Is een uitgeprocedeerde asielzoeker een illegaal of iemand die recht heeft op ‘bed, bad en brood’? En moeten we vluchtelingen altijd een veilige haven bieden of zijn er grenzen aan onze gastvrijheid? Daarover discussiëren Arnold Helmantel van Tûmba, het Friese centrum voor wereldburgerschap en gelijke behandeling, en Janny Vlietstra, burgemeester van (asiel)gemeente Haren.

Met een brede glimlach komt hij aangestapt. Tussen de grote plassen die de barakken op het asielzoekerscentrum in Onnen omringen, worden handen geschud. Zijn naam is Zakarie en hij komt uit Syrië, vertelt de man in gebroken Engels. 

Of hij wat mag vragen, zegt Zakarie als hij hoort dat een van de bezoekers de burgemeester is. Dan ziet hij een medebewoner, die het Engels beter machtig is. Hij wenkt. Ook deze man blijkt Zakarie te heten. De twee vluchtelingen willen hun familie die is achtergebleven in Damascus zo snel mogelijk naar Nederland laten komen. Maar de procedures in het azc in Onnen gaan zo langzaam, dat ze er behoorlijk wanhopig van worden, verzuchten de mannen.

Procedures, wetten en regels. Ze zijn bedoeld om de wijze waarop wij samenleven in goede banen te leiden, en in het geval van asielzoekers, om recht te doen aan onze medemenselijkheid. Maar slaagt dit wel altijd?

‘Procedures en regels boeien me totaal niet’, zegt Arnold Helmantel onomwonden, als hij voorafgaand aan het bezoek aan het azc in het gemeentehuis van Haren in gesprek is met burgemeester Janny Vlietstra. ‘Nederland wil er wel zijn voor “echte” vluchtelingen, maar anderen moeten weg. Daarvoor is de term “illegalen” uitgevonden. Die hebben dan geen recht op opvang of bescherming. Ik vind het bijna kafkaiaans wat er in Nederland gebeurt. Het zijn gewoon mensen, maar op zo’n manier ontmenselijken we hen. Wij mangelen asielzoekers met wat wij hebben bedacht om het allemaal goed te regelen.’

Hij wijst op het oordeel onlangs van de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep. Die bevestigde de uitspraak van het Europees Comité van Sociale Rechten dat Nederland iedereen binnen zijn landsgrenzen ‘bed, bad en brood’ moet bieden. Ook afgewezen asielzoekers.

‘Het is een uitspraak over Amsterdam die alle centrumgemeenten betreft’, zegt burgemeester Vlietstra, terwijl ze het oordeel op haar iPad bestudeert. ‘Ook de gemeente Groningen valt daaronder.’ Ze wijst erop dat staatssecretaris Fred Teeven van Justitie heeft laten weten dat hij de uitspraak niet zal uitvoeren. Hij gaat ertegen in hoger beroep, maakte de staatssecretaris recent bekend. Tot die tijd geldt dat uitgeprocedeerden zo snel mogelijk het land uit moeten. ‘Ik wil hierover om tafel met Groningen’, zegt Vlietstra. ‘Hier in Haren bieden wij in ieder geval wel noodopvang aan mensen die om wat voor reden dan ook niet terug kunnen naar hun land van herkomst. Ze krijgen bijvoorbeeld leefgeld en onderdak. Daar staat tegenover dat mensen die wel terug kunnen, zodanig begeleid moeten worden dat ze ook daadwerkelijk teruggaan.’ 

Als gemeente en als burgemeester heb je nu eenmaal de wet uit te voeren, stelt Vlietstra. Tegelijkertijd bestaat er een zorgplicht voor mensen die geen onderdak hebben. Dat wringt soms. ‘Door noodopvang te bieden, zoek je de grenzen van de wet op.’ Eigenlijk is het rijk daarvoor verantwoordelijk, meent ze. ‘Teeven wil niet dat je aan noodopvang doet, maar die mensen zijn niet op het Binnenhof, maar hier. Die kun je niet op straat laten staan, die bied je onderdak en geef je een budget.’

Tot een bepaald moment, verduidelijkt de burgemeester. ‘Ik had een jongeman hier in de gemeente die lang mocht blijven om medische redenen. Maar hij is nu gezond verklaard en kan daarom terug naar zijn land van herkomst.’ 

Helmantel reageert direct. ‘Ook als burger moet je de wet uitvoeren. Ik heb zelf vier jaar lang een AMA in huis gehad, een Alleenstaande Minderjarige Asielzoeker. Dat klinkt mooi, maar ik zag hem gewoon als een pleegkind. Hij is als een zoon voor me geworden. Toen hij drie of vier was is hij in Angola zijn ouders verloren en op zijn dertiende of veertiende is hij naar Nederland gekomen. Hij is hier nu legaal. Maar anderen, die net buiten de regels vallen?’

Helmantel vertelt hoe hij jaren geleden als jongerenwerker in Gorredijk in contact kwam met twee neven uit Sierra Leone. ‘Die hadden minder geluk. De IND (Immigratie- en Naturalisatiedienst) zei: jullie zijn leugenaars. Die twee jongens kwamen uit de binnenlanden van Sierra Leone en wisten niet eens hoe oud ze waren. Ze zijn hier naar school gegaan. In 2001 moesten ze door een nieuwe regeling op hun achttiende opeens terug. Volgens het IND logen die jongens over waar ze vandaan kwamen, terwijl dat helemaal niet zo was. Dergelijke fouten zijn mij een doorn in het oog.’

Helmantel wilde in eerste instantie naar Sierra Leone gaan om het verhaal van de neven te checken, maar vroeg uiteindelijk een journalist in het West-Afrikaanse land om het uit te zoeken. ‘Een plaatselijke chief herinnerde zich de jongens en bevestigde hun verhaal van A tot Z. Maar de IND ontkende alles. De neven zijn uiteindelijk uitgeweken naar België, maar zo’n verhaal snijdt me door de ziel. Die jongens zijn in het systeem terechtgekomen.’

Vlietstra knikt. ‘Ik heb het in mijn bestuurlijke loopbaan een aantal keren meegemaakt dat de IND stelde dat iemand terug kon terwijl dat naar mijn eigen oordeel niet het geval was. Ik voel zo’n dilemma in mij als persoon, ervaar het spanningsveld.’ 

Ze wijst op de speld die prijkt op de borst van haar gespreksgenoot. ‘Ik zie dat je het gebroken geweertje draagt van de antifascismebeweging. Wat ik privé vind en doe, lijkt misschien erg op wat jij doet. Mijn echtgenoot was bijvoorbeeld lang leraar bij de Internationale Schakelklas in Leeuwarden. Maar zoals gezegd: als burgemeester heb ik mij aan de regels te houden. Als ik dat niet zou willen, had ik een ander vak moeten kiezen. Binnen mijn functie probeer ik zoveel mogelijk wat ik versta onder medemenselijkheid vorm te geven, bijvoorbeeld door noodopvang te bieden en de staatssecretaris persoonlijk te vragen in schrijnende situaties zijn discretionaire bevoegdheid te gebruiken. Zoals bij het kinderpardon. En je kunt het ook omkeren: wees blij dat zoveel burgemeesters zich sterk maken voor het kinderpardon.’

Helmantel is niet geheel overtuigd. Hij wijst op twee begrippen die de Indiase econoom en filosoof Amartya Sen gebruikt: ‘niti’ en ‘nyaya’, die allebei rechtvaardigheid betekenen. Niti staat daarbij voor de instellingen die noodzakelijk zijn voor rechtvaardig bestuur, nyaya voor echt ervaren rechtvaardigheid. ‘Het gevaar is dat niti de overhand krijgt en nyaya daardoor verdwijnt, dat regels en instellingen belangrijker worden dan medemenselijkheid. Dat die geïnstitutionaliseerde rechtvaardigheid een fuik wordt waarin je terechtkomt.’ 

Een andere kwestie waarin medemenselijkheid het onderspit dreigt te delven, is de vraag waar asielzoekers moeten worden ondergebracht. Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) is naarstig op zoek naar locaties voor de enorme stroom aan vluchtelingen uit onder andere Syrië. Maar in Oranje en Rijs stuitte de komst van vluchtelingen op veel verzet.

Helmantel: ‘Toen ik het nieuws over Oranje las, dacht ik: Dat is toch te gek voor woorden.’ De bevolking daar is tien keer zo klein als het aantal asielzoekers! Dat is ook zo in het verhaal van Rijs.’ Helmantel toog naar een door verontruste inwoners belegde bijeenkomst in Rijs. Volgens het COA konden er in het dorpje zo’n 450 vluchtelingen worden gehuisvest in de voormalige zorginstelling Mooi-Gaasterland. ‘Ik kreeg daar geen goed gevoel over. De eigenaar van het complex had dollartekens in de ogen, en er was een kwade ondernemer die een ophitsende brief had geschreven. Het ging op een manier die niet fris was.’

‘En waar was het gemeentebestuur?’, vraagt Vlietstra. ‘Dat hulde zich in stilzwijgen. Nu het niet doorgaat, legt de projectontwikkelaar een claim neer bij de gemeente. Dat laat precies zien waar het om ging: geld.’

Er zijn voorbeelden van gemeenten waar de opvang van vluchtelingen wellicht beter aangepakt had kunnen worden, zegt Vlietstra. ‘Wat je ervan kunt leren is dat je als gemeente de regie naar je toe moet trekken en de bevolking erbij betrekt.’

Ook Haren kreeg van het COA de vraag: ‘Gemeente, wij hebben bij u een locatie, wilt u meewerken?’, vertelt de burgemeester. ‘Dat kwam onverwacht. De eigenaar van een recreatieterrein in Onnen had zijn chalets aan het COA aangeboden. Wij hebben toen als college gezegd: we hebben een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Zeker als je ziet wat er in Syrië gebeurt, dat zijn verschrikkelijke taferelen. We wilden dus meewerken, maar wel alleen als we de bevolking erin konden meenemen. Je kunt niet zomaar een groep mensen ergens onderbrengen en dan zeggen: dat is geregeld. Je moet ervoor zorgen dat die vluchtelingen welkom zijn. We hebben daarom een brief aan de burgers gestuurd en een informatiebijeenkomst gehouden.’ 

Het kordate optreden van de gemeente resulteerde in een aantal afspraken met het COA. Zo worden er vooral gezinnen in Onnen opgevangen. ‘Dat is minder bedreigend. Onnen is een klein en rustig dorp, net als Rijs.’  

Toen kort daarna de vraag kwam of de PrePOL (Proces Opvang Locatie) kon worden omgevormd tot een volwaardig azc, leverde dat weinig problemen op. ‘Er waren in Onnen nauwelijks bezwaren. Mensen blijven langer in een azc, dat geeft meer rust. Vanuit het dorp zijn er ook veel initiatieven’, vertelt Vlietstra. Zo kunnen de asielzoekers meedoen met het plaatselijke voetbalelftal en is de dorpsschool weer geopend. ‘Ik ben trots op de inwoners van Onnen’, zegt de burgemeester.

‘Op zo’n manier komen niti en nyaya samen’, reageert Helmantel. Toch blijft hij het wrang vinden: de ene groep die wel welkom is in Nederland terwijl een andere groep niet wordt erkend als vluchteling en zo snel mogelijk het land uit moet. ‘Ik kan dat niet zien als twee verschillende groepen. Van het ene moment op het andere kun je in het systeem terecht komen, en daarna ineens uitgeprocedeerd zijn.’ 

‘Jij wekt zo de suggestie dat iedere asielzoeker hier maar moet kunnen blijven. Hoe zie je dat dan?’, vraagt Vlietstra. Helmantel neemt even de tijd voordat hij antwoordt. ‘Waarom zouden we er niet veel creatiever mee om kunnen gaan. Er zijn zoveel hulporganisaties actief in de landen waar vluchtelingen oorspronkelijk vandaan komen. Kan Warchild daar uitgeprocedeerden geen stageplek aanbieden? Of laat vluchtelingen er een weeshuis opzetten. Dan krijgen ze misschien het besef: het was hier vreselijk, maar misschien kan ik een bijdrage leveren aan de opbouw van het land. Ik snap werkelijk niet waarom het beleid niet veel humaner en creatiever kan. Hoe moeilijk is dat nou?’  

Hij kijkt zich gespreksgenoot aan. ‘Wat vind jij daar nou van?’ De burgemeester glimlacht maar zwijgt. Helmantel lacht. ‘Volgens mij zie ik een glinstering in je ogen. Ja ik zie het, echt hoor!’ 

In het azc probeert Vlietstra even later in haar beste Engels de Syrische vluchtelingen duidelijk te maken dat zij als burgemeester hun families niet naar Nederland kan halen. ‘I’m sorry’, zegt ze. Zakarie en Zakarie kijken niet teleurgesteld. Glimlachend worden ter afscheid wederom handen geschud. Het geeft niets, zegt de eerste Zakarie. ‘Het is al mooi dat jullie naar ons wilden luisteren.’ 
Arnold Helmantel werkt bij Tûmba, het centrum voor wereldburgerschap en gelijke behandeling in Friesland. Hij geeft onder andere voorlichting op scholen. Helmantel was ook actief bij het Vluchtelingenkordon Fryslân, dat was betrokken bij de opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers in Witmarsum.


Janny Vlietstra is waarnemend burgemeester van de gemeente Haren. Namens de PvdA is ze lid van de Eerste Kamer. Haren maakt deel uit van het Landelijk Overleg Gemeentebesturen inzake Opvang- en terugkeerbeleid, dat zich sterk maakt voor noodopvang van uitgeprocedeerde vluchtelingen.