Ruim tien jaar geleden verscheen de eerste aflevering van Los Dorp in Noorderbreedte. Jongeren vertelden over het dorp waar ze opgroeiden en wat ze van de toekomst verwachtten. In Terug naar Los Dorp kijken we hoe is hun is vergaan. Deze keer Sjoukje Heidstra.

Op hun paasbest gekleed dansen Groningers op straat, vlak bij de rustige zijstraat met uitzicht  op Der Aa-kerk waar Sjoukje Heidstra (30) woont. Daar komt zij zelf aan, fiets in de hand: nauwelijks herkenbaar. Toen in 2003 was ze wat skinny, maar hier staat een heel andere vrouw. 

‘Ik kom net van het Stadpark af. Léuk was het daar, joh! Natuurlijk heb ik vrij, het is Bommen Berend, toch! 

Twaalf jaar geleden reisde ik iedere dag naar Groningen vanuit Twijzel in Friesland. Maar inmiddels woon ik al drie jaar hier en voel me een echte Groninger. Ik zat hier al op kamers toen ik hbo-v ging doen. Flexibel moet je dan zijn. Elk halfjaar zat ik in een ander ziekenhuis. 

Het Brandwondencentrum in het Groningse Martini sprong er voor mij uit. Indrukwekkend, daar had ik zo willen werken. Maar het meest heb ik geleerd tijdens mijn halfjaar in Deinze, een katholiek streekziekenhuis in België vlak bij Gent. Hoe anders? Hiërarchisch op de eerste plaats. Alleen de hoofdzuster sprak daar met de arts. Dat is hier onbestaanbaar. Ik houd wel van scherpe cultuurverschillen. Dan kom je erachter dat het ook anders kan. Door de directheid die wij Nederlanders gewend zijn, jagen we mensen onnodig de boom in. 

Ik wist al tijdens mijn bachelor dat ik meer wilde dan verpleegkunde. Ik heb mij onmiddellijk na het halen van mijn bachelor ingeschreven voor de master gezondheidswetenschappen in Rotterdam. Tijdens mijn vorige studies was ik tegen bepaalde zaken aangelopen. Is de zorg wel efficiënt? Dat wil zeggen zó, dat de patiënt er ook de vruchten van plukt? Soms gaat het om heel alledaagse dingen. Waarom begint de arts bij het visite lopen altijd op kamer een, terwijl op kamer zeven een patiënt vol spanning wacht of hij naar huis mag of niet? Daarom heb ik zorgmanagement gedaan. De contacturen waren in  één dag samengeperst. Dus vroeg opstaan, of ik nou avonddienst had gehad of niet. De eerste trein richting Rotterdam. En ’s avonds pas om tien uur weer terug. 

De rest van de week  werkte ik in het Martini. Iets te veel van het goede, dus ik ben naar Rotterdam verhuisd om voor de rest van mijn masterstudie dicht bij de universiteit te wonen. Een totaal andere wereld . Hier woonde ik op een spotgoedkope kamer vlak bij het Noorderplantsoen. Maar in Rotterdam woonde ik in het ruigste deel van de stad. Toch ben ik daar eerst gebleven. Mijn vriendinnen maakten me  attent op een vacature voor donatiefunctionaris in het Ikazia Ziekenhuis: trainingen geven om donatieprocedures tot een goed einde te brengen; verpleegkundigen een extra focus op de begeleiding van nabestaanden aanleren. En hoe herken je een potentiële donor als arts? 

Na twee jaar Rotterdam wilde ik terug. Zo’n miljoenenstad met 167 culturen bleek een stap te ver en mijn liefde woonde in Groningen. Dus nam ik een baan als beleidsmedewerker zorginkoop bij een Friese zorgverzekeraar en treinde naar Leeuwarden. Daar ontdekte ik dat in Friesland GGZ-cliënten relatief weinig therapie krijgen maar wel ladingen antidepressiva slikken. 

Daar wonen wilde ik niet. In een  dorp plaatsen mensen je snel in een bepaald hokje en dat benauwt me. Hier ben ik vrij, honderd procent happy. Ook omdat ik sinds een jaar interessant ander werk heb gevonden. In het Martini Ziekenhuis. Ik kan alleen maar zeggen:  Groningen is tussen Twijzel en Rotterdam precies het juiste maatje voor mij…