Regionale ontwikkelingsvisies zijn te vaak gelikte pr-verhalen. Bijzonder hoogleraar Marijn Molema wil meer oog voor de lokale geschiedenis.

Toen de Rijksoverheid in de jaren negentig een nieuwe benadering koos voor regionale economische ontwikkeling was Noordoost-Friesland op zijn zachtst gezegd not amused. Alle aandacht ging uit naar de zogenoemde clusters langs de A7 en A32. Noordoost-Friesland was blijkbaar de Rijksinvesteringen niet meer waard. ‘De euthanasie van het platteland’, sprak de toenmalige burgemeester Haye Sybesma van Dongeradeel over de beslissing.
De getroffen gemeenten zetten hun negatieve energie echter om in iets positiefs: eind jaren negentig lag er een eigen ontwikkelingsplan. ‘Noordoost-Friesland heeft toen gezegd dat het niet gemarginaliseerd wilde worden, dat het ook een economie en een eigen cultuur heeft, met eigen mogelijkheden en beperkingen’, zegt Marijn Molema.
Sinds ruim een jaar is Molema bijzonder hoogleraar Regionale Vitaliteit en Dynamiek aan de Rijksuniversiteit Groningen, een leerstoel die werd ingesteld door het Fries Sociaal Planbureau. Afgelopen januari wijdde hij zijn oratie, in de Martinikerk in Franeker, aan dit soort regionale ontwikkelingen van onderaf.
Even waren de Friezen blij dat voor het eerst in 180 jaar in Franeker weer een oratie klonk, maar het verleden haalde het persbericht daarover al snel in. In 2001 bleek een watertechnoloog van de Universiteit Twente in Franeker te hebben georeerd.
Niet dat Molema daar wakker van lag. ‘Het was achteraf natuurlijk een beetje gênant, maar ik vond het vooral belangrijk om mijn oratie in de regio uit te spreken. Ik was blij dat de RUG daarmee akkoord ging en ook voor zichzelf de opgave zag om de universiteit van het Noorden te zijn en dieper door te dringen in de regionale samenleving.’

Inspirerende koppigheid

Voor Molema is de koppigheid van Noordoost-Friesland een belangrijke inspiratiebron. Die laat namelijk precies zien hoe hij vindt dat je regionale ontwikkelingsplannen moet opstellen: van onderaf en met oog voor de regionale identiteit en geschiedenis. ‘De destijds vier deelnemende gemeenten identificeerden zichzelf als een regio die sterk wortelt in agrarische tradities, met een cultuur van zelfredzaamheid. Dat heeft bijvoorbeeld geleid tot een sterke bouwsector, door jongeren daarbij te betrekken. De aannemersbusjes uit Noordoost-Friesland zie je in heel Nederland rijden. Dezelfde aanpak heeft ook geleid tot een metaal nijverheidssector die is gelieerd aan de landbouw. En dat in een tijd waarin dit soort sectoren als minderwaardig werd gezien. Ik vind dat een mooi voorbeeld van hoe in een aantal decennia een regionaal gevoel kan ontstaan.’

Regionaal eigen

Aan zulke regionale gevoelens probeert Molema een bijdrage te leveren. ‘In regionale ontwikkelingsplannen zie je geregeld ronkende visies die losstaan van de realiteit en weinig aansluiten bij wat Noord-Nederland kenmerkt. Maar hoe gaat een regio de gepresenteerde dromen daadwerkelijk leven? Dat regionaal eigene, niet alleen economisch gezien maar ook sociaal en cultureel, hoop ik in het debat naar voren te halen. Zo wil ik heden, verleden en toekomst met elkaar verbinden.’
Inmiddels is Molema in Zuidoost- Friesland en op Schiermonnikoog bezig zijn ideeën in de praktijk te brengen. ‘De samenwerking tussen vijf gemeenten, de provincie, het waterschap en het Rijk heeft geleid tot de Regio Deal Zuidoost-Friesland, die tot 2024 loopt. Het is een begin, maar nog wat technocratisch.’
Molema maakt met het Fries Sociaal Planbureau een ‘lerende beleidsevaluatie’ van de Regio Deal. ‘We kijken vanuit het perspectief van de inwoners: sluit het beleid aan bij de leefwereld van de inwoners? Onze bijdrage ligt onder andere in het prikkelen van de discussie over het verschil tussen systeem- en leefwereld.’ Molema wil nog verder graven: ‘Zuidoost-Friesland werkt al decennia samen en de gemeenten hebben veel met elkaar gemeen. Ze delen de verveningsgeschiedenis. Het is een jong gebied, vier eeuwen oud, en het vervenen heeft in de woorden van oud-Tresoar-directeur Bert Looper tot een frontier-mentaliteit geleid: een cultuur van aanpakken. Verder is het een overgangsgebied tussen platteland en stad, met de oude groeikern Heerenveen en een verbinding naar het zuiden. Je moet grip krijgen op wat de mensen daar gemeenschappelijk hebben om te vinden waarmee je de toekomst in kunt. Dat is een proces waaraan wel leiding kan worden gegeven, maar dat niet na twee jaar klaar is. Het is een soort regiovormingsproces.’

Even concreet

Regiovormingsproces? Molema’s antwoorden blijven wat ongrijpbaar. Even concreet: waar kan zijn aanpak toe leiden? Is Holwerd aan Zee een goed voorbeeld? ‘Het dorp schaart zich achter het plan, maar in de omliggende regio denken ze: hebben wij er ook wat aan? Ik zou beginnen met wat er is en de krachten die je al hebt.’
Hydrogen Valley dan, het idee dat in het Noorden dankzij de aanwezige bedrijven, kennis en infrastructuur groene waterstof de plaats van aardgas kan innemen? ‘Zo’n transformatie is kansrijk. Maar het is nu een heel toekomstgericht verhaal. Hoe zorg je ervoor dat in brede lagen van de bevolking het gevoel gaat leven dat dit ons een nieuwe toekomst geeft? Maak een verhaal waaruit blijkt dat het een logische koppeling van verleden, heden en toekomst is, met lespakketten, stages en bedrijfsbezoeken. Dat kan mijn bijdrage zijn. Als bestuurders helemaal in hun toekomstbeeld opgaan, is aan mij de taak om hen te verleiden om ook eens terug te kijken.’

Interview

Bert Platzer is freelance journalist en eindredacteur van het tijdschrift Wereldfietser.