Ons voedselsysteem heeft een prijskaartje: de ineenstorting van de natuur. Hoe verloopt de voedseltransitie in de supermarkt, waar we drie kwart van ons voedsel kopen?

Onze voorraadkast puilt uit van de goede bedoelingen, bekenden we drie jaar geleden op deze plaats. Gevuld met verantwoorde kaas van de bd-gruttoboer hier vlakbij, een enkel lapje vlees van diezelfde boerderij en nagenoeg honderd procent groenten van eigen teelt. Op de plank boven het aanrecht staan glazen potten gevuld met bloem, havermout, bonen, rijst en muesli – met buurtgenoten in grootverpakking ingekocht, zodat we veel plastic verpakking besparen. Zulke goede bedoelingen dus.
De energie voor dit stukje is afkomstig van 1) zonnepanelen die de laptop voeden, 2) koffie, gezet van bonen van het huismerk van de super­markt in de buurt, met biomelk van diezelfde winkel, 3) volkoren boterhammen, niet-bio van de bakker in het dorp, belegd met roomboter en plakjes vegan worst van de supermarkt. Ondanks al die goede bedoelingen, zijn er voor ons ontbijt aardig wat voedselkilometers afgelegd (koffiebonen uit Latijns-Amerika en sojabonen uit China dan wel de VS), productieprocessen in fabrieken doorlopen (plakjes broodbeleg), dieren uitgemolken (melk en boter) en pesticides gespoten (tarwe in niet-biologisch brood).

Verantwoord vernisje

Ook met goede bedoelingen zijn we op het plat­teland vaak nog steeds afhankelijk van de super­markt en de voedselomgeving waarin we wonen. Die supermarkt vindt dat wij het zijn die moeten veranderen. In discussies over een duurzamer voedselsysteem – neem de stikstofdiscussie – betrekt hij nogal eens de stelling dat hij toch vooral doorgeefluik is tussen producent en consument.
Hoe komt het nou toch dat het maar niet wil lukken met de voedseltransitie in de supermarkt? Waarom ligt die nog steeds vol met zielig vlees, veel voor weinig, zoet, zout en vet, ongezonds met een vernisje van verantwoord?
‘Jij en ik zijn de schuld’, zegt Paul Moers, super­marktdeskundige. ‘De Nederlander is zo opgefokt op koopjes aan het jagen, dat de supermarkten hier een ongekende strijd met elkaar uitvechten. Alleen in Polen en Portugal zijn de super­markten goedkoper. Hier is 25 procent van het winkelassortiment in de aanbieding. Want daar houdt Nederland van, dat zie je al sinds de zeventiende eeuw.’
Volksaard is ook een verklaring die Michaël Wilde aanvoert, directeur van Bionext, de ketenorganisatie voor de biologische sector. ‘We zijn zuinig en verwend: prijs en gemak, daar gaat het om. En we wonen in een verstedelijkt gebied, waar we weinig connectie meer hebben met de herkomst van ons voedsel. Ik kom net terug uit Denemarken, waar je in de supermarkt een heel ander beeld aantreft. De Denen, maar ook Duitsers, Zwitsers en Oostenrijkers hebben veel meer verbinding met de oorsprong van hun eten. Ze kennen de boeren, het landschap, daar hechten ze grote waarde aan.’

Denk even aan de amechtige kreet ‘Trots op de boer’ op trekkers, spandoeken en autoramen. Als een smeekbede: ‘Wees nou toch trots op ons.’ Best begrijpelijk, want waar andere West-Europeanen weglopen met hun boeren, is ‘boer’ in Nederland nog gewoon een scheldwoord. Met argumenten als ‘We zijn de grootste agro-exporteur ter wereld’ en ‘Wij voeden de wereld’ win je geen consumentenharten. Helemaal niet als dat zo zichtbaar ten koste gaat van het ecosysteem. Hoe wrikken we die houdgreep van bulkproductie, agro-industrie, landbouwsubsidies en supermarktcontracten los om ruimte te geven aan eerlijke prijzen, gezonde bodems en herstel van de biodiversiteit?
‘Wat ik in Nederland mis,’ zegt Wilde, ‘is het gevoel van gezamenlijkheid. Ik heb vaak het gevoel dat wij als bio-sector alleen de verant­woordelijkheid hebben. In Denemarken zagen we betrokkenheid uit alle lagen: van de super­markten en producenten tot allerlei maat­schappelijke organisaties.’

Uit onderzoeken van het Planbureau voor de Leefomgeving blijkt keer op keer dat de Nederlandse burger wel duurzamer wil, maar vindt dat de overheid daar de verantwoording voor moet nemen. ‘Houd toch op’, briest Paul Moers door de telefoon. ‘Zo vermoeiend, dat de staat dat voor je moet regelen. In 1900 gaven mensen de helft van het inkomen uit aan voeding. Nu is dat nog 10 tot 12 procent. Maar we geven wel steeds meer geld uit aan vakanties, concerten en telefoons. Daar zijn de boeren het slachtoffer van.’
‘Eetgedrag is sterk sociaal-cultureel bepaald en veel minder dan je denkt een individueel proces’, stelt Natascha Kooiman van de Transitiecoalitie Voedsel. ‘Uit de gedragswetenschap leren we dat eetgedrag wordt bepaald door je voedselomgeving (hoe kom je aan je eten?), door vaardigheden (hoe maak je een lekkere maaltijd?) en door je cultuur (wat is een lekkere maaltijd?).’
We vertellen Kooiman over het beschamende ontbijtje van vanochtend en voelen ons opgelucht dat we er zelf ook niets aan kunnen doen. Ze is het niet eens met de stelling dat het allemaal aan ons als consumenten ligt. ‘Je hebt de keuze uit wat je aangeboden wordt en die keuze wordt ook nog sterk bepaald door wat normaal is om jou heen. Gemiddeld kookt een Nederlander vijftien recepten, het gemiddelde eetcafé heeft kipsaté, steak en geitenkaassalade op de kaart: dat is normaal. Aan de voedselomgeving – wat is er te krijgen op jouw route van A naar B? – kunnen overheden van gemeentes tot het Rijk veel verbeteren om gezondere keuzes mogelijk te maken. Bijvoorbeeld door vast te leggen waarvoor reclame mag worden gemaakt.’

Noordertrots

Deze zomer waren er vanwege de teruglopende vraag naar biologische groenten tonnen broccoli over bij telers in Noordwest-Fryslân. De noorde­lijke supermarktketen Poiesz kocht 10 duizend kilo biologische broccoli die op de composthoop dreigde te belanden. Onder het motto: ‘Heel Fryslân moet aan de broccoli’ bracht de keten die aan de man. Dat lijkt ons precies de ‘wir schaffen das’-mentaliteit die nodig is om de voedseltransitie in de supermarkt aan het rollen te brengen.
Poiesz heeft bovendien met het eigen merk Noordertrots een aardig paradepaardje op stal. Onder die naam verkoopt de keten zuivel en eieren van lokale leveranciers, die wat extra’s krijgen voor hun werk ten bate van de biodiversiteit. Aan een reportage over de plaats van de super­markt in het transitiekrachtenveld wil men op het Sneker hoofdkantoor jammer genoeg niet meewerken. En we keken er nog zo naar uit om de verantwoordelijkheid voor ons berouwvolle ontbijtje met de directie te bediscussiëren.

True pricing

Natascha Kooiman prikt met plezier nog een transitiezeepbel kapot: ‘Je moet je niet blindstaren op lokaal om het grote verschil te maken. En ook niet op voedselverspilling voorkomen. Dat is allemaal belangrijk, maar de meeste impact voor duurzaamheid maak je door meer plantaardige en minder dierlijke eiwitten te consumeren en produceren. Simpelweg omdat er zes tot vijftien keer meer land nodig is om vlees en zuivel te produceren.’
Komen we dan toch ook nog weg met dat vegan broodbeleg op soja­basis? ‘De vergelijking tussen vlees en vleesvervangers op gezond­heidswaarde is geen eerlijke, omdat vlees thuis nog gezouten en bewerkt wordt. Voor de gezondheid maakt het niet uit, maar voor de duurzaamheid maakt het een groot verschil. Vleesvervangers kun je bovendien zien als een tussenstap in de transitie naar meer vers en onbewerkt plantaardig eten, bij wijze van overgangsdieet. Soja wordt zó gebasht, maar 75 procent van alle soja gaat naar vee, zodat we het daarna toch eten. Als die soja wordt gevoerd aan koeien, waarvan de melk tot yoghurt verwerkt wordt, ben je met een bakje yoghurt veel slechter uit dan met je plakje sojaworst op brood.’

Toch kost die vegaworst € 2,49 per ons en yoghurt € 1,25 voor een liter. En kosten de huismerkkoffiebonen € 4,99 per kilo en die fijne biologische € 9,99. True pricing is het systeem waar Bionext en de Transitiecoalitie, en vele andere partijen, voor pleiten. Reken de kosten door van de bodemdegradatie, het biodiversiteitsverlies, de verslechterde waterkwaliteit en alle andere gevolgen van ons huidige voedselsysteem. De milieuschade, maar ook de maatschappelijke schade, die de productie van onze voeding veroorzaakt, moet worden doorberekend, zodat glashelder zichtbaar wordt dat goedkoop voedsel in feite onbetaalbaar is. Dat een avocado van € 0,99 een veelvoud moet kosten als je doorrekent wat het kost om de schade aan de bodem­vruchtbaarheid, de waterkwaliteit en de biodiversiteit te herstellen die de teelt in enorme monoculturen veroorzaakt. Tel daarbij de uitstoot van het vliegtuig dat de vrucht vervoert en hij is op slag onbetaalbaar.
De avocado is een dankbaar slachtoffer – dat we toch al niet aten, is het wel? – maar ook Argentijnse biefstuk en onze eigen gifpiepers, plofspekjes en melk van groene woestijnweiden krijgen met true pricing een heel ander prijskaartje. Michaël Wilde: ‘En waarom zul je dan nog niet-duurzame producten aanbieden? In de Plus is alle dagverse zuivel biologisch, zodat je als consument niet hoeft te kiezen.’

‘Heffingen aan de bron’, bepleit Kooiman daarom. Neem kunstmest, stelt Wilde. ‘Die is de grote uitstoter van stikstof, dus er moet een hoge heffing komen op het gebruik ervan. Iedereen wijst nog naar anderen die zo’n regeling moeten invoeren, maar regel dat gewoon met elkaar en met Europa. Later zul je denken: waar wachtten we toen nog op?’
Share holder value is gewoon een strop om onze nek’, verzucht Paul Moers, het slagveld overziend. Kooiman vindt dat bedrijven daarom behalve winst, ook ecologische, sociale en ethische meerwaarde op de balans moeten zetten. Zodat meegerekend wordt wat het herstel van veroorzaakte milieuschade als gevolg van die winst kost. Wie er aan zet is om een cruciale pion te verzetten? ‘Transitie hangt niet van één speler af’, zegt Kooiman, ‘maar het is een dynamiek waarin we allemaal aan zet zijn.’

Voor de rubriek Wiens brood gingen Freya Zandstra en Dorine van den Beukel vanaf 2015 op culinaire expeditie door Friesland, Groningen en Drenthe. Voor Men eet beantwoorden ze de prangende vraag: hoe snel kan de voedseltransitie gaan?