niet alleen af van wat uit historisch of ecologisch oogpunt van belang wordt gevonden, maar ook van wat je ziet, hoort, ervaart of je herinnert. Bij het landschap van het Waddenzeegebied hoort het geluid van de golven die tegen de boot klotsen, het schreeuwen van meeuwen en de geur van het zilte water. Daarbij hoort ook de ervaring van de wind door je haren en de herinnering aan die ene dag, op die ene plek.
Bij het onderzoek naar de landschapsbeleving worden de bewoners van het Waddenzeegebied actief betrokken. Dit onderzoek zal plaatsvinden in het najaar van 2000.
Het onderzoek moet leiden tot de beschrijving van de betekenis van het cultuurlandschap. Het project moet uitmonden in aanbevelingen over hoe er in de toekomst met het landschap en de cultuurhistorische waarden van het gebied kan worden omgegaan en hoe nieuwe ontwikkelingen zodanig worden vormgegeven dat zij voortbouwen op de historische processen die al eeuwenlang in het gebied spelen en die aansluiten bij de identiteit van de verschillende delen van dit bijzondere gebied.

Dré van Marrewijk is projectleider van LanceWad-Nederland. Hij werkt bij de Directie Noord van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Adriaan Haartsen, lid van het projectteam, werkt bij het ExpertiseCentrum LNV in Wageningen.

In LanceWad-Nederland werken de volgende instanties samen: provincies Fryslân, Groningen, Noord-Holland, Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, Rijksdienst voor de Monumentenzorg, en twee onderdelen van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij: de Directie Noord en het ExpertiseCentrum-LNV, afdeling Natuurbeheer.