Wat maakt dat boeren op hun trekkers naar het Malieveld gaan? Sociaal geograaf Yael Steenman schreef er haar masterscriptie over.

Grote krantenkoppen als: ‘Boeren protesteren weer: wat is er aan de hand?’ en ‘Boze boeren verlaten kapotgereden Malieveld’ – een greep uit de afgelopen drie jaar. Boeren waren kwaad, teleurgesteld en voelden zich niet gewaardeerd. Als gevolg werden er talloze boerenprotesten georganiseerd: protest ontstaan uit onvrede van boeren over de stikstofmaatregelen van de overheid, onvrede over de berichtgeving van de media en onvrede over het gebrek aan begrip van ‘de stedeling’ voor hun situatie.

De omvang van deze protesten geeft aan dat het gaat om groot een maatschappelijk probleem: een deel van de samenleving voelt zich buitengesloten en miskend. Daarnaast hebben boeren het gevoel dat de overheid selectief met de stikstofuitstoot omgaat, waarbij de agrarische sector harder aangepakt wordt dan andere sectoren. De uitspraak van Tjeerd de Groot die suggereerde om de veestapel te halveren om zodoende de stikstofuitstoot te kunnen verminderen, was voor veel boeren de druppel die de emmer deed overlopen. Boeren voelden zich overdonderd en stelden dat ze klaar waren met deze ‘ongelijke behandeling’. Ze zouden geen kritiek op hun beroep meer tolereren en eisten respect.

Plattelandsbewustzijn

Om een verklaring te vinden voor het ontstaan van deze boerenprotesten heb ik voor mijn masterscriptie (studie: sociale geografie, UvA) het concept plattelandsbewustzijn onderzocht. Plattelandsbewustzijn is een nieuw concept dat geïntroduceerd is door Catherine J. Cramer, een Amerikaanse politieke wetenschapper en professor aan de University of Wisconsin (VS). In een aantal wetenschappelijke artikelen (2012; 2016) betoogt zij dat plattelandsbewustzijn specifiek gedrag op het platteland verklaart, waarbij een sociale plaatsgebonden identiteit beïnvloed wordt door een mate van distributieve onrechtvaardigheid. Een overtuigend betoog, dat ik in mijn scriptie aannam en uitwerkte.
Plattelandsbewustzijn is een perspectief vanuit waar veel plattelandsbewoners de wereld begrijpen. Dat perspectief, die identiteit, houdt in dat rurale mensen zich in grote mate identificeren met andere rurale mensen. Ook delen ze een belangrijke waarde: wrok tegen de stedelijke elite.
Daarnaast suggereer ik in mijn scriptie dat het begrip ‘identiteit’ mogelijk van invloed is op het ontstaan van de boerenprotesten in 2019 en 2020. Bovendien vormt identiteit, met name wanneer deze gelieerd is aan een sociale groep, een uitgangspunt om aan te refereren wanneer men een sociale vergelijking maakt. Aan de hand van deze sociale identiteit – de realisatie dat iemand tot een bepaalde groep behoort en het referentiekader waardoor iemand de wereld beschouwt – heb ik onderzocht op welke manier het begrip identiteit onder Nederlandse boeren van toepassing is op het ontstaan van boerenprotesten. Volgens de Nederlandse onderzoeker Bert Klandermans bestaat een sociale identiteit uit vier beïnvloedende componenten waarvan ik er in dit artikel twee bespreek.

De cognitieve component

Door middel van de cognitieve component kan men zichzelf als object beschouwen waarbij men zichzelf categoriseert en classificeert in verhouding tot andere sociale categorieën of classificaties. Sommige mensen zijn gelijk aan het ‘ego’ en behoren daardoor bij de ‘ingroup’, en sommige mensen verschillen van dit ‘ego’ en horen daarom bij de ‘outgroup’. Uit de resultaten van mijn onderzoek blijkt dat veel Nederlandse boeren onderscheid maken tussen de ‘ingroup’ (boeren) en de ‘outgroup’ (niet-boeren). Aan de boeren en boerinnen die hebben geparticipeerd in mijn onderzoek heb ik gevraagd wat de belangrijkste reden voor hen was om deel te nemen aan één of meerdere boerenprotesten. Een aantal reacties van noordelijke boeren en boerinnen:

‘Omdat het tijd wordt dat de burgers en de politiek ons verhaal eens horen’

(Friese boer)

‘Een eerlijke prijs voor ons product, erkenning door de stedeling en linkse politieke partijen’.

(Friese boerin)

‘Laten zien dat de maat vol is, dat we met de sector laten zien dat we met veel zijn waarbij wij een noodkreet afgeven dat Nederland haar goede agrarische sector om zeep aan het helpen is’

(Drentse boerin)

Beiden Friezen gebruiken het bezittelijk voornaamwoord ons en de Drentse boerin gebruikt het persoonlijk voornaamwoord we waarmee zij actief naar de ‘ingroup’ refereren. Door deze woorden te gebruiken categoriseren deze respondenten zich op een manier waardoor er een collectieve identiteit ontstaat dat een onafhankelijke groep vormt ten opzichte van andere collectieven.

De evaluatieve component

De evaluatieve component refereert aan de positie van de groep waar men toe behoort ten opzichte van andere groepen. Om deze component te onderzoeken heb ik gevraagd hoe de respondenten de agrarische sector beschouwen ten opzichte van andere sectoren. Wat blijkt: de overgrote meerderheid van de respondenten (92 procent) heeft het gevoel dat de overheid andere sectoren belangrijker vindt dan de agrarische sector.

Veel boeren spreken over een onderwaardering van de agrarische sector. Deze boeren hebben het idee dat de overheid alleen de agrarische sector harde stikstofmaatregelen oplegt terwijl andere verontreinigende sectoren, zoals de bouw en het vliegverkeer, buiten schot gehouden worden. Een melkveehoudster uit Groningen:

‘Om één doelgroep te kiezen en daar al je pijlen op te richten, dat gaat mij persoonlijk gewoon te ver’

(Groningse melkveehoudster)

Veel boeren denken dat de overheid de ‘outgroup’ beter behandelt dan de ‘ingroup’ waardoor er een gevoel van ongelijkheid tussen deze groepen ontstaat. Dit gevoel resulteert in negativiteit jegens de zogeheten ‘outgroups’.

Rurale verontwaardiging

De twee besproken componenten vormen de basis van de sociale identiteit van een individu en diens sociale groep. Vaak identificeren individuen uit dezelfde sociale groep zich op een identieke sociale manier.
Uit mijn resultaten is gebleken dat boeren in Nederland vaak een onderscheid maken tussen de ‘ingroup’ en de ‘outgroup’ waarbij zij het gevoel hebben dat de overheid de ‘outgroup’ beter behandelt dan de ‘ingroup’.
Dit resulteert in gevoelens van onrecht en wantrouwen waarbij er een vorm van rurale verontwaardiging ontstaat: boeren vinden dat de politiek hen niet goed vertegenwoordigt en dat er niet goed naar hun belangen wordt geluisterd.
Om deze gevoelens kenbaar en zichtbaar te maken, gaan boeren over in politiek protest. Ze rijden met hun trekkers naar het Malieveld waarbij zij hun collectieve stem laten horen: de stem van de ‘ingroup’, de stem van de boer.

Verder lezen over ‘plattelandsbewustzijn’? In 1997 stond Noorderbreedte al eens stil bij dit interessante begrip:
‘Nieuwe vormen van plattelandsbewustzijn hebben als gemeenschappelijk thema dat het platteland bedreigd wordt door verstedelijking. Of het nu om het sociale leven gaat, natuur en landschap, het streekeigene of de morele orde: niemand ontkomt eraan om op een of andere wijze positie te kiezen.’

Henk de Haan