Jentsje Popma (1921), Fries landschapschilder, verwoordde dit jaar in de catalogus bij de tentoonstelling Het Friese landschap in Galerie de Vis in Harlingen zijn visie op de landschapschilder. 'Het landschapsbeeld is veranderd en het motief om het landschap tot onderwerp te kiezen is veranderd, maar het landschap blijft boeiend en het is een uitdaging om daarvan een interessante verbeelding te geven.'

Dit jaar krijgt Popma ruim baan in een solotentoonstelling in maart in diezelfde Galerie de Vis, want ook galeriehoudster Geke Westenberg heeft iets met het landschap. Nee, beter nog, ze heeft veel met het landschap en met de schilders daarvan. Ruim achttien jaar runt ze haar galerie in Harlingen. Een wonderlijke uithoek voor een gerenommeerde galerie, want de galeriehoudster wist in die jaren naam te maken met haar eigengereide programma met veel aandacht voor het Friese landschap en het expressionisme. Niet alleen gevestigde namen, zoals het boegbeeld Gerrit Benner, maar ook de jonge generatie kunstenaars. Want de aandacht voor het landschap moet in haar ogen blijven bestaan, een landschap om zuinig op te zijn en van te genieten.

Atelier

Eigenlijk bij toeval kwam Geke Westenberg in Harlingen terecht. Wonend in Meppel, waar ze ondanks haar opleiding aan Academie Minerva directeur van een kinderziekenhuis was, werden zij en haar toenmalige man Sjouke Visser verliefd op het pand aan de Noorderhaven, tijdens een tochtje door Friesland. Aanvankelijk leek het helemaal niet de bedoeling daar een galerie te beginnen. De ruimte werd gebruikt om te wonen en als atelier voor haar en haar echtgenoot, ook beeldend kunstenaar. Wel werd de ruimte ook gebruikt om eigen werk tentoon te stellen en te verkopen. Deze eerste stap leidde bijna onmerkbaar tot de oprichting van een galerie. In het begin van de jaren tachtig telde Friesland nog maar weinig galeries en de winkel in Harlingen ging steeds beter lopen; zo goed dat er naar uitbreiding werd gezocht met andere kunstenaars.

Landschap was harmonieus

En dan altijd weer dat landschap, waarbij ze niet schroomt om jong en oud door elkaar te hangen. Zoals in de tentoonstelling de afgelopen zomer ter gelegenheid van het 18-jarig bestaan. De expressionist bij uitstek, Gerrit Benner (1897), naast Winnifred Limburg (1956), de man die zijn foto’s manipuleert om op die manier zijn eigen landschap te maken, en de Duitse kunstenaar Peter Angermann, die met zijn olieverven ook hing op de indrukwekkende tentoonstelling Salut au Monde in het Fries Museum in 1995. Want ze wil alles laten zien uit angst het landschap kwijt te raken. ‘Ja, het moet door. De aandacht voor het landschap moet blijven. Het verandert zo snel. Als ik nu vanaf zee Harlingen nader, zie ik alleen maar fabrieken en windmolens. Vroeger zag ik kerken als ik dichterbij kwam. Nu wordt alles aan het zicht onttrokken. Die stolpboerderijen, die stonden toch zo mooi. Als ik nu naar de nieuwbouwwijken kijk, zie ik een soort villa-achtige nep. Het mag natuurlijk wel, maar het is van een soort burgerlijkheid die ik lelijk vind. Ik weet ook wel dat de dorpen door moeten. Ze moeten natuurlijk leefbaar blijven. Maar vroeger vormde alles zo mooi een eenheid. Het was zo harmonieus.’ Het landschap op een goede manier veranderen? Ja, dat kan in haar ogen ook. Windmolens bijvoorbeeld. ‘Mensen brommen er wel op, maar vroeger waren er ontzettend veel molens. Als ik door de Flevopolder rij, vind ik ze lang niet altijd lelijk. Prachtig, soms hebben ze mooie pasteltinten. Waauw, schitterend. Mij zitten ze niet in de weg. Of toen ik langs de Eemshaven kwam. Ik heb mij er echt over verbaasd. Heel bijzonder. Net als Petroland bij Franeker. Kom je ’s avonds aanrijden, dan denk je wat een wereldstad. Maar ja, het is wel een bom. Mijn twee kinderen vragen mij: als dat ontploft, staat ons huis er dan nog? Daar heb ik dan geen antwoord op. Daar bestaat toch wel een grote bezorgdheid over.’ Het zijn overigens wel zaken die ze in haar galerie maar spaarzaam aan de orde stelt. Liever nog zegt ze daarover haar mond te houden. ‘Mensen willen dat helemaal niet horen, die komen voor de schoonheid. Dat is ook goed, het verhaal erachter kan ik niet opdringen.’

De ziel moet erin

Opdringen is er overigens in Galerie de Vis helemaal niet bij. Het gaat haar om de emotie van de bezoeker en van haarzelf. Afgezien van de expertise die ze zich in de loop der jaren heeft eigengemaakt, is het voor haar toch altijd een kwestie van gevoel bij de keuze van de kunstenaars in de galerie. ‘De ziel moet er een beetje in. Ik kan het altijd moeilijk onder woorden brengen, maar het hart moet het toch voelen. Als ik bijvoorbeeld Eugène Brands zie, dan is dat toch echt abstract, het is sfeer. Er komen hier mensen die niets van Brands weten of misschien wel helemaal van niks weten en die er toch over geëmotioneerd raken. Dat vind ik dus mooi. Dan denk ik: het is abstract, maar het komt wel over. Dan gaat het om schoonheid. Ik denk graag dat de meeste mensen er gevoelig voor zijn. Uiteindelijk is het toch zo dat als iemand een nieuwe deurkruk wil hebben, hij niet voor een lelijke kiest, maar voor een mooie. Ja, ik weet wel dat er ook veel lelijks is, maar dan denk ik ook gelijk: hoe kan dat nou weer?’

Hang naar het decoratieve

Naast haar grote gevoel voor kwaliteit kan de galeriehoudster enige kitscherige inslag niet worden ontzegd, getuige een aantal voorwerpen in haar galerie. Zelf beaamt ze dat ook. ‘Ja, ik ben gek op al die rotzooi. Dit is van een meisje dat net van de academie is. Dat wil ik toch ook zo nu en dan laten zien. Het strookt natuurlijk nergens mee, behalve met dat stukje in mij dat nog kinderlijk is. Dat heb ik toch ook, die hang naar het decoratieve. Ik zie ook wel dat het me niet blijft boeien. Soms als ik het uitpak, heb ik het al wel gehad. Dan denk ik: dat heb ik toentertijd mooi gevonden. Nee, het verkoopt voor geen meter, dus dat kan het niet zijn. Maar daar ben ik overigens niet veel mee bezig. Natuurlijk, met mijn kinderen moeten ik ervan leven, maar ik zal nooit iets opdringen. Ik kan een beetje sturen. Wat ik wel mooi vind, is dat iemand uitsluitend realisten verzamelt en dan opeens een expressionistisch werk koopt. Maar als het dan in de verzameling toch tegenvalt, dan zeg ik altijd: breng maar terug.’

Trefwoorden