Nergens in Noordwest-Europa, mogelijk zelfs in de hele wereld, is de dichtheid aan pingoruïnes zo hoog als in het Noorden. Dat ontdekte Bart Koops toen hij op deze ‘veentjes’ afstudeerde als landschapshistoricus aan de Rijksuniversiteit Groningen.

IJstijd-relicten zitten barstensvol informatie over vorige klimaatveranderingen
Bewoners gebruikten pingo’s naar het hen uitkwam; ook als vuilnisgat
Natuurbeschermers vernielen soms aardkundig archief bij herstel biotoop

Turfwinning (tot circa 1950)

Lange tijd zijn pingoruïnes enorm belangrijk geweest in het (dagelijks) leven van de mens. Ze waren vanaf de Middeleeuwen tot circa de Tweede Wereldoorlog belangrijke bronnen voor brandstof (turf). Hoewel laagveen (baggelturf) uit pingoruïnes winnen een heel karwei was, kende deze soort veen ook grote voordelen. Hij was harder dan hoogveen en brandde daardoor langer. Sporen van de vroegere turfwinning zijn bij veel pingoruïnes nog terug te vinden in de vorm van legakkers en veenputten. Ook veldnamen, zoals turfveen, herinneren daar nog aan. De opkomst van steenkool en later aardgas maakte turf overbodig. Daardoor werden pingoruïnes korte tijd van minder betekenis voor de mens.

In Drenthe zijn pingoruïnes ook veel gebruikt om schapen te wassen, vaak tot die door de uitvinding van kunstmest aan belang verloren. Aan veldnamen valt vaak nog te zien dat de ruïnes als wasplaats dienden. In Noord-Drenthe vinden we daar minder aanwijzingen voor, voornamelijk omdat daar indertijd minder openwaterpingoruïnes waren. Er waren natuurlijk wel schapen. Vermoedelijk wasten de bewoners die in de beek.

Verwaarlozing en recreatie (1950-1980)

De overstap op steenkool en later aardgas maakte pingoruïnes overbodig. Bewoners verwaarloosden de veentjes, zoals ze ook wel genoemd werden. Gelijktijdig begonnen de schaalvergroting van de landbouw en de daarbij horende ruilverkavelingen. Veel pingoruïnes werden gedempt of (gedeeltelijk) uitgegraven. Bewoners vonden de venige laagten onhandig.
Vanaf de jaren vijftig zien we ook een enorme stijging van het aantal openwaterpingoruïnes. Voor het aardkundige- en archeologische archief was dit funest; zeer veel informatie over de geschiedenis van het landschap is hierbij verloren gegaan. Deze ontwikkeling heeft er echter wel voor gezorgd dat pingoruïnes weer een grotere rol in het leven van de mens konden spelen – iets wat niet vergeten mag worden. Ze kwamen in gebruik als zwem-, schaats- en visplek voor dorpelingen. Boeren gebruikten ze veelvuldig als wasplaats voor vee. Legio oudere bewoners van de dorpen geven aan dat ze geleerd hebben om te schaatsen op en zwemmen in een van de vele pingoruïnes. Daarnaast ontdekten dagjesmensen en natuurrecreanten ze.

Hele huis- en boerderijverbouwingen zijn erin teruggevonden

Uiteraard bestonden er vóór 1950 ook openwaterpingoruïnes, maar niet in zulke getale. Minder mooi is dat deze ook jarenlang gebruikt zijn als vuilstort. Hele huis- en boerderijverbouwingen zijn erin teruggevonden. Door de verwaarlozing en beperkte betekenis werden pingoruïnes (en veentjes/dobben in het algemeen) later ook wel de ‘vergeten landschapselementen’ genoemd. Tegenwoordig staan veel pingoruïnes nog steeds bekend als fantastische visplekken. Elke (sport)visser weet wel een geschikt veentje voor het vangen van de grootste snoeken en karpers.

Natuurontwikkeling (1980-heden)

Aan het begin van de jaren tachtig bleek dat pingoruïnes een grote betekenis hebben als voortplantingsbiotoop voor veel amfibieën en reptielen. Ook kunnen er veel bijzondere planten voorkomen. Vanuit de natuurbescherming en -ontwikkeling kwam meer aandacht voor de vergeten landschapselementen. Opnieuw zijn in deze periode veel nog gaaf gevulde pingoruïnes uitgegraven. Ditmaal om de ecologische waarden te verhogen. Helaas zijn hierbij opnieuw – onbedoeld en onopgemerkt – schatkamers leeggehaald.
Pingoruïnes gingen daarmee een rol spelen in het gepolariseerde natuur-versus-cultuur-debat. Naast boeren, burgers en natuur zijn er nog meer partijen die deze schatkamers willen betreden, zoals wetenschappers die de archeologische, aardkundige en palynologische waarden naar boven willen halen. Zij kunnen onze kennis verrijken en ook dat is belangrijk. Daarom is een integrale aanpak nodig bij het beheer van pingo’s.

Fascinerende plekken

Pingoruïnes (dan wel kleine meertjes) hebben altijd al een bijzondere betekenis gehad in rituele of sacrale zin. Dit blijkt onder meer uit de vele meldingen van archeologische vondsten, waaronder veenlijken als het Meisje van Yde en het Paar van Weerdinge. Pingoruïnes werden gezien als ‘plekken waar de wereld voor mensen ophield’. Enkele vermeende ‘helse’ veldnamen als Vagevuur en Grondeloze Meren herinneren ons aan deze gedachtegang. Heden ten dage kunnen pingoruïnes nog steeds gevaarlijke plekken zijn en ook in zeer recente tijd zijn er nog voorbeelden waarin de natuur het van de mens won. Een stap op de verkeerde plek en je kunt meters diep wegzakken! Gelukkig is dat deze jonge onderzoeker gespaard gebleven…

Pingoruïnes werden gezien als ‘plekken waar de wereld voor mensen ophield’

Tot slot: goed nieuws. Er zijn nog veel ‘verborgen’ pingoruïnes. In Drenthe worden met enige regelmaat ‘nieuwe’ pingoruïnes ontdekt en ook in Groningen en Friesland kunnen er nog véél meer pingoruïnes liggen dan we nu weten. Ze kunnen namelijk verborgen zijn onder een laag zeeklei. Vaak zijn deze palynologisch nog zeer interessant, omdat de laag zeeklei zorgt voor een goede conservering van het veen en de daarin verborgen zaden en pollen. Dankzij deze oude ijstijdrelicten kunnen we meer te weten komen over hoe onze wereld er vroeger uitzag.