Ons laatste nummer stond helemaal in het teken van het landschap. Een belangrijk thema dat wat ons betreft een stuk hoger op de agenda mag! Wij onderzochten hoe de provincie in haar beleid rekening houdt met het landschap.

Vandaag kunnen wij allemaal iets doen voor het landschap door te stemmen. Doe dat dus vooral. Nog snel even inlezen? We zetten de belangrijkste verhalen kort voor u op een rijtje:

Onderzoeksjournalist Bert de Jong heeft de afgelopen maanden goed om zich heen gekeken, rondgevraagd en cijfers verzameld. Hem sloeg de schrik om het hart. Friesland is veel water kwijtgeraakt – alsof de stop uit het bad is getrokken. En wat is Friesland zonder water? De dijkgraaf hoopt dan ook dat u bestuurders kiest die toekomstgericht durven handelen.

De Jong vond meer opmerkelijks. Met grote urgentie proberen regionale bestuurders de klimaatdoelen te halen. Wind- en zonneparken moeten daarom met voorrang een plaats krijgen in het landschap. Wat echt flink zou helpen is als waterschappen het grondwaterpeil in veengebieden omhoog brengen zodat er minder CO₂ vrijkomt. Maar dat gebeurt niet, want dan daalt de productie van de boeren. Snelle oordelaars leggen na die constatering de Zwarte Piet integraal bij de beroepsgroep die voedsel verbouwt in ons landschap. Maar dat is te kort door de bocht. Zonder boeren hebben we helemaal geen landschap, betoogt hoogleraar Theo Spek stelt in zijn essay : ‘Het landschap is van iedereen, maar meer dan gemiddeld van de boeren.’

Nog zo’n contrast in de zorg voor ons landschap: projectontwikkelaars worden aangemoedigd om weilanden vol zonnepanelen te leggen terwijl de meeste daken onbenut blijven . Waarom voeren provincies daar zo weinig regie op?

Ook toen De Jong de bomen in kaart bracht, stuitte hij op een merkwaardige tegenstelling. Bomen nemen CO₂ op. Meer bomen planten helpt dus de klimaatdoelen dichterbij te brengen. Je zou daarom verwachten dat de regionale overheden inzetten op meer bomen. Maar per saldo zijn de laatste tien jaar in de noordelijke provincies op grote schaal bomen gekapt.

Het landschap is complex, antwoorden de verantwoordelijke bestuurders ons. Wij zien landschap als Engelse drop: laag op laag op laag. De wind waait over het land, het water (schoon of vies) stroomt onder de grond en op de bodem groeit van alles of juist niets als de mens er asfalt op stort. Meer dan de helft van onze bodem wordt bewerkt door boeren. Die werken met de groeikracht van de aarde en verbouwen voedsel voor de markt. Met hun activiteiten boetseren ze als het ware het decor van ons aller leven. Maar juist voor die laatste taak heeft hun ‘bedrijfsmodel’ geen kolom waarin ‘schone lucht’, ‘wind’, ‘historie’, ‘schoonheid’ of ‘ruimte’ meetellen. Provincies geven subsidies voor die landschapszorg, maar veel heeft het niet om het lijf. 

Bij ontstentenis van een goede ‘waardenboekhouding’ hebben wij publieke regisseurs nodig. Gekozen bestuurders die ons belastinggeld herverdelen onder mensen die iets voor het algemene nut doen. Mensen die de belangen en het krachtenveld overzien, rechtvaardig zijn en open verantwoorden welke keuzes zij maken. Dat ‘algemene nut’ wegen is geen sinecure. Het spreekt vanzelf dat wij allemaal belang hebben bij schoon water. Maar wanneer landbouwers en groundsmen van sportvelden hun cocktail van groeimiddelen voor het gras moeten afstemmen op dat algemene belang, heb je al een bestuurder nodig die zich durft te laten gelden. Het vergt echt sterke knieën om stand te houden bij minder eenduidige keuzes.

Hoe weeg je ‘cultureel erfgoed’ af tegen inkomen voor de boer en hoe becijfer je ‘recreatiewaarde’ wanneer je ervoor moet betalen met gemeenschapsgeld? Komende jaren krijgen bestuurders nog grotere dilemma’s voor hun kiezen doordat het Noorden ruimte moet maken voor wind- en zonne-energie terwijl we niet meer land krijgen. Bovendien moeten we het groeiende overschot aan (regen)water bergen, zodat we dat in droge tijden kunnen inzetten. Allemaal zaken van lange adem die om ingrijpende keuzes vragen.

Daarom hebben we bestuurders nodig met een blik die verder reikt dan de vier jaar van hun eigen verkiezing. Voor deze Noorderbreedte vroegen we verschillende waterschapsbestuurders en gedeputeerden naar hun horizon. De Drentse gedeputeerde Tjisse Stelpstra legt uit dat hij vooral ruimte wil bieden aan gemeenten, de Friese gedeputeerde Johannes Kramer richt de blik met name op de boerenburgers, terwijl Henk Staghouwer van Groningen iets meer centralistisch het landschap in de provincie bestuurt. Om droge voeten te houden moet het landschap komende jaren echt flink op de kop gezet worden, laat waterschapsbestuurder Carla Alma zien. En water trekt zich niets aan van provinciegrenzen; het stroomt gewoon van de provincie Drenthe door Groningen naar de zee. Daarom zijn er goede ontwerpers nodig en ferme opzichters om de komende grote verbouwing in goede banen te leiden.