Marinke Steenhuis en Paul Meurs zijn experts op het gebied van cultuurhistorie, gebiedsidentiteit en herontwikkeling. Ze houden kantoor in Paterswolde en Rotterdam.

Sommige steden in Nederland moeten het sterk hebben van hun historische kwaliteit. Delft en Haarlem danken er een gunstig woonklimaat en een aantrekkelijke binnenstad aan. Tilburg en Eindhoven koesteren juist een modern imago – alsof alles alleen maar beter kan worden. Groningen is bijzonder doordat de stad zowel een monumentenstad is als een stad van moderne architectuur en vernieuwing. Stadjers zijn ongelooflijk trots op hun stad, maar toch deinzen ze niet voor radicale interventies terug. In een tijd dat overal in Nederland de belangrijke centrumfuncties naar de stadsrand verhuisden, koos Groningen ervoor de stad compact en centraal te houden. Zo werd de Groninger binnenstad geen statisch decor voor toeristen, maar bleef hij het dynamische middelpunt van het stedelijke leven. Hier zijn veel van de 686 rijksmonumenten te vinden, maar ook het Universitair Medisch Centrum, universiteitsgebouwen, het Groninger Museum, het gemeentekantoor en het provinciehuis. De stad hield deze koers lang vol en bleef in de geest van de jaren tachtig oude stadsblokken inruilen voor grote bouwvolumes. Daar kwam vervolgens ook de woningbouw overheen, want de (relatief jonge) stadsbevolking zoekt en masse woonruimte in de binnenstad. De sky werd de limit, met de vele initiatieven om gebouwen op te toppen en restruimtes vol te bouwen.

Toch lijkt zelfs voor Groningen de grens van schaalvergroting en vernieuwing bereikt. De discussies over de bebouwing rond om de Grote Markt en de studentenhuisvesting in de binnenstad, maakten duidelijk dat de stad een ‘maximum laadvermogen’ heeft, dat op veel plekken is overschreden. Van de ruim 3.600 inwoners die vorig jaar meededen aan de enquete ‘Wat vindt de Stadjer (van) erfgoed?’, pleitte een overweldigende meerderheid voor strenge regie op de ruimte, terughoudendheid bij de sloop van oude gebouwen (zelfs als ze niet als erfgoed zijn beschermd) en maatwerk bij het inpassen van nieuwbouw in de bestaande stad.

Hetzelfde geluid vingen we op bij de raadscommissie, de wethouder en de stadsbouwmeester. Groningen wil de museumstadjes niet achterna, maar ziet de kwaliteit van de bestaande stad als vertrekpunt en referentie voor de vernieuwing. Veel gemeenten in Nederland sturen hun erfgoeddeskundigen met pensioen, laten bewoners bepalen of hun panden op de gemeentelijke monumentenlijst mogen komen of ervanaf moeten (‘vrijwillige monumenten’) en doen hun erfgoedtaken over aan de historische vereniging.

Groningen kan zich gelukkig prijzen met opnieuw een anticyclisch beleid: de breed gedragen behoefte om streng te staan voor de cultuurhistorisch rijkdom en de samenhang in de stad, vanuit het besef dat ruimtelijke kwaliteit de basis is voor gunstige vestigingsfactoren. Het is spannend te denken wat deze koerswijziging kan opleveren, varierend van Let’s Gro, buurtinitiatieven, de creativiteit op het Suikerunieterrein, tot aan de zoektocht naar andere smaken naast de sleets geworden historiserende of moderniserende vernieuwing van de bestaande stad.