De buurschappen op Oost-Terschelling zijn eeuwenoude organisaties van vooral boeren uit de dorpen. Er zijn zes buurschappen. Ieder dorp op Oost-Terschelling heeft een buurschap. De Buren van Hoorn is één van de grootste. De Buren houden zich bezig met dingen die het dorp aangaan en hebben land in eigendom. Dit land wordt verpacht en is deels bebouwd met zomerhuizen. De pacht wordt elke vijf jaar verloot. Het leiderschap van de Buren wisselt elk jaar en wordt door twee mannen uit het dorp - de inderslieden - op zich genomen. Het jaar erna worden de twee daarnaast wonende buren indersman. Zo schuift de verantwoordelijkheid voor de Buren in de loop van de tijd door het dorp. Iedereen komt aan de beurt. Op dit moment zijn Hessel van der Kooij, zanger en caféhouder en Bob Zorgdrager, loodgieter en recreatieondernemer, de inderslieden. Over een zeer actieve organisatie, die geen organisatie is.

Zorgdrager: ‘Ongeveer 95 procent van de huishoudens is lid van de Buren. Bijna iedereen die hier een schoorsteen heeft branden en meer dan een jaar woont,kan lid worden. Die andere vijf procent heeft geen zin in de verplichtingen die het lidmaatschap meebrengt. Vroeger waren het vooral de boeren die lid waren. Om lid te zijn moest je een paard hebben. Ooit legden de Buren de wegen en paden aan en onderhielden ze de dijken,maar dat hoeft niet meer. Het is uit noodzaak geboren: je kon in je eentje als boer je land niet droog houden en er was geen overheid die het voor je opknapte. Vrouwen kunnen geen lid worden. Dat leren onze tradities. Dat betekent trouwens niet dat ze niet bij de Buren betrokken zijn.’

Op Terschelling mag bijna alles

Van der Kooij: ‘Ik vergelijk het altijd met een Indianenstam. Bob en ik zijn voor één jaar de opperhoofden van het dorp. Maar formeel is er niks geregeld. Er staat niks op papier,we hebben geen organisatiestructuur,we zijn geen rechtspersoon en we hebben geen statuten. De Buren werken volgens de overlevering. Er zijn wel verslagen van gebruiken,waaruit de werkwijze van de Buren wordt bepaald. Ik vind de Buren een geweldige instelling. Het dorp als collectief,dat werkt ontzettend goed. Pannen leggen bij de buren als het dak eraf moet,waar kom je dat nog tegen? De burenplicht is hier vanzelfsprekend. Vreemdgaan,zuipen,stropen en strandjutten,dat mag allemaal op Terschelling. Maar je burenplicht niet nakomen is een doodzonde.’

Zorgdrager: ‘De Buren hebben een belangrijke sociale functie. Je bent verplicht om de begrafenis te verzorgen als een van je buren overlijdt. De Buren hebben een wagentje voor de lijkbezorging. En we onderhouden het kerkhof. Ook sponsoren we allerlei activiteiten in het dorp,zoals het ringsteken,de ijsbaan en het muziekkorps. Nu de gemeente financieel gaat reorganiseren,vallen allerlei subsidies weg. De voorzieningen worden gecentraliseerd. De kleine dorpen vallen buiten de boot. De bibliotheek,de sportvelden en het dorpshuis worden bedreigd. Daar zal in de toekomst een taak voor de Buren liggen.’

Het dorpsbeeld gaat kapot

Van der Kooij: ‘Maar we bemoeien ons ook met de bouw op het eiland. Bij het bouwen van uitbreidingswijken wordt veel te veel met blauwdrukken gewerkt. Een stedenbouwkundige past op Terschelling dingen toe die voor Almere zijn bedacht. Die ingehuurde deskundigen zijn een nachtmerrie voor het eiland. Het dorpsbeeld gaat eraan kapot. Kijk wat ze met Midsland hebben gedaan. Dat was vroeger een prachtig dorp. Van buiten zag je die grote boerderijen met hun kont in het land staan. In de jaren zestig zijn ze begonnen: eerst zijn er 48 universele legohuizen tegenaan gezet. Toen hebben ze op kosten van de Duitse toeristen een katholieke kerk midden in het dorp gebouwd. En een school,zo lelijk,daar zakt je broek van af. Tenslotte hebben ze langs de weg nog een Rabobank en een FRAM-garage neergeflikkerd. Van het oude dorp is weinig meer te zien. Ik vind het jammer van Midsland.’

Zorgdrager: ‘Wij willen als eilanders dat nieuwbouw op het eiland moet passen in de dorpen. Ik vind dat de meeste mensen die hier zelf bouwen goed aansluiten bij de traditie die we hier hebben. De mensen hebben hier over het algemeen een goede smaak binnen die traditie. Maar dan heb je die club in Leeuwarden,Hûs en Hiem,die de welstandstoetsing verzorgt. Daar vinden ze dat ze onze locale stijl beter kennen dan wij zelf.
In Giet-hoorn heeft de gemeente het heft in eigen hand genomen en zelf beleid gemaakt. Daar mogen alleen nog maar rieten daken. De gemeente zou hier ook de locale stijl moeten voorschrijven.’

Woonpuist

Van der Kooij: ‘Er is nu een bureau ingeschakeld voor de uitbreiding van Hoorn. Die ontwerpt voor Hoorn een woonpuist die van het karakter van het dorp weinig heel laat. De dorpsbewoners vinden zelf ook dat een uitbreiding nodig is,maar niet op die manier. Maar omdat de uitbreiding door de gemeente als een puur technisch vraagstuk wordt benaderd,worden de bewoners per definitie als technisch ondeskundig gezien. En daarom worden we genegeerd. Die mensen van het bureau zijn hier nu zes keer geweest met hetzelfde verhaal: Hoorn is een lintdorp. Maar Hoorn is geen lintdorp. Achter de linten staan tientallen boerderijen. Maar als dorpsbewoner heb je niets in te brengen,want er wordt niet geluisterd naar de inspraak. Wij hebben zelf een plan gemaakt,om evenveel woningen wél goed in te passen in het dorp. Een plan waar wij als collectief achter stonden.’

Zorgdrager: ‘Door al dat onbegrip zie je dat de mensen apathisch worden. Ze worden doodgegooid met technische informatie. Als de Buren er niet waren,zou iedereen alles over z’n kant laten gaan. Dat hebben we gezien in Midsland. Daar is minder saamhorigheid. Daarom zegt de gemeente nu tegen ons: ga maar akkoord met het bestemmingsplan voor Hoorn, want we gaan eerst Midsland uitbreiden. Dus zeggen wij: haal dan die woonpuist uit het bestemmingsplan. Maar dat willen ze niet.’

Ecosysteem

Van der Kooij: ‘Een andere bedreiging voor Terschelling zijn de vogelrustgebieden. Dat zijn natuurgebieden,waar verder niks meer mag. De Terschellingers jagen en vissen al eeuwenlang. Alle Terschellingers behalve ikzelf – ik vind er niks aan. Maar dan komen er mensen uit de stad die op de kalender moeten kijken of het zomer of winter is, en die weten het beter en zeggen dat dat niet meer mag. Nu houdt iedereen zich aan de regels. We beheren met z’n allen het eiland: dat is een eeuwenoude traditie. Die structuur wordt afgebroken. Straks is er geen houden meer aan, en gaat iedereen z’n eigen gang. Dan zal je zien dat het echt uit de hand loopt. De milieuverenigingen zouden eens moeten ophouden met mensen als chemisch afval te zien. Die mooie natuur op het eiland,die hebben wij gemaakt. Wadbewoners horen op de wadden. Wij zijn er net zolang als de vogels. Ook wij maken deel uit van het ecosysteem.’