Henk van 't Land is landmeetkundig ingenieur en dijkgraaf, hoogste bestuurder, van het waterschap Noorderzijlvest, dat op 1 januari 2000 is opgericht. Het waterschap is een organisatie van 260 mensen, die 145.000 hectare in beheer heeft: het grootste deel van Groningen, de kop van Drenthe en een deel van Friesland, bij het Lauwersmeer. Daarnaast beheert het waterschap 75 kilometer Waddendijk van Lauwersoog tot Delfzijl.

‘Het water heeft een grote structurerende werking. Vaak is het water de ruggengraat van de landschappelijke structuur. Je ziet hier de wegen altijd langs het water lopen. Die geul was er eerder, en de rest past zich aan. Het waterschap staat – vanzelfsprekend – dicht bij het gebruik van het landschap. Vanouds is dat de landbouw, maar in toenemende mate bepalen nieuwe functies als wonen, natuur, cultuurhistorie en recreatie het landschap. Vroeger was het waterschap vooral gericht op kwantiteit, tegenwoordig ligt ook de zorg voor de kwaliteit van het water bij het waterschap. Wij proberen door in te spelen op de functies het water een plaats te geven in het landschap. Dat betekent deels dat wij het water vast proberen te houden door onder andere het invoeren van een meer natuurlijk regime met overstroomzones. In mijn waterschap vind je grote hoogteverschillen: het Drents Plateau ligt elf meter hoger dan Groningen. Het water loopt via het Lieverse Diep en het Peizerdiep naar beneden. Je ziet een grote variatie aan landschappen. Net buiten dit waterschap ligt de Drentse Aa: een stroomdal, geflankeerd door esdorpen. Dat dal is een sterke drager in het landschap. In het Zuidelijk Westerkwartier moeten wij als waterschap gunstige voorwaarden creëren voor zowel de landbouw als voor het ontwikkelen van nieuwe natuur. In de noordelijke schil van Groningen is het watersysteem meer gericht op landbouw, maar ook hier hebben we te maken met natuurontwikkeling, zoals brakwaterzones bij de Waddendijk, en het zichtbaar maken van cultuurhistorie in het wierden- en marenlandschap.’

Geen honden

‘Om de cultuurhistorische component van het landschap zichtbaar te maken, is naast inrichting toegankelijkheid van groot belang. Waar dat mogelijk is, zijn schouwpaden – onder randvoorwaarden – opengesteld voor het publiek. Ook de waterschapsweg onderlangs de zeedijken zijn toegankelijk voor fietsers en wandelaars. De nieuwe waterberging bij Lettelbert wordt aangelegd in combinatie met natuur en een wandelpad. Bij het betreden van waterschapseigendommen wordt een wandelaar overigens gedefinieerd als iemand die zonder hond recreëert in het landschap, want honden kunnen we echt niet hebben tussen het vee.’

Bodemdaling en zeespiegelrijzing

‘Maar het waterschap heeft ook te maken met kwesties op een veel groter schaalniveau. De stijging van de zeespiegel in combinatie met de bodemdaling, onder meer door de gaswinning, is daar één van. Nu volgen wij de bodemdaling met een peildaling, om landbouw en woningbouw mogelijk te maken. Maar de komende eeuw zullen we waarschijnlijk steeds minder kunnen lozen via de getijdenwerking in Lauwersoog. Wij studeren op nieuwe oplossingen, waarbij ook het vasthouden van voldoende hoogwaardig zoet water een grote rol speelt. Ook daarbij spelen functies een groot belang. Voor de landbouw, en zeker ook voor de biologische landbouw die in de toekomst zeker een grotere rol gaat spelen, is voldoende schoon water van levensbelang. De uitvoering van het ‘Zoetwaterplan Noord-Groningen’ is bijna voltooid. Daarbij is tien procent van het budget toebedeeld aan natuurontwikkeling. Op punten waar dat mogelijk is, wordt het water binnendijks brak. Soms zie je zelfs de invloed van de getijdenwerking in de sloten achter de dijk. De invloed van de zee loopt onder de dijk door. Waar dat mogelijk is krijgt dat natuurlijke proces meer impact.’

Wadland

‘Het idee ‘Wadland’ vind ik bijzonder inspirerend. Het bevat veel elementen waar de waterschappen mee te maken hebben, zoals de invloed van getijdenwerking achter de Waddenzeedijk. Wel is de schaal van het plan erg groot. Als je de getijdenwerking tot bij Groningen-stad wilt hebben, krijg je te maken met tegengestelde belangen. Bijvoorbeeld de behoefte aan zoet water. De noordelijke schil heeft in de Ruimtelijke Ordening de functie van landbouwgebied gekregen. Op het Hogeland vertaalt zich dat steeds meer in intensieve akkerbouw en grove tuinbouw. Hierbij is zoet oppervlaktewater een essentiële voorwaarde. Je ziet de tuinbouw altijd aan de rand van grote stedelijke gebieden, en daarbuiten akkerbouw. Je zou Nederland kunnen zien als een grote verstedelijkte zone, met om de Randstad een groot landbouwgebied, en daaromheen woeste natuur. De grens daartussen ligt bij de Waddenzeedijk: een zware barrire tussen cultuur en natuur. ‘Wadland’ wil dat doorbreken, maar ik denk dat de dijk op dit moment op de goede plek ligt. Je kan nu op de dijk klimmen. Achter je ligt het cultuurlandschap en voor je strekt de ruige natuur van het wad zich uit.’
‘Ook op het gebied van de veeteelt is de schaal van ‘Wadland’ erg groot: de ontwerpers willen bedrijven van rond de duizend hectare, zoals je in Argentinië hebt. Maar ik denk dat je aan moet sluiten bij de schaal van het cultuurlandschap. Die is niet kinderachtig in Groningen, en ik denk dat je met honderd hectare niet te hoog zit voor bijvoorbeeld het Westerkwartier. Door hoogwaardig rundvlees te produceren in semi-natuurlijke gebieden, kan je een goed Nederlands alternatief bieden voor vlees uit Argentinië. Je moet je wel realiseren dat de consument dat vlees ook moet gaan kopen. Ik denk dus dat je zo’n idee stap voor stap moet uitvoeren.’

Het landschap leeft

‘Het schaalaspect komt steeds terug. ‘Wadland’ is veel meer dan een staalkaart van bestaande experimenten op een grotere schaal. Het zijn stuk voor stuk inspirerende gedachten, maar alles wat je doet in een landschap moet je plaatsen in schaal en in tijd. Want landschap is een zaak van de lange duur. Twintig jaar geleden was het Bedumerbos net aangeplant en ongeveer anderhalve meter hoog. Ik ging daar vaak met vrienden en hun kinderen wandelen. Voor die kinderen was het echt een bos, want ze waren zelf nog geen meter hoog. Nu zijn ze groot, en het is nog steeds hun bos. Zo zie je dat het landschap leeft, net als de mensen die erin wonen. Veranderingen spelen zich over de lange duur af, maar soms zijn grotere ingrepen niet te vermijden. Dan zie je dat de mensen die echt in het landschap wonen, daar minder moeite mee hebben dan anderen. Voor het landschap geldt dat je er vrij veel vanaf moet weten, wil je het kunnen doorgronden en er echt wat aan kunnen zien. Niet iedereen kan het landschap lezen.’

Trefwoorden