Bijna vijfhonderd kunstwerken telt de openbare ruimte van de stad Groningen inmiddels. Noorderbreedte legt vijf kunstvragen voor aan Huub Mous, Rik Herngreen en Peter de Kan.

1 Huub Mous

Huub Mous is kunsthistoricus en publicist. In 2008 verscheen zijn boek ‘De kleur van Friesland, beeldende kunst na 1945’.


Hoeveel kunst verdraagt de openbare ruimte?

Heel weinig. Er is veel te veel publieke kunst in Nederland. Dat komt door het opdrachtenbeleid van de overheid, dat kort na de Tweede Wereldoorlog is ontstaan. Ik denk dat zeventig tot tachtig procent van de bestaande kunst in de openbare ruimte beter zou kunnen verdwijnen. Het meeste heeft zijn tijd gehad of is van inferieure kwaliteit.

Wanneer is straatkunst een verrijking, en wanneer is het tegendeel het geval?

De meeste kunst in de openbare ruimte neem ik niet bewust waar, maar meer vanuit de ooghoek. Dat hoeft overigens geen nadeel te zijn, integendeel. Een goed kunstwerk is onnadrukkelijk aanwezig en dwingt toch respect af. Een goed voorbeeld is de vogel van Chris Fokma op het Europaplein in Leeuwarden. Het plein, dat toegang biedt tot de stad, heeft nog iets van de allure van het internationale bouwen uit de jaren van de wederopbouw. Ruim opgezet, puur functioneel, maar wel met gevoel voor maat en schaal. De vogel sluit daar uitstekend bij aan. Ik zou hem missen als hij opeens weg was.

Wat zijn uw drie favoriete kunstwerken in de Noord-Nederlandse openbare ruimte, en wat maakt deze zo geslaagd?

1 Sculptuur van Auke de Vries aan de Rengerslaan in Leeuwarden
Het beeld imponeert niet alleen door zijn formaat, maar vooral door zijn eigenzinnige en kwetsbare aanwezigheid. Het is een virtuoos gebaar in de ruimte, een gedicht van staal in de solide en geordende omgeving van het scholencomplex. Het markeert niet alleen de entree van het gebouw, maar ook het aanzien van de hele omgeving.
2 Tempel van Ids Willemsma op de dijk boven Marrum
Langzaamaan, vanuit verschillende gezichtspunten zie je deze tempel naderbij komen. Het gaat hierbij niet zozeer om het kunstwerk op zichzelf, als wel om een totaalervaring van het landschap, die door het beeld wordt geaccentueerd. Het landschap krijgt een focus aan de horizon.
3 Elfsteden-monument op de Cantelandsebrug bij Giekerk van Maree Blok en Bas Lugthart
Wie hier op een zondagmiddag komt kijken, ziet vaak heel wat volk. Bussen staan op het parkeerterrein. Mensen hangen soms over de railing om zichzelf of een ver familielid te zien. Zelfs pake, die allang overleden is, kan hier nog worden geëerd. Zo is dit kunstwerk niet alleen een soort bedevaartsoord geworden, maar ook een geslaagd voorbeeld van een hedendaags monument.

Aan welk noordelijk kunstwerk op straat ergert u zich? (En waar ligt dat aan?)

Kunst heeft geen basis meer in de samenleving. Er is geen collectieve beeldtaal meer en er zijn geen symbolen die iedereen kan ervaren. Dat is het kernprobleem van de hedendaagse publieke kunst. De meeste beelden op straat staan er wat verloren bij. Het meest schrijnend komt deze problematiek tot uiting in het schamele monument dat in 1997 in Leeuwarden verrees ter nagedachtenis van het zinloos geweld jegens Meindert Tjoelker. Ik erger me er niet aan, maar het geeft wel te denken. De familie stelde een kunstwerk niet op prijs, omdat ze van de huidige kunst niet verwachtte dat die het verdriet kon symboliseren. De steen met gedicht, die alsnog werd aangebracht, symboliseert voor mij nog altijd het falen van de kunst in de openbare ruimte.

—————————————————————-

2 Rik Herngreen

Rik Herngreen is adviseur ruimtelijke kwaliteit, publicist en docent. Hij werkt bij het Oversticht.

Wanneer keek u voor het laatst aandachtig naar een kunstwerk op straat?
Op 6 januari 2009, naar het bodemdalingsgemaaltje in het Boterdiep bij Onderdendam. Een kunstwerk in beide betekenissen van het woord.

Hoeveel kunst verdraagt de openbare ruimte?

Dat hangt af van de betekenis die je toekent aan openbare ruimte, en van schaal en aard van de kunst. Openbare ruimte dient (onder meer) als agora, als ruimte om de levende, pluralistische cultuur van burgers mogelijk te maken: mensen nemen elkaar waar en interacteren vanuit hun verscheidenheid, zien nieuwe mogelijkheden, zien zichzelf via de ander, veranderen al dan niet met en aan anderen, leren leven met overbrugbare en onoverbrugbare verschillen en met prettige en pijnlijke overeenkomsten. Verscheidenheid, interactie en ontketening, daar gaat het om. Openbare ruimte is daarvoor onmisbaar. Kunst, ook veel kunst, kan daaraan bijdragen als ze nieuwe perspectieven biedt. Het beste werkt dat als er in de openbare ruimte meer kunstwerken te zien zijn, van zeer verschillende kunstenaars. Wordt de schaal van de kunst heel groot, of staan er heel veel kunstwerken die allemaal ongeveer hetzelfde vertellen, dan wordt het beklemmend.
Openbare ruimte kan ook als geheel kunst zijn. Dat kan goed uitpakken, zie het antwoord op vraag drie. Maar wanneer het kunstwerk ‘openbare ruimte’ ten dienste staat van en uiting geeft aan datgene waar de kunstenaar of zijn (publieke of commerciële) opdrachtgevers voor staan, en van daaruit richting of inhoud geeft aan het denken, dromen en handelen van de gebruikers, dan is er geen sprake meer van openbare ruimte. Dan is de grens van het totalitairisme overschreden. Vanuit dat perspectief bevatten de fysieke ruimte en de publicaties waarin ontwerpers, bestuurders en beschouwers van de ruimte zich uiten, veel huiveringwekkends.

Wanneer is straatkunst een verrijking, en wanneer is het tegendeel het geval?

Het antwoord volgt uit het vorige antwoord. Een verrijking wanneer kunst ruimte en aanleidingen schept voor ontketening van de eigen verbeeldingskracht van gebruikers, en zicht biedt op de verscheidenheid en rijkdom van menselijke mogelijkheden. Een verarming wanneer kunst gebruikers mentaal in een bepaalde richting dwingt, levende cultuur vervangt door kant-en-klaar aangereikte culturele inhoud.
Niet genoeg kan worden benadrukt dat het maken van openbare ruimte zelf een kunst is, belangrijker dan toevoeging van kunstvoorwerpen. Die kunst vergt tijd en geld, voor een goed en geduldig gemaakt ontwerp, voor een ruime dimensionering en voor goede materialen. Als het budget voor kunstvoorwerpen in de openbare ruimte ten koste gaat van het budget voor de kunst van het maken van die ruimte zelf, betekent dat een verarming, hoe goed de kunstvoorwerpen op zichzelf misschien ook zijn. Als de openbare ruimte zelf goed voor elkaar is, kunnen er altijd nog kunstwerken aan toegevoegd.

Wat zijn uw drie favoriete kunstwerken in de Noord-Nederlandse openbare ruimte, en wat maakt deze zo geslaagd?

Vandaag schieten mij spontaan te binnen: het bodemdalingsgemaaltje in het Boterdiep (zie hierboven), het dijktempeltje op de dijk van het Noorderleech en de Martinitoren. Wat maakt deze drie (en nog een heleboel andere) zo geslaagd? Ga zelf kijken!

Aan welk noordelijk kunstwerk op straat ergert u zich? (En waar ligt dat aan?)

Het tot ‘landart’ opgeklopte stukje zeedijk te Noordpolderzijl. Je ziet daar op een grove, eenduidige manier verbeeld wat je zo ook al ziet (maar dan oneindig veel fijner en veelduidiger): akkerland, dijk, wad. Het voegt niets toe, het werpt geen nieuw licht, het prikkelt de verbeelding niet. En het doet zowel visueel als mentaal onrecht aan het sluisje uit 1811 – een prachtig kunstwerkje dat niets ‘verbeeldt’ dan zijn eigen functie, maar daarbij wel blijk geeft van gevoel voor verhoudingen, vorm en detaillering.

—————————————————————-

3 Peter de Kan

Peter de Kan is grafisch ontwerper. Hij woont en werkt in de binnenstad van Groningen en doet alles op de fiets.

Wanneer keek u voor het laatst aandachtig naar een kunstwerk op straat?
Ik zie kunst op straat zodra ik ook zelf op straat ben – ik bedoel dat ik wandel of fiets – en dan ga ik niet speciaal op zoek naar die kunst. Ik wacht voor het rode licht op een brug, mijmer wat en ondertussen blijft mijn blik rusten op dat beeld met die cirkels – rustpunt. Veel kunstwerken in de stad zijn als oude bekenden, net als veel panden langs mijn dagelijkse route. Pas als zo’n pand gesloopt is, mis ik het. Sterker nog: ik kan dan vaak dat bewuste pand niet eens reproduceren. Ik weet niet meer wat er was, enkel dat het nu weg is. Van mij hoeft kunst daarom ook niet voor altijd te blijven staan. Daarom vind ik bijvoorbeeld de projecten in het Tschumi-paviljoen op het Hereplein vaak zo leuk!

Hoeveel kunst verdraagt de openbare ruimte?

Hoeveel openbare ruimte verdraagt de kunst?

Wanneer is straatkunst een verrijking, en wanneer is het tegendeel het geval?

Ik vind kunst op straat een verrijking als ze mij een opening biedt in welke zin dan ook – ik heb het dan ook over kunst die voor die plaats, die context ontwikkeld is. Ik heb weinig met kunst met een hoge mate van letterlijkheid, die mannen op paarden op sokkels – van een andere tijd.
Goede kunst in de ruimte neemt helemaal geen ruimte in maar maakt ruimte – in mijn hoofd bijvoorbeeld. Kunst hoeft niet midden in de ruimte te staan, kunst kan een ruimte opladen, kan mij die ruimte anders en nieuw doen ervaren en zien. Dan pas wordt het echt spannend… Kunst kan ruimte zijn!

Wat zijn uw drie favoriete kunstwerken in de Noord-Nederlandse openbare ruimte, en wat maakt deze zo geslaagd?

Het eerste wat opspringt uit mijn geheugen is de Stadsmarkering van Tom Puckey – wat word ik toch altijd vrolijk van dat beeld!
Dan is er die metalen paal voor het politiebureau die veel mensen waarschijnlijk nog nooit opgemerkt hebben. Die vind ik leuk omdat hij ruimte maakt. Wel heel letterlijk, maar vooruit: je moet er eens ín gaan staan en dan in je handen klappen. Prachtig! Een echte afrader voor mensen met claustrofobische aanleg.
En de derde heb ik zelf gemaakt met Anne Hilderink – het Indiëmonument op begraafplaats Selwerderhof. Dat monument is eigenlijk niet meer dan een bestaand pad waar je aan een kant kunt gaan zitten om uit te kijken over de vijver. In je blikveld zie je dan de namen van de gevallenen. Wie het vindt, heeft slecht gezocht.

Aan welk noordelijk kunstwerk op straat ergert u zich? (En waar ligt dat aan?)

Allereerst: het is helemaal niet erg om je aan een kunstwerk te ergeren! Ik luisterde vroeger altijd naar het nachtradioprogramma van de EO juist om me eraan te ergeren. Vaak is het werk dan al beter dan een werk dat er slechts op uit is te behagen (dat is pas ergerlijk!). Van mij mag het wel een beetje schuren: neem nu het Werkmanmonument van Armando aan de Heresingel. Ik erger me er eigenlijk altijd aan, die vormeloze klomp! Maar ik realiseer me ook altijd dat dat geheel in lijn is met mijn woede over hoe Werkman aan zijn eind is gekomen – daar staat dat afgekapte van die reuzenboom voor! Trouwens: als in de zomer de kastanjes mooi in het blad staan, zie je vanaf een afstandje niet de bovenkant van dat beeld en is het ineens ongelooflijk spannend, want er komt geen einde aan! Een geweldige boom! Prima, erger je maar, ergernis opwekken is (soms) een kwaliteit, als je dat maar weet…

Trefwoorden