Door de droogtes blijven de sluizen in de Afsluitdijk steeds vaker dicht, wat de Waddenzee dan berooft van zijn voornaamste zoetwaterbron. Welke gevolgen heeft dat voor de ecologie?

Afgelopen zomer was het zoveelste bewijs dat klimaatverandering niet pas in 2050, maar vandaag de dag al enorme gevolgen heeft. Overal in Europa werden hitterecords gebroken en duizenden hectare bos gingen verloren door branden. Ook Nederland had te kampen met droogte. De Rijn bestond eind juli nog uit slechts tweederde van de normale hoeveelheid water voor die tijd van het jaar, een historisch laagtepunt. Gemalen die gebouwd zijn voor uitzonderingssituaties gingen de laatste jaren vaker aan om het Westen van Nederland van voldoende zoetwater te voorzien. In het IJsselmeer werd tijdelijk meer rivierwater opgeslagen, zodat er extra water richting Friesland en Groningen kon gaan.
Zo blijkt maar weer hoe afhankelijk Nederland is van zoetwater. Het volk drinkt het. De landbouw besproeit er akkers mee. De industrie gebruikt het als grondstof en koeling. En als het water van de rivieren te laag staat, komen binnenvaartschepen in de knel en krijgt blauwalg ruim baan. In 2015 was volgens Rijkswaterstaat zestien procent van de Nederlandse economie afhankelijk van zoetwater.
Zoetwater is ook hard nodig om de verzilting van kustgebieden tegen te gaan. Hoewel dijken een harde grens tussen de zee en het binnenland lijken, sijpelt er ondergronds zonder onderbreking zoutwater de vastelandsgrond in. Wanneer het zoete water in de bovenste laag verdampt, krijgt het zoute grondwater de kans zich omhoog te drukken, met grote gevolgen voor landbouw en natuur.
‘De zoetwatervraag is nu al soms groter dan het aanbod’, schrijven onderzoekers van Deltares in een onlangs verschenen rapport, gemaakt in opdracht van de Waddenacademie. In de toekomst zal dat nog veel vaker voorkomen. De klimaatcrisis zorgt voor extremer weer met langere periodes van droogte. Zoetwater dreigt daarmee een klassiek verdelingsvraagstuk te worden, dat net als stikstof de belangen van natuur, landbouw en industrie tegenover elkaar kan zetten als overheden niet op tijd ingrijpen.
‘De zoetwaterschaarste zit er keihard aan te komen’, zegt Katja Philippart, ecoloog bij het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) en directeur van de Waddenacademie. De dreiging drong in 2018 volledig tot haar door toen bij het Noord-Hollandse Andijk de drinkwatervoorziening in de knel kwam. Bijna werd het IJsselmeer daar door de droogte zouter dan toegestaan, waardoor minister Van Nieuwenhuizen zich genoodzaakt zag twee schepen in te zetten om zoetwater uit andere delen van het IJsselmeer aan te voeren. ‘Het was een wake-upcall’, zegt Philippart in haar kantoor op Texel. ‘Zulke dingen gaan nog veel vaker gebeuren.’

De grootste bondgenoot die Nederland heeft in de strijd tegen droogte en verzilting is datzelfde IJsselmeer. Hoewel de Afsluitdijk onder ecologen bekendstaat als de grootste ecologische ramp van Nederland, maakte hij van het IJsselmeer een enorm zoetwaterbassin. Daarmee spoelt bijvoorbeeld de agrarische sector de Noordelijke kleischil, een belangrijk landbouwgebied, schoon van zout.
Voor een droge periode zoals afgelopen zomer kan Rijkswaterstaat tijdelijk het peil verhogen, waardoor er meer zoetwater achter de hand is. Normaal loodst het meermalen per dag zoetwater in de Waddenzee. Als Rijkswaterstaat daarmee stopt stijgt het peil. In de toekomst groeien de periodes waarin de Waddenzee het zonder zoetwater moet stellen daardoor waarschijnlijk.
Ook de Waddenzee is afhankelijk van het zoete water dat de zee bereikt via de vele kleine sluizen en vooral door de grote spuigaten in de Afsluitdijk bij Den Oever en Kornwerderzand. Dat drukte Philippart de aanwezigen op het hart tijdens een symposium over de toekomstige zoetwatervoorziening dat de Waddenacademie samen met LTO Noord voor de zomer organiseerde. Stoppen met spuien tijdens droge periodes kan gevolgen hebben voor de natuur van het Wad.
Het kantoor van Philippart keek ooit uit op de Waddenzee, totdat een paar jaar terug de waterkering verhoogd moest worden. Nu zie je alleen nog een groene dijk. Vroeg in juli is het er al moeilijk uit te houden door de hitte. Philippart spreekt met voetnoten: bij iedere uitspraak trekt ze een boek uit de kast of tovert ze op haar laptop een artikel tevoorschijn ter onderbouwing. ‘Zoetwater vormt een lokstroom voor vissen in de Waddenzee’, zegt ze met een kaart van het Wad voor haar op tafel. Nederland heeft veel vissoorten die gedurende hun leven zowel in zout- als zoetwater verblijven. Die hebben het zwaar, omdat de Afsluitdijk de reis tussen de rivier en de zee nagenoeg onmogelijk maakt. Momenteel werkt Rijkswaterstaat daarom aan een vismigratierivier, een kleine open verbinding tussen het IJsselmeer en de Waddenzee waardoor vissen kunnen passeren.
Toch is alleen die migratierivier niet genoeg om vissen de rivieren te doen vinden. ‘Zoetwater is een soort routekaart in de Waddenzee’, zegt Philippart. Om zich te kunnen oriënteren, volgen vissen hun neus.

‘De zoetwaterschaarste zit er keihard aan te komen’

Katja Philippart, ecoloog bij het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee

Al ver voor de Afsluitdijk merken ze de aanwezigheid van zoetwater op in de zee, dat ze volgen tot ze het IJsselmeer bereiken. Om een fatsoenlijke lokstroom te creëren, is het spuiwater onmisbaar. ‘Er is een bepaald volume voor nodig’, zegt Philippart. Hoeveel precies is nog niet onderzocht, maar de spuigaten dichthouden bij droog weer kan ervoor zorgen dat veel vissen ondanks de migratierivier de oversteek niet weten te maken.
Het zoetwater is ook belangrijk voor het voedselweb. Het brengt voedingsstoffen (fosfaten, nitraten) met zich mee waar plantaardig plankton van groeit. Dat zogeheten fytoplankton vormt de basis van de voedselpiramide. Maar ook algen die het IJsselmeerwater meebrengt, blijken in de Waddenzee op het menu te staan. Tijdens een routine-experiment dat het tegendeel zou bewijzen, ontdekte Philippart een paar jaar geleden per ongeluk dat het dieet van nonnetjes, kokkels en Japanse oester voor de Afsluitdijk maar liefst voor vijftig procent uit zoetwateralgen bestond. ‘Als je stopt met spuien, ontneem je die de helft van hun voedsel.’
Zoetwater stuurt ook voor een deel de stromingen van water en sediment, weet fysisch geograaf Theo Gerkema van het NIOZ. ‘De zee is qua stroming ingewikkelder dan een simpele riviermonding’, zegt hij op het onderzoekschip Navicula, dat ten oosten van veerhaven Texel op het Wad drijft. ‘Het water kan hier alle kanten op.’ Daarom is het schip uitgerust met alle mogelijke sensoren. Daarmee meet de bemanning zoutwaardes, temperatuur en druk. Met geluidsmetingen traceert ze de stroming. Ieder halfuur nemen de bemanningsleden watermonsters bij het oppervlak en net boven de zeebodem, nu zo’n 25 meter onder het schip. Een collega van Gerkema laat net een aantal studenten zien hoe hij een object dat lijkt op een plastic thermofles de zee intakelt om water te verzamelen.

Zand en slib moeten zich verplaatsen, wil de Waddenzee blijven voortbestaan. Naast alle voeding die ze meebrengen, zorgt de constante aanwas van nieuw sediment ervoor dat de bodem meegroeit met de zeespiegelstijging en de Wadden niet volledig onder water komen te liggen – al is de voorspelling dat het laatste op de lange termijn onvermijdelijk is.
Eb en vloed, maar ook de wind zijn de grootste krachten die de stromingen op het Wad bepalen. ‘De zuidwestenwind is dominant, dus de meeste stroming gaat naar het noordoosten’, vertelt Gerkema. ‘Maar er zijn ook jaren waarin de oostenwind veel belangrijker is.’ Voor zoetwater is een kleinere rol weggelegd. Waar het zouter water tegenkomt, ontstaat namelijk een stroming door het gewichtsverschil tussen de twee vloeistoffen. Het zoute water is zwaarder en kruipt daardoor onder het zoete water, ongeveer zoals olie en water zich in een flesje verdelen. De stroming die de samenkomst van zoet en zout veroorzaakt, is mede de oorzaak dat havens geregeld gebaggerd worden. De plekken waar zoetwater de Waddenzee binnenkomt, trekken namelijk sediment aan, door een proces dat ‘estuariene circulatie’ heet. Omdat zoetwater lichter is dan zeewater, spreidt het zich vanaf de havens uit richting de zee. Het zoute water drukt zich ondertussen onder het zoete water door richting de haven. Die onderstroom maakt daarmee de zeebodem los en trekt het zand en slib mee richting de haven.

‘Kun je wel zomaar stoppen met spuien als je voor een droge periode de nationale regenton vol wilt hebben?’, vraagt Philippart zich af. Ze zit niet graag op de stoel van de beleidsmakers, maar ziet wel vaak dat de Waddenzee in de discussie over de watervoorraad het ondergeschoven kindje is. Als Rijkswaterstaat in de komende zomers opnieuw langere periodes geen zoetwater de Waddenzee in laat stromen, heeft dat gevolgen voor het Wad. Stromingen veranderen, trekvissen raken de weg kwijt en het zeeleven heeft minder voedsel. Hoe groot die effecten zijn, en wat daarmee acceptabele ondergrenzen zijn voor de zoetwatertoevoer van het Wad is nog grotendeels onduidelijk.

Journalist-filosoof Tjesse Riemersma volgt kritisch de ontwikkelingen in een van de mooiste maar ook kwetsbaarste gebieden van Nederland. Hij kan dit doen dankzij een samenwerking tussen de Waddenacademie en Noorderbreedte.