Pieter Winsemius over 25 jaar EHS

Vorig jaar zijn er 63 otters dood gereden in Nederland. ‘Dat is toch een groot succes.’ Het klinkt misschien cynisch, maar zo is het helemaal niet bedoeld. Pieter Winsemius (1942) gebruikt het voorbeeld om duidelijk te maken dat de Ecologische Hoofdstructuur werkt. De eilandjes waarop Nederland zijn natuur koestert, zijn onderling verbonden door het groene netwerk waartoe het kabinet-Lubbers in 1990 besloot. Winsemius was van een vroeg moment betrokken bij de EHS, het netwerk van wegen dat dieren gelegenheid geeft van het ene naar het andere natuurgebied te komen. Dat beleid heeft succes, constateert hij, er zijn lichtpuntjes. We hebben weer ooievaars, bevers en otters. ‘Maar kijk uit, niet alles is terug. Zo is het met de vlinders nog knudde met een rietje.’

We zitten in het bezoekerscentrum van Natuurmonumenten aan het Naardermeer. Er is een vergaderruimte, een winkel waar je hebbedingetjes en ecoproducten kunt kopen, en een licht en modern café. De grote ramen bieden een mooi uitzicht over het gebied. ‘Kijk nou toch, wat schitterend’, wijst Winsemius als hij twee zwanen het luchtruim ziet kiezen. 

Als VVD-minister van VROM van 1982 en 1986 zette hij belangrijke stappen om de milieuvervuiling door verkeer, industrie en landbouw te beperken. ‘Vreselijk amusant dat het hele milieubeleid in Nederland door VVD ‘ers is neergezet.’ Daarna werd hij voorzitter van Natuurmonumenten (1988-1999). ‘Bij Natuurmonumenten liepen we voorop. We werkten daar met prima mensen en we hadden ook een sterk bestuur. Ik leerde daar over het belang van verbindingen tussen natuurgebieden, zodat dieren in hun voortplanting genoeg fris bloed krijgen. Natuur moet bewegen, anders gaat het mis. Een afgesloten gebied is een dood gebied. Kijk maar naar een sloot met stilstaand water. Die gaat stinken.’ 

De oud-minster heeft nauwelijks tijd voor zijn koffie. Drie kwartier heeft hij voor ons, zegt hij tussen twee zinnen door, en dan moet hij naar zijn volgende afspraak. De geplande wandeling rond het meer zit er niet in, de laarzen kunnen in de kofferbak blijven. Bovendien rént hij liever rond het Naardermeer; hij trainde er vroeger voor de marathon. Is daar op zo’n trainingsrondje trouwens bijna op een ringslang gaan staan. Nooit zie je die dieren, zegt hij, sta je er plotseling bijna op. 

Bij Natuurmonumenten werd het ‘wilde plan’ geboren om het geïsoleerde natuurgebied Naardermeer te verbinden met de Ankeveenseplassen, de Loosdrechtseplassen en zo verder. Dat leek toen een illusie, maar ‘we begonnen gewoon met landbouwgrond aankopen om het Naardermeer heen’. Het Naardermeer is het kroonjuweel van Natuurmonumenten. Aangekocht in 1905 door Jac. P. Thijsse, die de middelen ervoor via zijn regentennetwerk bij elkaar bracht. ‘Eigenlijk is het een idioot gebied: het ligt in een mislukte polder waarin de gemeente Amsterdam vuil wilde storten – als een bloempot in een polder. Overal wegen en huizen eromheen, een treinrails dwars erdoorheen, als je de dijk doorprikt, loopt het meer leeg.’ De geïsoleerde bloempot staat nu op een vensterbank vol bloemen. Niet alleen is er een verbinding aangelegd met de Ankeveenseplassen, dieren kunnen ook lopen naar het Randmeer. De provinciale weg Bussum-Weesp staat nu op poten; de dieren kunnen er onderdoor. Er liggen stenen die kleine dieren beschutting bieden. 

Een soort muizensnelweg? ‘Ja, zo kun je het zien.’

De EHS heeft een netwerk van ecoducten en andere infrastructurele voorzieningen gebracht ter wille van het dierenleven, ‘want het ging ons er echt om verbindingen voor dieren te maken’. De A28 heeft een paar grote viaducten, de Meerweg bij Haren wordt geherstructureerd terwille van dierenpassages en zo zijn er veel meer voorbeelden. In de flow van het eerste succes kwam een plan om nieuwe natuurgebieden aan te leggen rond om de stad. En ook bij waterbeheer kwamen er plannen om nieuwe natuur aan te leggen. Winsemius spreekt over ‘natuurbouw’. ‘Natuur herstelt zich in natte gebieden in no time, dat gaat echt ontzettend snel.’ 

Hij praat ontspannen en herinnert zich het plezier dat hij had bij Natuurmonumenten. Hij spreekt erover in termen als ‘vermakelijk’ en ‘grappig’. ‘Over natuurontwikkeling zijn leuke mopjes. Weet u wie de grootste natuurontwikkelaars van het land zijn?’ Dit is een van de weinige momenten waarop hij wacht op de inbreng van de interviewers. Als die uitblijft, geeft hij de pointe: ‘Wegenbouwers, want die maken van een natuurgebied twee natuurgebieden.’ Ha ha ha

Hij is optimistisch over wat er bereikt is in 25 jaar. Niet iedereen is dat met hem eens. De ‘puristen’ onder de natuurbeschermers streven misschien een veel groter areaal natuur na – en zien het liefst dat de terreinen grotendeels onbekommerd gelaten worden. Winsemius is niet van die lichting. ‘Het grootste deel van de Nederlandse natuur is cultuurland. En ik moet erkennen dat ik koeien op groen gras ook erg mooi vind. We moeten ons realiseren dat de mens overal ingrijpt in ons land. En dat is nodig ook om de kwaliteit van de natuur overeind te houden.’

Wat drijft deze man, een ras VVD’er, gericht op de economie, om natuur en milieu zo te koesteren?

‘De natuur heeft mij altijd geboeid. Als student – ik studeerde natuurkunde in Leiden – had ik twee vogels, vier aquaria met salamanders en een waterschildpad op mijn kamer. Dat was een volle boel. Ik herinner me dat ik een keer om drie uur ’s nachts thuiskwam uit de societeit en zag dat de salamandereitjes uitkwamen. Zo bijzonder; ik bleef ervoor op.’

Natuur heeft een waarde van zichzelf, vindt hij. ‘Dat soorten verdwijnen, is normaal. Maar als het te snel gaat, moet je ingrijpen.’ Door gebieden aan te kopen, het waterpeil te beïnvloeden en verbindingen te maken zoals ecoducten. Je kunt erover twisten of elke aan dierenoversteekplaatsen besteede euro goed is besteed – zoals je van mening kunt verschillen over de vraag hoever je moet gaan in het helpen van soorten. Winsemius is van de vrije richting – van hem mogen natuurbeschermers best wat met soorten ‘knoeien’ om ze verder te helpen. Een paar zaadjes uit je zak laten vallen op een andere plek. ‘Van hardcore beschermers mag dat niet. Maar er waren ook creatieve beheerders. Die reden met de trekker door het ene terrein en zonder de banden schoon te maken gingen ze door het andere veld, zodat de zaadjes toch per ongeluk meekwamen. Dat was vermakelijk!’

Natuur verdient het ook gekoesterd te worden vanwege haar waarde voor de mensen. ‘Je wilt er ook van genieten. Gelukkig doen veel mensen dat ook door in de natuur te gaan wandelen, of wonen. Een belangrijke reden om de kwaliteit van natuur te beïnvloeden is te zorgen dat dat mogelijk is.’

In zijn tijd bij Natuurmonumenten stonden natuur en landbouw tegenover elkaar. Als Ajax en Feyenoord. ‘Daar heeft niemand wat aan.’ Boeren moet hun geld verdienen op het land, daar moet je respect voor hebben. Natuurlijk worden ze meegezogen in de productiedwang van de markt: maar een goeie boer kan prima werken vanuit respect voor natuur en landschap. Dus zonder of nagenoeg zonder chemische middelen. ‘Daar moeten we niet te negatief over doen.’

Op een maisveld kunnen boeren veel mest kwijt: ‘Een bloemenrand eromheen en je ziet het nauwelijks; dat is nog leuk ook.’ Agrarisch natuurbeheer mag wat hem betreft. ‘Je mag boeren best vragen om later te maaien om weidevogels te helpen, maar als dat dan productie kost, dan willen de boeren daar wat voor hebben – een heitje voor een karweitje, zoiets. Logisch toch?’ Zijn toon verhardt even als hij zegt: ‘Maar je kunt nooit verdienen aan natuur. Bleker was de laatste dinosaurier die dat geloofde.’ Aan CDA-staatssecretaris Bleker wil hij nauwelijks een woord vuil maken. In 2011 zette die de aanleg van de EHS stil met een populistisch verhaal. Bleker beloofde geld voor natuurdoelen weg te halen bij natuurorganisaties en door te sluizen naar boeren. ‘Spijtige dagen.’ Dat verhaal hield niet lang stand. Inmiddels heeft PvdA-minister Sharon Dijksma de EHS weer in de benen geholpen als Nationaal Natuur Netwerk. 

Zonder boeren lukt het niet in Nederland. Winsemius is ook niet beducht voor grote boeren. Als de markt naar schaalvergroting duwt – het zij zo. Al denkt hij dat het melkquotum afschaffen voor Nederland slecht zal uitpakken: ‘Een fiasco, we kunnen het hier toch niet opnemen tegen grootschaliger en goedkopere gebieden elders in Europa.’ Maar boeren zouden zich moeten inhouden met het gebruik van chemische middelen. ‘Goeie boeren willen dat zelf ook. We hebben hun destijds een deal aangeboden: jullie zorgen dat tien tot vijftien procent van de productie onder het agro-milieukeur valt, en dan maken de gezamenlijke natuurorganisaties reclame voor jullie producten bij al hun leden. Samen waren dat drie miljoen leden, dan heb je het ergens over.’ Maar de boeren hapten niet toe. Ze zaten te veel opgesloten in de Ajax-Feijenoordcontroverse. Doodzonde vindt hij dat. Hij zou graag wat meer visie zien bij de boerenleiders. En ook bij overheden. Het is jammer dat er weinig regie is en kaalslag door schaalvergroting het landschap nu verknoeit in het zicht van de verdwijnende melkquota. ‘Straks gaat de prijs als een raket op en neer – daar kun je op wachten – en dan gaat het natuurlijk mislopen hier of daar.’ 

De natuurorganisaties ontkomen evenmin aan een kritische opmerking: ‘Natuur kost altijd geld. Veel mensen hebben een romantisch beeld bij natuur: ongemoeid gelaten gebieden. Dat is in ons land onzin.’ Natuurzorg kost geld en de samenleving zal dat ervoor uit moeten trekken. De natuurorganisaties hebben dat slecht gezien. Ze hebben zich laten verleiden tot onderlinge concurrentie. ‘Zo stom, je moet de natuur promoten. Daar zit de magie, die kun je uitbuiten. Wat kan het mij nou schelen van welke organisatie een natuurterrein is? Ik wil de vliegenzwam zien, en dat jongetje dat zijn kop buigt om te zien of er een deurtje onder de hoed zit. Hun communicatieafdelingen vinden dat de organisaties zichzelf moeten profileren. Dat is begonnen toen ze allemaal een eigen boekje zijn gaan maken met hun natuurgebieden. Wat een gemiste kans, doodzonde.’