Vaste prik op 6 december. Bij het vallen van de schemering vat Roelie Pit uit Norg post bij het keukenraam. Afstandsbediening in de hand, arm gestrekt richting het oog bij de garage. De adem houdt ze in terwijl ze de knop indrukt. Zou alles het doen? Zou de kerstverlichting branden?

Roelie Pit (58) en haar man Rink de Jong (64) zijn kerstlampjes-lovers. Binnen, in hun woning aan de lommerrijke Eenerstraat te Norg, valt het nog wel mee. Daar is de boom vol oude versiering de belangrijkste eyecatcher dezer dagen. Een boom vol oud spul – vogeltjes met uitgedunde staartjes van touw, glazen engeltjes en zo – omdat Rink daarvan houdt. Maar buiten pakken Roelie en Rink flink uit met verlichting. De gevel, het dak, de tuin, de heg, de pergola, het vogelhuisje – alles baadt in een zee van licht. Van alle kanten fonkelen er lampjes in allerlei kleuren en patronen.

Roelie en Rink zijn niet uniek. Je hebt ze in elk dorp en in elke stad, de fanatiekelingen die weken, soms maanden voor kerst al bezig gaan met verlengsnoeren, transformators en stekkerdozen teneinde in december te kunnen pronken met een rendier aan de dakgoot, een levensgrote kerstman bij het tuinhek of nog doller. Het is een populair slag mensen voor camera’s. Rink en Roelie weten daar alles van. In 2011 kregen ze Piet Paulusma langs voor de contest Piets Mooiste Kerstversiering. En drie jaar eerder gooiden ze hoge ogen bij de Tuig je Tuin Op-wedstrijd van RTV Drenthe in 2008. Maar Roelie en Rink moeten eerlijk gezegd niets hebben van wedstrijden. Voor hen is het versieren in Roelies woorden ‘een verwerkingsding’. Als Rommy, haar dochter uit een eerder huwelijk, in de herfst van 2005 niet was gestorven, waren ze er waarschijnlijk nooit aan begonnen.

Rommy was 22 toen ze te horen kreeg dat ze leukemie had. Een jonge meid, net afgestudeerd als sportleider en bezig met een opleiding sociaalpedagogisch werk, zag haar toekomst in rook opgaan. Kerst 2004 was haar laatste kerst, maar die kon Rommy niet bij haar moeder en stiefvader doorbrengen. De hondjes daar in huis maakten dat het er niet steriel genoeg was voor het zieke meisje. ‘Maar mam, dan zie ik de kerstverlichting niet, zei ze’, weet Roelie nog goed. In die jaren was moeder Roelie binnen juist uitbundig aan het kerstversieren. Toen Rommy die laatste kerst van ziekenhuis naar het steriel gemaakte flatje van haar vriend in Assen reed, ging dat langs de tuin van Rink en Roelie, dat jaar voor het eerst fraai verlicht.

‘Omdat zij het zo mooi vond, ben ik begonnen met de tuin’, zegt Rink zacht. Hij beschouwt stiefdochter Rommy als zijn eigen kind, gelijk de dochter en de zoon uit een eerder huwelijk. Voor Rommy klimt hij elk jaar de ladder op om alles weer op te hangen en aan de praat te maken. Elk jaar in oktober trekt Rink zich terug in de schuur om te broeden op nieuwe toevoegingen aan het winterse lichtplan. Waarvan de kern vast staat: een forse vallende ster met de naam Rommy in de staart.

Van bovenaf houdt Rommy hen in de gaten. Daar geloven Rink en Roelie heilig in. En als zij een ideetje van haar stiefvader niks vindt, dan wordt het ook niks. Eens had Rink een slang met geel erin gemaakt. ‘In de schuur brandden alle lichtjes keurig en ze bleven ook branden, hoe ik ook schudde en trok aan de slang.’ Maar drapeerde Rink het lichtsnoer om de taxus in de tuin, dan bleven de lampjes uit. Conclusie: Rommy hield niet van geel. Rink: ‘Als zij het niet mooi vindt, brandt het niet. Dan kun je tegen mij zeggen: Jongen, je bent hartstikke gek, maar het is echt zo.’

‘Zij staat mij altijd bij’, is Rinks heilige overtuiging. Toen hij het eerste jaar een aansluitfout gemaakt had, ontdekte hij dat gelukkig voor er brand ontstond door oververhitting. Rommy waarschuwde door de lampen te laten knipperen.

Op haar ziekbed had haar dochter gevraagd hoe dat straks moest, hoe zij vanaf de andere zijde haar familie kon bereiken en vice versa. Roelie: ‘Toen zijn we gaan zoeken naar een manier. We hebben allemaal het boek Reïncarnatie en levenslot gelezen, en daar konden we wel wat mee.’ De op het oog nuchtere Drenten Rink en Roelie, die elkaar kennen van het interieurbouwbedrijf waar ze allebei werkten, geloven stellig dat er meer is tussen hemel en aarde. Roelie volgde zelfs een heksenopleiding en was maanvieringen gaan organiseren in haar achtertuin, als ze in 2010 geen COPD had gekregen.

‘Wij leven met de natuur’, zegt Roelie. Boodschappen van dieren zijn ook belangrijk. Het voorjaar na het overlijden van Rommy zat er een merelnest in de heg bij het raam. De merel werd de vogel van Rommy. Een paar jaar later wil Roelie wegrijden met de auto, als ze in de spiegel een sperwer haar merel ziet vermorzelen. Een regen van veertjes. Een schok van jewelste voor Roelie: ‘Die merel stond voor Rommy! Maar toen kwam ik een mevrouw tegen die ik het vertelde en die zei: Het is goed. Je mag verder. Je kunt groeien.’

De verlichting blijven ze doen zo lang Rink, die hartpatiënt is, het aankan. Tot dan flonkert en straalt het van 6 december tot 6 januari aan de Eenerstraat. Soms krijgen ze er een zure vraag over. Wat dat wel niet kost, aan stroom? Niet veel, zegt Rink dan, hij gebruikt led-lampjes. De overbuurjongen, nog klein toen het begon, gaat intussen naar de middelbare, maar is nog altijd fan van de lichtshow. Vreemde kinderen bellen soms bewonderend aan. En auto’s en bussen stoppen geregeld voor de deur. Dit jaar is een groot hert nieuw. Het lag zomaar ergens in de struiken in de buurt, een verweesd en achtergelaten hertenframe. Toen niemand erom kwam nam Rink het mee en decoreerde het met lampjes. Alsof het zo moest wezen.