Jan Kleine is planoloog. Ooit was hij ambtenaar bij de provincie Groningen, waar hij zich bezighield met de leefbaarheid van het Oldambt. Tegenwoordig houdt hij zich in een andere functie bezig met het buitengebied. Hij werkt als freelance-projectmanager aan de Blauwe Stad, een project waarin overheden en particuliere partijen samenwerken aan het realiseren van een water- en woongebied van 2000 hectare in Oost-Groningen. Jan Kleine heeft de dagelijkse leiding over het projectbureau. Over de uitvoering van de Blauwe Stad.

‘De Blauwe Stad is een zeer gecompliceerd planproces. Wij werken samen met de gemeenten Reiderland, Scheemda en Winschoten, de waterschappen, de provincie en de Ministeries van VROM en LNV. En dan heb je nog de private partijen. Je zit met heel veel mensen aan tafel. Het projectbureau is opgericht om deze processen te coördineren. Onze opgave is om mensen gemotiveerd te houden. We zijn nu bezig met het inrichtingsplan voor de Blauwe Stad. Dat wordt gemaakt door Bakker en Bleeker, een bureau voor landschapsarchitectuur uit Amsterdam. Het plan is bijna klaar.’

Impuls

‘De Blauwe Stad moet het oosten van Groningen een flinke impuls geven. Want het gaat niet goed in het Oldambt. Het gebied staat zwaar onder druk. De landbouw en de industrie hebben veel van hun betekenis verloren. Veel koopkrachtige mensen zijn weggetrokken. Het gaat slecht met de economie. De werkloosheid in de streek is hoog, ook naar Groningse begrippen. We hebben het over het hoogste werkloosheidscijfer van Nederland. Daarmee holt ook de leefbaarheid achteruit. De economie is maar één factor. Ook de zorg en het openbaar vervoer moeten veel beter. De Blauwe Stad zal nieuwe activiteiten brengen. Er komen tussen de 1200 en de 1800 nieuwe woningen. Het plan zal nieuwe bedrijvigheid naar deze streek trekken, vooral in de recreatiesector. Dat zorgt voor banen, en die hebben we hard nodig.’

De omgeving op zijn kop

‘De woningen in de Blauwe Stad komen te staan in een merengebied. Ik noem het zelf een waterwereld. Vergelijk het met de Reeuwijkse Plassen. In de Blauwe Stad kan je straks wonen in de natuur, op een ruime kavel, in een groot huis en voor een betaalbare prijs. Wonen aan de oever van een meer, of wonen op een eiland. De kwaliteit van de omgeving wordt steeds belangrijker bij de keuze van een woonplaats. En als die kwaliteit van de omgeving er niet is, dan moeten we hem maken. Dat zal nieuwe bewoners naar Oost-Groningen trekken. De Blauwe Stad zet de omgeving op zijn kop. Ook de rest van het Oldambt zal ervan profiteren. Je ziet nu nog veel kapitale boerderijen wegkwijnen, maar dat zal gaan veranderen. De hele omgeving zal profiteren van de Blauwe Stad. Daar ben ik van overtuigd.’

Grondverwerving

‘Water is goed voor de omgeving. Maar water kost geld. Dat moet worden terugverdiend met de bouw van woningen. Dat is het uitgangspunt van de Blauwe Stad. Om dit idee te realiseren moet je strategisch denken. Je moet die grond verwerven en ervoor zorgen dat er niet te veel gespeculeerd wordt. Anders wordt je plan onbetaalbaar. We hebben nu een voorkeursrecht op de grond, en een flexibel bestemmingsplan. Niemand weet waar wij woningen gaan bouwen. Zo voorkomen we speculatie. De grondverwerving loopt goed. We hebben inmiddels 400 van de 1200 hectare aangekocht. Eind volgend jaar kan de eerste schop de grond in. In 2002 of 2003 kan de bouw van de eerste woningen beginnen.’

Natuur

‘In de Blauwe Stad komt 350 hectare natuurgebied, als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur. Ik vind het wel een gemiste kans dat de invulling van de EHS zo sectoraal plaatsvindt. Gechargeerd: hek eromheen en wegblijven, want anders is het geen echte natuur. Er is veel discussie, ook binnen de provincie, maar de regels zijn nu eenmaal zo en scheiding van functies is overzichtelijker dan verweving. Wij willen natuur wèl combineren met wonen en recreatie. Een integrale ontwikkeling die uitgaat van het gebied zelf en niet van een abstract natuurbegrip als EHS.’

Nieuw hart

‘De identiteit van Oost-Groningen is belangrijk. Daar moet je rekening mee houden. In het ontwerp voor de Blauwe Stad is de schaal van het landschap een essentieel gegeven. Het land waar de Blauwe Stad komt wijkt sterk af van de rest van Oost-Groningen. Het ligt veel lager, tussen twee dekzandruggen die in de IJstijden zijn ontstaan. Daardoor lag het regelmatig onder water. Ouderen weten nog dat het elke winter blank stond. Je kon schaatsen van Midwolda naar Scheemda, dwars over het land. Het gebied waar de Blauwe Stad komt te liggen heeft niet de grootsheid van het polderlandschap ten noorden ervan. De verschillen in het landschap moet je herkenbaar houden. Die kom tussen de zandruggen heeft een zekere intimiteit. Dat is een kwaliteit die we gaan gebruiken.’
‘De Blauwe Stad wordt het nieuwe hart van Oost-Groningen. Het wordt een woon- en recreatiegebied met een eigen atmosfeer, maar wel met een bebouwing die refereert aan de schaal van de Groninger boerderijen: groot dus. Grote woningen op grote kavels. Dit wordt iets heel anders dan de doorsnee-woonwijkjes die je overal ziet verschijnen. Hier krijgen mensen de ruimte.’

Dorpen aan het water

‘Wij doen er alles aan om een plan te ontwikkelen waar iedereen wat aan heeft. De dorpen langs de rand van de Blauwe Stad komen straks aan het water te liggen. Wij willen dat de dorpen van hun nieuwe ligging kunnen profiteren. Daarom moet de Blauwe Stad toegankelijk en aantrekkelijk zijn voor de dorpsbewoners. Locale ondernemers krijgen de kans om nieuwe bedrijvigheid te ontwikkelen. En we bieden nieuwkomers unieke woonmogelijkheden.’
‘Het ontwerp zal met respect voor het Groninger landschap en de historie van de streek worden uitgewerkt. Daarmee bedoel ik niet dat er alleen maar in rode baksteen gebouwd mag worden. Die suggestie werd bij de inspraak op het bestemmingsplan wel gedaan. Maar die historisering spreekt mij niet aan. Vroeger had je een reden om in rode baksteen te bouwen: het was het enige beschikbare materiaal. Die reden is er niet meer. Eigentijdse stedenbouw, landschapsontwerp en architectuur kunnen heel goed samengaan met historie en identiteit van het landschap.
Er zijn genoeg goede ontwerpers die dat in praktijk brengen.’