Als de Nederlandse regering het vertrouwen van de Groningers wil terugwinnen, moet zij hen met hulp van experts hun ruimtelijke identiteit laten formuleren. Dat betogen Goffe Jensma en Kevin van der Schoor.

Onlangs was er opstand in  ’t Zandt. De NAM had in het dorp een karakteristiek huis onversterkbaar verklaard en wilde het afbreken. De eigenaren waren netjes uitgekocht en de sloper was besteld. Maar het nieuws lekte uit en een post op Facebook genereerde zo veel tegenstand dat de NAM haar voornemen moest opgeven. Het huis – een eind-negentiende-eeuwse rentenierswoning – bleef staan. Het dorp had gesproken!

Discussie over aardbevingsschade behelst veel meer bestaat dan alleen de belangen van de bewoners/eigenaars van een huis aan de ene kant en die van de NAM aan de andere kant. Het bericht op Facebook maakt een heel andere vorm van schade zichtbaar, namelijk schade aan de gedeelde leefwereld van de Groningers.

De NAM, zo zou je kunnen concluderen, handelt aardbevingsschade op individuele basis af zonder de collectieve immateriële schade stelselmatig in te calculeren. En mede daarom komen er zulke emotionele reacties – niet alleen in ’t Zandt maar op veel meer plaatsen. De leefwereld en de ruimtelijke identiteit waarover het hier gaat, liggen vast in wat we doorgaans ‘immaterieel erfgoed’ noemen: historische dorpsgezichten, stratenplannen, looproutes, het dorpsgeheugen en de manier waarop een dorp zichzelf ervaart. Kortom: de vanzelfsprekendheden van alledag die door de generaties heen het dorp tot dorp maken.

De vraag ligt nu voor: hoe kun je dit belang op een reële manier waarderen en inbrengen in een zo ontstellend complexe discussie als die rond de aardbevingsschade? Het gaat niet om marginale zaken. In het ergste geval raken hele straten, wijken, misschien zelfs hele dorpen door de aardbevingen in hun ruimtelijke identiteit aangetast. Uiteindelijk kan zo het hele Groningse platteland zijn eigen karakter en aanzien kwijtraken. Zowel voor de inwoners als voor de toeristische bezoekers zal dit een uitermate vervreemdend effect hebben. Daarmee verandert de publieke ruimte waarnaar het dagelijks leven en gedrag van de inwoners zich heeft gevormd. Dat zal onzekerheid met zich meebrengen.

Zo’n ingrijpende aantasting van het ruimtelijke beeld is echt niet denkbeeldig. Het aantal schademeldingen loopt inmiddels naar de tweehonderdduizend (waarbij je dan ook nog eens moet bedenken dat steeds meer mensen uit frustratie schade niet meer melden). Al die schade moet hersteld – en dat neem je waar. Daarbij vragen duizenden gebouwen om versterking. Een versterkingsoperatie is vaak nog veel ingrijpender voor het dorpsbeeld dan alleen schadeherstel. Volgens het advies van de Mijnraad begin juli 2018 is het noodzakelijk om op korte termijn 1.500 woningen te versterken. En daar moet bovendien haast mee gemaakt worden, waarschuwt de Mijnraad. Nog eens 5.700 huizen vallen nét binnen de veiligheidsnorm, maar als de bewoners dat willen, zullen die ook snel aangepakt worden. Bij nog eens 2.200 panden is versterking al toegezegd en die zal uitgevoerd worden zodra de bewoners akkoord gaan. Dat betekent dat er maximaal 9.400 woningen ingrijpend van aanzien zullen veranderen.

Bewoners hebben nog een reden om zich grote zorgen te maken: de zigzagbewegingen van het beleid veroorzaken enorme onzekerheid. Onderzoek heeft uitgewezen dat dit eveneens tot psychische problemen leidt; ook hier is de schade groter dan de optelsom van alle individuele gevallen samen. De aardbevingen dreigen uit te groeien tot een Gronings trauma. En wie weet  wat verdere aardbevingen nog teweeg zullen brengen? Wat kunnen we verwachten van de Nationale Coördinator Groningen, van de NAM, wat van de minister en wat van de verschillende overheden? Wat is hun beeld van Groningen, wat hun visie op de toekomst van de regio? En wat zijn uiteindelijk de effecten van de combinatie van verval en verwarring op de zelfwaardering en de trots van ‘Groningen’?

Sektarisch

Deze twee vormen van immateriële schade – verlies van collectieve ruimtelijke identiteit en psychische onzekerheid – lijken voor een groot deel het resultaat van de sektarische manier waarop verschillende betrokken partijen opereren.  De belangen van de Groningers zijn in werkelijkheid complex en meerlagig, maar regelgevende en uitvoerende instanties zoeken vaak naar een eendimensionale aanpak. Ze zijn gespecialiseerd in bijvoorbeeld erfgoed, veiligheid of leefbaarheid. Vervolgens streven ze ernaar hun specifieke taak zo efficiënt en goedkoop mogelijk af te handelen. De werkelijkheid van de bewoners is echter veel complexer. Zij worden geconfronteerd met al deze verschillende factoren, en dus met veel meer dan wat in één enkele waarde valt uit te drukken. De bepaling van schade in individuele gevallen is al een uitermate ingewikkeld proces. Hoe bereken je dan welk ‘bedrag’ er staat  tegenover het verlies van de cultuurhistorische diversiteit van een regio? Hoe kunnen we deze vorm van immaterieel erfgoed ‘waarderen’?

Daarmee bedoelen we niet in de eerste plaats ‘waarderen’ in economische, maar eerder in morele en politieke zin. Zoals de individuele aanpak van versterking en schade invloed heeft op de gedeelde leefomgeving, zo heeft hij dat ook op de betekenis van ‘typisch Gronings’, de Groningse identiteit. En ook al wordt die schade aan culturele identiteit niet opzettelijk aangebracht, daarom is ze nog wel erg negatief. Het gaat hier over gevolgen voor mensenlevens en om die reden heeft de waardering van immaterieel erfgoed moreel voorrang op welke economische afweging dan ook.

Als de Nederlandse regering het vertrouwen van de Groningers wil terugwinnen, moet er volgens ons ruimte komen voor een nieuwe methodiek die recht doet aan de Groningse leefomgeving. De ongrijpbare, onweegbare aard van collectieve ruimtelijke identiteit is hier zeker een probleem, nog eens extra omdat deze per dorp anders kan zijn. Wat voor methode kan consistent de sluier doorbreken?

Groen beton

Voor een mogelijke oplossing trekken we het perspectief eerst wat breder. Er is namelijk een interessante overeenkomst tussen de aardbevingsproblematiek en een andere desastreuze ontwikkeling op het Nederlandse en dus ook Groningse platteland, namelijk het probleem van ‘het groene beton’. In de media laait de laatste jaren steeds weer de – als we ons niet vergissen –  ook steeds meer gepolariseerde discussie op over het beheer van weidegrond. Boeren willen (om welke reden dan ook) efficiënt produceren, met als gevolg dat hun weilanden monotone groene vlaktes zijn geworden die nu – in de woorden van de kritische bioloog Theunis Piersma – uit nog slechts twee elementen bestaan: ‘stront en raaigras’. En meer niet. Het gevolg is niet alleen een alarmerende achteruitgang van insecten en vogels in het grasland, maar ook aantasting van de ruimtelijke identiteit van het platteland, van gedeelde ruimte.

Het ‘groene beton’ is een belangrijk onderwerp van discussie in de media en in de politiek. Steevast staan twee partijen tegenover elkaar: burgers en boeren. Burgers vertegenwoordigen de natuurwaarden, boeren de economie. Piersma en anderen hebben ingezien dat een oplossing voor het groene beton alleen mogelijk is als boeren en burgers er samen uitkomen. Daarom nemen zij op lokale schaal initiatieven, zoals Kening fan ’e Greide. Dit burgerinitiatief maakt het lot van de grutto representatief voor de ruimtelijke kwaliteit van de weidegebieden. Aansluitend daarop organiseert Leeuwarden Culturele Hoofdstad 2018 projecten om de diversiteit in de weides te herstellen.

In het aardbevingsgebied zien we soortgelijke initiatieven die dorpelingen helpen de collectieve ruimtelijke kwaliteiten van hun dorp te benoemen en beschermen vanuit constructieve communicatie. Interessant is dat deze projecten twee dingen gemeen hebben: ze zijn bottom-up georganiseerd en ze gaan over het hele dorp (en dus expliciet niet over individuele gevallen). In dit soort projecten gaan dorpsbewoners dus gezamenlijk het gesprek aan, daarin bijgestaan door experts, bijvoorbeeld op het gebied van architectuur(historie) of immaterieel erfgoed. Deze gesprekken helpen om de hierboven geschetste morele problematiek op te lossen; dorpsbewoners krijgen de kans en worden uitgedaagd om de ruimtelijke identiteit waarin zij leven onder woorden te brengen en op waarde te schatten. De rol van wetenschappers/experts in zo’n proces is tweeledig: ze borgen de kwaliteit van de methode en wenden hun kennis aan om de gevolgen van individuele beslissingen op de collectieve ruimtelijke kwaliteit bespreekbaar te maken.

Op dit moment zijn er diverse burgerinitiatieven. In Krewerd delen dorpsbewoners en architecten samen hun bouwkundige kennis en toekomstplannen, terwijl in Overschild de inwoners samen met de internationaal bekende architect Winy Maas om tafel zitten om de door aardbevingen noodzakelijk gemaakte veranderingen van het dorp in goede banen te leiden. Een laatste voorbeeld is het project ‘Typisch Gronings’, een samenwerking tussen Studio MARCHA!, Groninger Dorpen, Ontwerpstation Loppersum en Noorderbreedte. Dit initiatief overstijgt de eerdere in schaal, doordat het een overal toepasbare methode ontwerpt die dorpsbewoners uitdaagt om samen de kwaliteit van hun leefruimte onder woorden te brengen en vast te leggen.

Dorpsvertegenwoordigers en experts moeten de resultaten van deze projecten ‘hogerop brengen’, zodat die een rol spelen in de beleidsvorming en bij de besluitvorming van gemeentelijke en andere (overheids-)instanties. De waarde van deze projecten is dat ze het dorp de stem geven die het toekomt: een stem in het bepalen van hun eigen toekomst.