In de serie 'Wie maakt Noord-Nederland?' ijverige Noorderlingen aan het woord over hun successen en ambities. Dit keer vertelt Maartje van Studio MARCHA! over haar Noord-Nederland.

Naam: Maartje ter Veen (Delft, 1977).

Functie: Zelfstandig architect bij Studio MARCHA! in Groningen.

Opleiding: Architectuur TU Delft.

Goed geslaagd in Noord-Nederland: De compacte stad Groningen en haar verbinding met het ommeland. Stedelijk leven, maar toch alles op de fiets bereikbaar en het ommelander vakantiegevoel dichtbij.

Zou graag aan de slag willen met: Marian Counihan (filosoof, wiskundige en ondernemer) om een project op te zetten over (inter)actie en diversiteit in de openbare ruimte van Groningen.

Waar heeft Maartje ter Veen Noord-Nederland gemaakt?
– IABR inzending ‘Slimme Energiestad Groningen’
– ARCHincubator Academie van Bouwkunst Groningen.
– MAAK050 & De Community Lover’s Guide Groningen + kaart
– RUIMTE in STAD
– De JA! van Groningen
– De Narratieven in samenwerking met Atelier Stadsbouwmeester en Erik Dorsman

Als architectuur politiek zou zijn

In haar kleine kantoortje in het Kasteel in Groningen zit architect Maartje ter Veen geen tel stil op haar wat versleten, anatomisch verantwoorde krukje. Ze wappert met haar handen om haar betoog kracht bij te zetten, duikt in haar boekenkastje om dat ene belangrijke boek te zoeken en grijpt haar laptop om iets te laten zien. Als architectuur politiek zou zijn, was Maartje ter Veen de optimistische en energieke fractieleider van de PveBW, de Partij voor een Betere Wereld. We moeten aan de slag om de samenleving beter te maken voor iedereen. En wel onmiddellijk. Ter Veen is alvast begonnen.

Judith Butler

‘Kijk, dit kreeg ik cadeau van een vriendin.’ Ter Veen laat een boekje zien. Het veelbesproken essay We moeten allemaal feminist zijn van Chimamanda Ngozi Adichie. ‘Een geweldig verhaal, en zó waar.’ Ngozi Adichie schrijft op een lichtvoetige manier over feminisme: mannen en vrouwen zijn verschillend, maar ze verdienen dezelfde kansen. ‘Dat bracht me terug bij mijn oude feministische boeken uit de tijd dat ik genderstudies deed aan de UvA’, zegt Ter Veen en ze pakt Genderturbulentie van Judith Butler erbij. ‘Butler beschrijft heel goed hoe we met z’n allen in een systeem zitten, hoe we steeds weer dezelfde patronen volgen. Maar juist omdat we die vaste rollen steeds opnieuw moeten bevestigen, is er ruimte voor verandering. Je kunt de wereld om je heen dus veranderen binnen het bestaande systeem. Het kost alleen veel moeite omdat je tegen de heersende normen in moet gaan.’

Maar als je nou tevreden bent met je leven volgens vaste patronen, daar is toch niks mis mee? ‘Dan geef ik je het voorbeeld van de vrouwelijke rapper Solé. Ze zegt: “mensen zeggen dat ik mannelijk ben omdat ik van vechtsport houd.” Dat is toch grappig? Blijkbaar past van vechtsport houden bij ons idee van mannelijkheid. Hier klopt dat niet, want zij is een vrouw. Onze conclusie zou ook kunnen zijn: vechtsport is ook vrouwelijk. Zo moeilijk is het dus vaste patronen te doorbreken. We moeten uit het patroon breken, om te voorkomen dat het ons belemmert te kunnen zijn wie we zijn. Dat is moeilijk, maar het kan. En daar gaat mijn werk ook over. Juist ontwerpers kunnen een rol spelen bij die systeemverandering. Zij kunnen de vraag achter de vraag onderzoeken: wat is er aan de hand en hoe kunnen we anders kijken? Ontwerpers kunnen dat verbeelden en verwoorden en uiteindelijk veranderen.’

Babette Porcelijn

‘Het heeft lang geduurd voordat ik wist dat ik niet pas in het standaardbeeld van de architect. Ik stapel geen stenen, ik bouw geen gebouwen, ik ontwerp en onderzoek en combineer die twee. Ik ben in Delft opgeleid, en daar gaat iedereen er min of meer vanuit dat je een bouwend architect wordt. De studie in Amsterdam heeft me geholpen uit de kast te komen als een onderzoekend architect. Het heeft lang geduurd voor ik daar goed vorm aan kon geven. Maar nu val ik steeds meer samen met wat ik wil zijn: architect en onderzoeker. Mijn werk speelt zich af op twee schalen. Een grote schaal: bijvoorbeeld structuren analyseren. En een kleine schaal: met mensen werken, op straat en in de buurt. De vraag is wat ik op beide schaalniveaus kan veranderen om een inclusieve en duurzame samenleving te maken.

‘Ik ben begonnen met het onderzoek  Design as Gamechanger. Hoe kan ontwerpen leiden tot die inclusieve en duurzame wereld? Geen idee waar het in uitmondt, dit onderzoek, maar ik houd er op mijn site een blog over bij. Het boek De verborgen impact van Babette Porcelijn vormt daarbij een bron van inspiratie. Het gaat over een duurzame samenleving en hoe je zelf iets kunt doen om dingen te veranderen. Ik werd getroffen door haar reden om dit boek te maken. Toen ze vernam dat de zestien grootste containerschepen even vervuilend zijn als alle auto’s in de wereld bij elkaar, realiseerde ze zich dat we eigenlijk niets weten van onze impact op het ecosysteem (de vergelijking betreft de uitstoot van zwavelzuur, red.). En toen besloot ze iets te dóen. Ik wil ook wat doen en ik vind dat we allemaal iets moeten doen. Anders kun je net zo goed meteen in je kist gaan liggen.

‘Kijk naar mijn leven. Ik noem dat een monosociaal leven. Ik zie de hele dag mensen zoals ik: zelfde opleiding, zelfde soort werk, zelfde inkomen. Zo’n groep trekt “zelfsoortige” paden door de stad of het land. De leden ontmoeten de ander niet. Ontzettend saai en niet gezond. Groningen wordt naar mijn gevoel ook steeds monosocialer, minder divers.

‘Ik verhuis binnenkort naar een nieuwe werkplek. Daar ga ik onderzoeken hoe ik daar duurzaam en gezond kantoor kan houden en hoe inclusief of divers ik kan zijn. Dan zie ik wel of ik de grenzen van het systeem tegenkom.’

Lieven de Cauter

‘Ik las een leuk artikel van Mark Minkjan over ‘AirSpace’, een term bedacht door publicist Kyle Chayka. AirSpace is de esthetische eenheidsworst die je ziet in Airbnb-appartementen, koffietentjes, werkplekken en winkels. Deze stijl verspreidt zich via social media over de hele wereld. Maar niet iedereen kan zich een koffie van drie euro in een hip tentje veroorloven of een vakantie in een duur Airbnb-appartement. Dat is voorbehouden aan een bepaalde groep mensen, hoog opgeleid en goed verdienend.

‘Filosoof Lieven de Cauter heeft hiervoor de term “capsulaire samenleving” bedacht. Daarmee bedoelt hij dat we ons uit angst voor de ander terugtrekken in een capsule, in onze auto, in onze huizen, in onze wijk. Daardoor kunnen we alleen nog door een filter naar de werkelijkheid kijken. We ontmoeten de ander niet meer.

‘Ruimte is hierin van wezenlijk belang. We hebben onze steden zo vormgegeven dat we in onze capsules kunnen blijven zitten. Als je er goed over nadenkt, hebben we veel ruimte voor de auto gereserveerd. En in al die ruimte ontmoet je niemand, want je zit in je auto. Maar ook sociale media zijn capsulair. Facebook of twitter lijken plekken waar je ook mensen van buiten je netwerk ontmoet, maar dat blijkt helemaal niet zo te zijn. Ook in deze virtuele ruimte zit je in een capsule, je hebt alleen contact met mensen uit je eigen sociale groep. Je creëert er statische identiteiten mee. Je wordt minder vloeibaar en hebt geen open vizier. Ruimte kan dus veel negatieve dingen ondersteunen, maar ik denk dat je dat als individu kunt veranderen.’

Kees Dorst

‘Met Designing for the Common Good schreef Kees Dorst een fantastisch boek over hoe ontwerpen een bijdrage kan leveren aan een betere samenleving. Dorst is professor of design innovation aan de University of Technology in Sydney. Zijn houding is dat we moeten kijken naar het positieve. Wat willen we wél? Ja, briljant in z’n eenvoud vind ik dat. Niet kijken naar wat niet kan of mag, maar dat omkeren. Ik heb het in de praktijk gebracht in de JA! van Groningen. Dat is een database van goede plaatsen in de stad. Veel bewoners hebben daar aan bijgedragen door te vertellen wat zij een goede plek vinden. Dorst inspireert omdat hij kennis heeft én deelt over hoe ontwerpen een bijdrage kan leveren aan innovatie. Dat past bij mijn eigen onderzoek Design as Gamechanger.’

Kinderen

‘Door mijn kinderen ben ik nog gedrevener geworden. Zij zijn mijn grootste bron van inspiratie. Toch vind ik het lastig dat je dat nu opschrijft. Het is zo typerend voor vrouwen om het over kinderen te hebben. Ik ben opgegroeid in een zeer feministisch gezin. Een ouderwets soort feminisme: de barbie kwam er niet in. Je moest als meisje een beetje een jongen zijn. Mijn ouders, beiden wiskundige, hadden ook liever dat ik een nog technischer studie dan bouwkunde zou kiezen. Maar ik ben juist goed in het creatieve en dat wordt over het algemeen niet als heel mannelijk gezien. Het is belangrijk voor mij om mijn kinderen te laten zien wat ik doe, hoe ik mijn leven leef, niet wat ik roep, maar wat ik doe. Het is voor mij ook veel lastiger geworden om stom werk te doen nu ik kinderen heb. Want dan zou ik die tijd veel liever besteden om bij hen te zijn. Dus ook dat is voor mij een drijfveer om te doen wat ik echt graag wil. Schrijf toch maar op.’