Aan de rand van de stad Groningen, verstopt tussen het groen, bevindt zich een regelarm, eigenzinnig ‘dorpje’. Krakers en woonwagenbewoners trokken hier in 2001 naartoe om de vrijheid te vinden.

‘Ik ben een buurtbieb aan het maken.’ Jazzmuziek en klusgeluiden ontsnappen uit de werkplaats van Pink Smeenge (63). De hout­bewerker is druk in de weer met zijn zaagmachine, een paar stappen verwijderd van zijn verblijf. ‘Het is heerlijk om hier in eigen tempo bezig te zijn. Voor veel mensen is geld erg belangrijk. Nou, geef mij maar tijd.’
Smeenge woont in een afgelegen deel van de gemeente Groningen, aan het Hoendiep. Op deze bosrijke locatie is ruimte voor zeventien percelen, die plaats bieden aan houten huisjes en woonwagens.

Ruig clubje

De gemeente bood Smeenge en andere huurders 21 jaar geleden deze plek aan. Velen van hen woonden hiervoor op het EnCeHa-terrein, gelegen bij het spoor aan de Admiraal de Ruyterlaan. Hier werd sinds 1977 een pand gekraakt en het gebied liep snel vol met woonwagenbewoners.
Smeenge loopt naar een kast en komt terug met een zwarte map, gevuld met documenten over die tijd. ‘Hier. Een brief van de gemeente. Iemand uit de buurt beklaagde zich over ons. Hij sprak over “een broeinest van ongedierte”.’ Met een schalkse glimlach: ‘Tja, eerlijk is eerlijk. Het was ook wel een wat ruig clubje.’
Een nieuw bestemmingsplan dwong hen er uiteindelijk toe om te verkassen. Het kraak­pand en de woonwagens maakten plaats voor reguliere woningen. ‘Een flinke klap voor de bewoners’, zegt Smeenge. Een stap naar de rechter bood geen soelaas, en dus moesten ze hun geluk ergens anders beproeven.
In eerste instantie moesten de stadsnomaden zelf uitzoeken waar er plaats was voor hen. Dat viel niet goed. ‘We stapten naar de gemeenteraad en zochten de media op. Even wat rumoer maken, want dit kon niet zomaar.’ Na veel overleg kwam er een mondeling akkoord. De nomaden kregen een aantal woonlocaties aangeboden. Ze kozen voor het Hoendiep. ‘De gemeente heeft ons dus uiteindelijk goed geholpen.’
‘En het is mooi dat het voor Groningen ook uit kan’, vindt Smeenge. ‘Maandelijks krijgt het in totaal tweeduizend euro aan huur. Dat is geen vetpot, want de huur is laag. Maar na een aantal jaar heeft het de investering in de nuts­voorzieningen en dergelijke er wel uitgehaald.’
Door het maximum van zeventien woon­plaatsen kon niet iedereen mee. Die schifting verliep volgens Smeenge gemakkelijk. Veel bewoners van het EnCeHa-terrein wilden of konden namelijk sowieso geen huur betalen. Zij kozen ervoor om te kraken.
‘Ook wilden we hier mensen hebben die zich zouden gedragen. Dat is gelukt. Natuurlijk, er is soms onenigheid of iemand kijkt eens te diep in het glaasje, maar we houden het hier redelijk keurig. De meesten hebben ook gewoon een baan of eigen bedrijfje. Die vliegen overdag uit naar de stad of elders.’ Het gros van de bewoners is actief in de creatieve sector. Van acteur tot muzikant en van kunstenaar tot meubelmaker. ‘Een ander is weer landmeter, onderwijzer, therapeut of medewerker bij Ikea.’

‘Geen vakantiepark’

‘Sommigen gaan na een tijdje weer weg. Voor hen is het alternatieve wonen een fase.’ Om de gewenste sfeer overeind te houden kijken de bewoners goed of mogelijke nieuwe bewoners in de groep passen. In een algemene vergadering stellen die zich voor. ‘Leeftijd speelt bijvoorbeeld een rol. Iemand in de dertig maakt een grotere kans dan een zeventiger. Dat is vanwege de balans en energie.’
Of de persoon sociaal vaardig is en waarom hij er wil wonen is ook van belang. ‘We willen niet dat iemand ergens anders een huis heeft en dit als zijn zomeroptrekje ziet. Het is geen vakantiepark.’ Terwijl Smeenge in de deuropening van zijn werkplaats een shagje rookt, vertelt hij over de harmonie die er heerst. ‘Iedereen hier wil op deze manier leven. Er is geen behoefte aan auto’s, steen en beton. We zijn een club gelijkgestemden die snel even bij elkaar langsgaat voor een babbeltje. Een commune zou ik het niet snel noemen. Eerder een dorpje binnen de stad.’
Smeenge zegt dat deze groep bewust kiest voor een andere leef­vorm. ‘De meesten, ook ikzelf, hebben wel in een normaal huis gewoond.’ De stad heeft een benauwend effect op hen. ‘Hier voelt het vrijer. Geen directe buren, minder contactgeluiden, groen om je heen.’
Ook heerst er een gevoel van gemeenschap en saamhorigheid, onderstreept door georganiseerde samenkomsten. Een filmavond, gezamenlijk groenonderhoud, en zondags kunnen bewoners ontspannen in de zelfgebouwde sauna. Klapstuk is het feest dat doorgaans jaarlijks plaatsvindt. Dan bundelen bewoners hun creatieve krachten en toveren ze het terrein om tot het decor van een klein, sfeervol festival.

24 bijzondere locaties

De belangstelling voor een plaatsje is groot. ‘In een maand tijd zijn er vijfhonderd gegadigden. De gemeente zou dan ook meer van zulke locaties kunnen aanbieden.’
Hoendiep is niet de enige alternatieve woonplek in de gemeente Groningen met een sterk magnetische werking. Er is een algehele vraagtoename, laat de gemeente weten. Vermoedelijk komt dat omdat meer mensen groener en zelfvoorzienend willen wonen. ‘Ze worden bewuster. Om die reden willen die mensen bijvoor­beeld zonder gas en elektra leven, zijn ze extra zuinig op spullen en kiezen ze voor een composttoilet’, zegt Manon Hoiting van de gemeente Groningen. ‘Ze bekijken de maatschappij met andere ogen.’
Groningen telt 24 locaties met bijzondere woonvormen. Volgens Hoiting is dat een flink aantal, in vergelijking met andere steden. Dit cijfer is het afgelopen jaar overigens gelijk gebleven. De laatste aanvulling is Tiny Houses Westpark geweest, waar eind 2020 ruimte kwam voor dertig kleine, circulaire woningen.

‘Wie wil er nou in zo’n betonnen luciferdoos wonen?’

Voor deze alternatieve manieren van wonen is in verhouding meer ruimte nodig dan voor reguliere bouw. ‘Als je op dezelfde plek een flat neerzet, kun je minimaal twintig keer zo veel mensen huisvesten’, vertelt Hoiting. ‘Daarbij vragen mensen bij alternatieve woon­vormen om kleine prijzen. Op een overvolle woningmarkt is dat best een uitdaging.’

Ongebaande paden

Smeenge beseft hoeveel mazzel hij heeft. Nadat hij zijn peukje heeft weggeschoten, start hij de rondleiding over het terrein. ‘Ik zal je laten zien waarom ik hier gelukkig ben.’ Na een paar passen verschijnt achter een flinke rookpluim buurman Rob, de uitvinder van de groep. Hij is een houtkachel aan het bouwen. ‘Het is de bedoeling dat-ie warmte blijft vast­houden. Zodat je kosteloos de kamer kunt verwarmen.’

Als hem wordt gevraagd waarom hij hier is komen wonen, wijst hij naar zijn proefmodel. ‘Dit hoef ik echt niet in de stad proberen te maken. Regels, hè. Bovendien wandel ik niet graag over de gebaande paden. Ik heb tijden­lang in een bejaardenhuis gewerkt. Daar kwam ik niet uit de verf. Ik heb mijn vrijheid nodig. Nu heb ik gelukkig mijn klusbedrijf, ben ik veel buiten en woon ik hier met een leuke club mensen.’
We lopen verder. Duidelijk wordt dat niet alle bewoners groene vingers hebben. Waar de ene tuin schittert door fruitbomen en kleurrijke bloemen, ligt de andere bezaaid met pallets en losse planken.
In het onderdak is meer eenheid te ontdekken: voornamelijk bescheiden houten woningen. Toch heeft een enkel exemplaar een tweede verdieping. Dat deed de wenk­brauwen bij sommigen fronsen. Smeenge: ‘Als je zo’n woning voor een ton verkoopt, komen er dus ook mensen in die zich dat kunnen permitteren. Je moet dan nog maar zien of zij goed passen tussen de rest. Al moeten zij hier zelf ook maar willen wonen natuurlijk, haha. Ik zie een chirurg hier niet snel een fikkie stoken.’

Smeenge loopt graag over het terrein. ‘Zeker als je even minder in je vel zit. Je komt hier namelijk altijd wel iemand tegen met wie je een praatje kunt maken.’ Hij heeft de woorden amper uitgesproken of iemand roept zijn naam. ‘Ah, da’s Ilka.’
Een energieke zestiger snelt op ons af, met in haar kielzog Tjitja, haar jack russel. Als Ilka hoort wat de toedracht van ons gesprek is, steekt ze meteen van wal. ‘Ik woon al 41 jaar in een woonwagen. Ik ben meegekomen vanaf de Admiraal de Ruyterlaan. Het was nog een heel gedoe trouwens, dat verhuizen. We moesten hier halsoverkop naartoe in februari. Er lag alleen maar modder.’
Ook zij is erg dankbaar voor deze plek. ‘In de stad kan ik niet aarden. Ik ben overgevoelig, dus al die prikkels daar zijn niet goed voor mij. Bovendien: wie wil er nou in zo’n betonnen luciferdoos wonen? Geef mij dit maar.’
Met enige trots laat ze haar perceel zien. Naast twee smetteloze woonwagens staat een grote verzameling planten, keurig in een rij op haar terras. Aan haar boom bungelen knalrode, volgroeide appels. ‘Hier kan ik bezig zijn in mijn tuin en lekker rommelen aan mijn trekker en brommers, zonder gedoe aan m’n kop.’ Zou ze ooit vertrekken uit dit zonderlinge stukje stad? ‘Nee, schei uit. Alleen tussen zes planken.’

Reportageschrijver Redmar Bosma is een Fries die verknocht is aan de stad Groningen, en graag verhaalt over inwoners met een rafelrand.