
Uitstel wordt uitzichtloosheid. Dat maakt de aardbevingen voor bewoners ondraaglijk
Verhalenreeks brengt erfgoedprofessional in gewetensbezwaren
Laat de Vier bouwen op hun manier; zij werken aan toekomstig erfgoedde
Hoewel ik het me nu niet meer kan voorstellen, en het liever ontken dan toegeef, waren de bevingen in Noord-Groningen tot twee jaar geleden ook voor mij een ver-van-mijn-bed-show. Wat ik daarover uit de media oppikte, waren enkele schrijnende rapportages over gedupeerden, de boodschap dat gas voortaan ‘fout’ was – vooral uit solidariteit – en af en toe de melding van een nieuwe beving. Kortom, foute bodemboel daar in het Hoge Noorden.
Toen ontdekte ik Woltersum. Een eigenzinnig, idyllisch dorp, een
parel in een paradijselijk landschap. Het enige wat in mij opkwam was: wie hier
woont, is een geluksvogel. Niet veel later ontmoette ik vier ‘geluksvogels’ uit
wat al snel een verscheurd paradijs zou blijken te zijn. Mede dankzij een
opdracht van Noorderbreedte raakte ik betrokken bij vier buren aan de
Kollerijweg in Woltersum die vooruit wilden. Zij weigerden lijdzaam toe te
kijken hoe de gevolgen van de gasexploitatie hun levens verwoestten.
Ik
stapte in op het moment dat zij net een dikke streep onder het verleden hadden
gezet. Niet omdat zij dat wilden, maar omdat de situatie hen daartoe dwong:
verplicht vooruitkijken en samenwerken aan een nieuwe toekomst. Het voorhuis
van de dorpsboerderij van de buurman op nummer twaalf was als eerste in het
dorp gesloopt en bevingsbestendig gereconstrueerd. Maar de vier zetten in op
een andere koers. Hun deels als karakteristiek erfgoed gewaardeerde, vroeg
twintigste-eeuwse woonhuizen zouden als eigentijdse, duurzame en
bevingsbestendige woningen verrijzen. Pioniers in crisistijd.
Boudewijn, Henk, Ellen en Laurens namen mij in vertrouwen, gaven
mij toegang tot hun groepsapp en maakten mij deelgenoot van hun worstelingen,
ambities, veerkracht en (wan)hoop. In hun dagelijkse bestaan ging het allang
niet meer over de bevingen en de schade die deze veroorzaakten. De
uitzichtloosheid was ondraaglijk. De dagelijkse strijd met instanties en
overheden die vooral bezig waren met hun eigen positiespel en beleidsambities.
Die afspraken niet nakwamen, fout op fout maakten. Waarbij verantwoordelijke
functionarissen elkaar in hoog tempo opvolgden. Niemand die
verantwoordelijkheid nam.
Met ieder portret raakte ik meer betrokken. De plaatsvervangende schaamte nam
toe, versterkt door publicaties als Boudel op Rieg. Stand van Zaken
gasdossier Groningen van het Groninger gasberaad (augustus 2020) en het
boek Gas. Het verhaal van een Nederlandse bodemschat van Emiel Hakkenes
(oktober 2020).
Gewetensbezwaarde
Als architectuurhistoricus heb ik geleerd hoe ik
historisch bewustzijn kan aanwakkeren. Wist ik bestaande panden en structuren
te analyseren en waarderen. Kon ik ontwikkelingen in een historische en
sociaaleconomische context plaatsen. In de afgelopen twee decennia schreef ik
cultuurhistorische verkenningen, uiteenlopende publicaties, deed ik onderzoek,
gaf ik les aan de TU Delft Bouwkunde over erfgoed in transitie en bemoeide ik
me met rijksbeleid voor architectuur, landschap en erfgoed.
Maar wat is erfgoed waard als je je leven niet meer kunt leven?
Wie ben ik om bewoners te wijzen op de (cultuurhistorische) waarde van hun
huizen, terwijl ze steeds verder vervreemd raken van hun
(t)huis? Wat is hiervoor mijn legitimatie? Ik kan mij natuurlijk
beroepen op het collectieve, generatie-overstijgende historische belang van erfgoed,
maar wil ik dat nog wel? Gaandeweg het jaar verander ik in een gewetensbezwaarde
erfgoedprofessional. Bevraag ik mijn eigen vakgebied en zoek ik naar
aanknopingspunten. Ik herlees het vakkundige rapport van SteenhuisMeurs uit
2019, Woltersum; cultuurhistorische verkenning en ruimtelijke waardering.
Ik vraag me af: waar is de mens? Waar is de dialoog? Er volgt nog een
presentatie met dia’s, zo lees ik. Is dat wat de inwoners willen? Of is het een
beproefde werkwijze van professionals?
Wat betekent erfgoed als er geen collectief draagvlak meer is?
Als het collectieve draagvlak om zeep is geholpen, omdat het leed ondraaglijk
is geworden? Als de overheid er niet in slaagt de uitzichtloosheid weg te
nemen, de gedupeerden te beschermen en daarna vooruit te helpen?
Laat overheidsambities varen en verruil ze voor die van de mensen om wie het gaat
De Vier dagen mij uit. Onzichtbare spanningen en emoties
lopen soms hoog op, aangewakkerd door instanties die opnieuw hun beloften niet
nakomen of foutieve informatie aanleveren. Ik begrijp het als ze fel reageren
op vakmatige discussies over cultuurhistorische waarden, kostbaar archeologisch
bodemonderzoek en rode baksteen. Baksteen is niet langer onschuldig. De
baksteen staat symbool voor machteloosheid. Ik denk aan de gescheurde baksteen
in cortenstaal langs de A7 van beeldend kunstenaar Karel Buskens. Een monument
voor Meent van der Sluis, de man die jarenlang als
‘stoorzender’ werd weggezet omdat hij het opnam tegen een ontkennende NAM en
rijksoverheid. Achteraf kreeg hij gelijk, er bleek wel degelijk een causaal
verband te bestaan tussen de bevingen en de scheuren. Twintig jaar na Van der
Sluis’ dood in 2000 is de strijd nog steeds niet gestreden.
De onderlinge band van de Vier is sinds de start van hun initiatief versterkt,
maar het uitzicht op een oplossing lijkt verder weg dan ooit. Goedbetaalde
(rijks)ambtenaren en juristen zijn druk bezig, alleen niet met de mensen om wie
het gaat. Van bovenaf opgelegde ambities en instructies, vergaderingen achter
gesloten deuren – niemand die iets mag zeggen. Zelfs de burgemeester niet.
Alles gebeurt zogenaamd in het belang van de Vier en van
de inwoners van het dorp. En daar moeten die dan maar (voor de zoveelste keer)
blind op vertrouwen. Dat zij er ondertussen aan onderdoor gaan
– of besluiten te vluchten – lijkt bijzaak. Hulptroepen, praatgroepen,
psychische testen en ondersteuning, daaraan geen gebrek. Sterker nog, dat alles
krijgen zij zelfs opgedrongen. Maar meer dan symptoombestrijding is het niet.
Want de uitzichtloosheid blijft. Geen toezeggingen, geen handreikingen.
Bouw Gronings
Hoe mooi is het
wanneer vier buren met een eigen initiatief komen? Omarm het. Laat hen direct
beginnen. Ondersteun hen waar mogelijk en alleen wanneer zij aangeven dat nodig
te hebben. Leg hun niets op en zorg dat je hen vrijwaart van bureaucratische
ballast. Laat hen bouwen aan hun toekomst, op hun manier, aan wat zij aan
toekomstige generaties willen doorgeven. Regel het budget dat nodig is. Ga met
de inwoners op ontdekkingsreis door hun dorp, straat en woning – zij zijn daar
de kenners. Onderzoek de verhouding van de initiatiefnemers tot hun erfgoed.
Breng het manifest Bouw Gronings in praktijk en leg conflicterende
waarden bloot. Open het debat over de keuzes die zij moeten maken. Laat de
houtzaagmolen FRAM overuren draaien en de planken leveren voor het toekomstige
en bevingsbestendige erfgoed aan de overkant. Circulaire houtbouw heeft de
toekomst.
Het veroorzaakte leed is niet
schadeloos te stellen. Maar wel te verzachten. Laat overheidsambities varen en
verruil ze voor die van de mensen om wie het gaat. Laat hen hun leven weer
leven. Verspil niet nog meer woorden. Ga over tot daden. Kop d’r veur!