De stad Groningen heeft de meest tevreden inwoners van Europa. Ook werd ze uitgeroepen tot ‘beste binnenstad’ van Nederland en staat ze met Beijing te boek als ‘beste fietsstad’ ter wereld. Welke vier locaties in Groningen denkt Jacques Wallage als hij praat over de ‘ideale stad’? Samen met Jacques Wallage on tour in Groningen.

Op een vroege, mistige ochtend komt Jacques Wallage rechtstreeks vanuit huis aangewandeld over een groen laantje op de grens van Groningen en Haren. Donker pak, rode stropdas, gulle lach. Aan welke vier locaties in Groningen denkt u bij de woorden ‘ideale stad’? Dat hebben we hem eerder gevraagd. Nu gaan we die plaatsen bezoeken.
Begraafplaats Esserveld is er een van. Staand voor het poortgebouw van de begraafplaats (‘Amsterdamse School’, zegt hij enthousiast) kijkt Wallage uit over een weiland met Hooglanderstiertjes. Het doet hem deugd dat de stad hier nog een harde rand heeft. ‘Stad is stad, en platteland is platteland. Hoe harder de rand, des te duidelijker dat is.’
Als ook zijn chauffeur en woordvoerster zijn gearriveerd, neemt hij ons mee de weelderig begroeide dodenakker op. Via het grafmonument van de vroegere, liberale Groningse burgemeester Evert van Ketwich Verschuur, komen we uit bij een nog opvallender graf: dat van J.H.A. Schaper, een van de twaalf oprichters van de SDAP. Met de zelfverzekerde blik van de gebeeldhouwde manspersoon heeft Wallage niet zoveel. Wat het graf voor hem bijzonder maakt, is dat hier letterlijk zijn politieke wortels liggen. ‘Waak voor uw karakter’. ‘Volg uw overtuiging’, staat er in het voetstuk gebeiteld. ‘Prachtig’, zegt de burgemeester, die binnenkort, na tien jaar, terugtreedt.
Hij heeft veruit het grootste deel van zijn leven in Groningen gewoond, op de twaalf jaren Haarlem na, toen hij in de Haagse politiek zat. Hij studeerde sociologie in de stad en daarna korte tijd planologie. Na zijn afstuderen, in de jaren zeventig, gaf hij college over de ontwikkeling van de binnenstad. Maar deze baan aan de universiteit verruilde hij al snel voor een wethouderschap. ‘Jammer genoeg deed Max [van den Berg, red.] ruimtelijke ordening al, dus ging ik onderwijs doen. Later ook verkeer trouwens. In die jaren hebben we de massale sloop van woonwijken stopgezet, daardoor bestaat de Oosterpoort nog steeds.’
We rijden ondertussen de Oosterparkwijk in, waarover je weinig negatiefs meer hoort sinds de oudejaarsrellen van 1997. Rellen met een enorme nasleep. Burgemeester Hans Ouwerkerk moest aftreden. Wallage volgde hem op, na een periode waarin Han Lammers waarnam.
‘Deze wijk was de eerste grote stadsuitleg’, zegt Wallage. ‘De toenmalige wethouder stadsontwikkeling Eltjo Rugge gaf er de aanzet toe. Een visionair plan: de geschoolde arbeiders uit hun krotten en bedstedes halen en een eigen huis geven.’
Eind twintigste eeuw dreigde de wijk zelf ook weer te verkrotten. ‘De gemeente heeft dan de taak ook andermans verantwoordelijkheid te activeren, in dit geval van woningbouwcorporaties.’ In de Gerbrand Bakkerstraat werden verpauperde huurwoningen gerenoveerd en samengevoegd tot grotere koopwoningen met kleurige kozijnen. Niet zozeer om de bewoners uit verschillende sociale klassen te mengen, aldus de burgemeester, maar ‘omdat er nou eenmaal een prijskaartje aan huizen komt te hangen, als je ze zo mooi opknapt’.
We passeren een braakliggend terrein: dat van het vroegere Oosterparkstadion. Hier verrijst een nieuw wijkje, De Velden. ‘Ik wist niet dat ze er al zo ver mee waren’, zegt Wallage. Niemand die het oude voetbalstadion mist trouwens, hoewel sommigen destijds vonden dat met de afbraak het hart uit het Oosterpark werd gesneden. Wallage: ‘De Euroborg bouwen, dat was een moeilijke afweging. Het voetbal zit vol risico’s. Maar het is een gigasucces geworden.’
We gaan niet naar het stadion. Ook niet naar een Vogelaarwijk. En niet naar Meerstad, het toekomstige natuur- en waterrijke woongebied aan de oostkant van Groningen, waarvan de ontwikkeling bemoeilijkt wordt door de recessie. Ook gaan we niet naar de ‘oostwand’ van de Grote Markt, waar het Groninger Forum moet komen: een cultureel centrum met onder meer de bibliotheek, archieven, een filmhuis en museale collecties. Onderweg naar het Zernikecomplex, waar we wél naartoe gaan, noemt Wallage het Groninger Forum een typisch voorbeeld van de Groningse planologische aanpak. Behouden en behoeden daar waar dat gewenst is, maar ook durven investeren als de kansen zich voordoen. ‘Met prestige of megalomaanheid heeft dat niets te maken. Groningen is gewoon een zelfbewuste stad die ruimtelijke ordening vooral ziet als een publieke taak. Met de keuze voor dit culturele project lokken we honderd miljoen aan particuliere investeringen in de binnenstad uit, op een plaats waar sinds de oorlog niets nieuws meer was gebeurd. Ik heb altijd geknokt tegen de stroming die bij elk nieuw plan reageert met: “Moet dat nou?” Continuïteit en vernieuwing: de juiste balans daartussen, dat is wat de stad nodig heeft.’
Een ander groot project is de tram. Wallage spreekt van een ‘kwaliteitssprong’. De enige manier om te voorkomen dat de stad dichtslibt. ‘Mensen vergeten vaak dat Groningen ook een economische motor is. Er wonen hier nu 182.000 mensen. Maar dagelijks leven, werken en vertoeven er wel 300 tot 400.000 in de stad. Als we het vervoer overlaten aan de auto, gaan we kapot. Door een tweede tramlijn, die de regio ingaat, hebben we straks een kwartiersverbinding met Hoogezand.’
We komen aan op het Zerniketerrein, het snelgroeiende kennispark aan de westkant van de stad, en straks het eindpunt van de eerste tramlijn. Hier verrijst de laatste paar jaar het ene na het andere opvallende gebouw van Rijksuniversiteit of Hanzehogeschool. Een plezierig, herbergzaam gebied vindt Wallage het nog altijd niet. Behalve de onderwijsinstellingen vestigen zich er ook ondernemingen die drijven op kennis. Van Wallage mag dit deel van de stad nog meer een broedplaats worden van nieuwe bedrijvigheid. Maar nu al geldt: ‘Zo’n opeenhoping van kennis als je in Groningen hebt, die vind je pas weer bij Utrecht.’ De gemeente, het hoger onderwijs en het UMCG werken tegenwoordig nauw samen aan de versterking van Groningen als kennisstad en ‘city of talent’.
De stad groeit nog wel even door, verwacht Wallage. Tegelijk raakt de ruimte op het relatief kleine grondoppervlak van Groningen op, zegt hij. ‘Na Meerstad kunnen we nog bouwen op het terrein van de Suikerunie, dat zal denk ik nog vijftien tot twintig jaar duren. We zullen ook vaker de lucht in moeten. En gelukkig hebben we nog een oplossing: intensieve laagbouw. Op die manier kunnen we her en der nog eens 5.000 woningen kwijt.’ Dan spontaan: ‘De grondpolitiek, dat is een van de meest dramatische vergissingen geweest van de Nederlandse overheid. Dat elke boer zijn grond aan de eerste de beste speculant kan verkopen. Zowel bij de ontwikkeling van Meerstad als bij de stadsuitleg aan de westrand hebben speculatieaankopen de planologie lelijk in de weg gezeten.’
We eindigen de rondrit op het Hoge der Aa, een gaaf, gemoedelijk stukje van de historische binnenstad met grachtenpanden, waarin woningen, kantoren en bedrijven zijn gevestigd. Wallage wijst naar de overkant van het water. Daar staat het huis waar hij gewoond heeft en waar zijn kinderen zijn geboren. ‘Wat is het klein, eigenlijk.’
Jacques Wallage blijft in Groningen wonen. Hij wordt voorzitter van de Raad voor het openbaar bestuur.

Trefwoorden